• No results found

2. Theorie

2.2. Theoretisch kader

De concepten uit de literatuurstudie worden hieronder verder gespecificeerd naar de casus van afvalverwerking en de beleidsfactoren voor overheden hierbij.

2.2.1. Beleidsfactoren van motivatie

Waar de wil tot coproductie bij burgers een belangrijke factor blijkt voor het motiveren van burgers tot een coproductieproces, worden in de literatuur verschillende concepten hierbij beschreven. Op basis van de literatuur worden hieronder verschillende beleidsfactoren opgesteld. Deze beleidsfactoren kunnen door overheden worden gebruikt om burgers te motiveren om te participeren in een coproductieproces.

1. Gemak voor burgers

Een eerste manier om burgers te motiveren om te participeren in een coproductieproces is door het gemak tot toetreding hiertoe voor burgers te vergroten. Van Eijk (2017) benadrukt het belang van het gemak voor burgers bij de overweging om te participeren in een

coproductieproces. Overheden kunnen dit gemak vergroten door coproductiebeleid te laten aansluiten op de wensen van de samenleving over bijvoorbeeld de methode van

afvalinzameling en de frequentie van inzameling. Het doel hierbij is om drempels voor de samenleving te verkleinen of weg te nemen, waar participatie in het coproductieproces makkelijk toegankelijk moet zijn voor iedereen (Voorberg et al., 2015; Loeffler & Bovaird, 2016).

Zo kan een individu meer geneigd zijn om bij te dragen in het recyclingproces wanneer dit weinig tot geen moeite kost. Voorbeelden hiervan zijn de nabijheid van afvalcontainers of de frequentie waarmee deze geleegd worden. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Waar het verhogen van het gemak voor burgers om te participeren wordt vergroot, zal

waarschijnlijk de wil tot participatie bij burgers ook omhoog gaan (Van Eijk, 2017; Voorberg et al., 2015). Het gemak voor burgers is daarom een van de beleidsfactoren voor overheden om in te spelen op de motivatie bij burgers. Overheden spelen hierbij een faciliterende rol, waar zij reagerend moeten handelen op de wensen van de samenleving.

2. Communicatie

Waar de communicatie een belangrijke factor is binnen coproductie, kan deze opgesplitst worden in twee onderdelen. Allereerst is de communicatie van belang bij het realiseren van coproductiebeleid. Burgers zouden volgens Voorberg et al. (2015) en Bout (2011) meer gemotiveerd zijn om te participeren in een coproductieproces wanneer zij betrokken zijn bij de invulling van dit proces. Zo zou dit het vertrouwen van de burgers in het proces moeten vergroten, wanneer overheden meteen duidelijk maken dat de input van burgers effectief

Hypothese 1:

Een groot gemak voor burgers om bij te dragen aan het coproductieproces leidt tot een hogere mate van motivatie bij burgers om te participeren.

wordt gebruikt. Ariely (2013) benadrukt ook het belang van dit vertrouwen van burgers in het proces.

Communicatie tijdens de totstandkoming van beleid kan dus leiden tot meer motivatie bij burgers om dit beleid uit te voeren.

Ten tweede speelt communicatie een belangrijke rol bij de totstandkoming van de relatie tussen overheid en burger. Zo kan regelmatige en gestructureerde informatie het vertrouwen in de overheid bij burgers doen laten toenemen, waardoor deze meer gemotiveerd zijn om te assisteren in het coproductieproces (Brandsen et al., 2018). Schalk (2011) benadrukt hierbij de reikwijdte en de consistentie van de communicatie vanuit overheden. Zo is het van belang dat zo veel mogelijk burgers bereikt worden en dat communicatie vanuit de burgers ook daadwerkelijk serieus wordt meegenomen in het proces. Ook Nabatchi et al. (2017)

onderschrijven het belang van een goede communicatie vanuit overheden richting burgers, waar burgers wellicht meer welwillend zijn in hun bijdrage wanneer zij zich kunnen relateren met de desbetreffende overheid.

De vorm van communicatie in dit onderzoek wordt beperkt tot frequentie en kwaliteit.

Daarnaast zal de kwaliteit van de communicatie subjectief worden gemeten door respondenten te vragen om hun waardering van de kwaliteit van de communicatie.

3. Training

Een derde factor welke de motivatie bij burgers in een coproductieproces kan vergroten is het trainen van burgers zodat ze effectief bij kunnen dragen aan het coproductieproces. Het trainen van burgers om de coproductie efficiënt uit te voeren kan niet alleen een positieve bijdrage hebben op de uitvoering zelf, maar ook op de omvang van de uitvoering (Voorberg et al., 2015). Loeffler & Bovaird (2016) benadrukken hierbij dat wanneer burgers kennis hebben over het coproductieproces, dat hun motivatie om aan een proces te participeren ook omhoog gaat. Wanneer burgers begrijpen waarom het coproductieproces belangrijk is en hoe ze bij kunnen dragen, dan kan dit een positieve invloed hebben op de bereidheid om ook bij te dragen in het coproductieproces. Waar Van Eijk (2017) benadrukt dat het vertrouwen van burgers in zichzelf en in de overheid een determinerende rol speelt bij de afweging tot participatie, kan training het dit vertrouwen vergroten.

De bovenstaande hypothese wordt afgeleid uit de beweging in de literatuur die stelt dat training van burgers het vertrouwen en de wil bij burgers kan vergroten. Gezien de vragenlijst van dit onderzoek enkel onder burgers verspreidt wordt, zal ook enkel het effect van training

Hypothese 2a:

Communiceren met grote frequentie leidt tot hogere motivatie bij burgers om afval te scheiden.

Hypothese 2b:

Het zorgen voor inhoudelijke kwaliteit in communicatie leidt tot hogere motivatie bij burgers.

Hypothese 3:

Het trainen van burgers leidt tot een hogere motivatie bij burgers om te participeren.

van burgers worden meegenomen. De rol van de overheid zal in dit onderzoek worden beperkt tot het geven van de trainingen. Het inspelen op trainingsmogelijkheden kan voor overheden een belangrijke manier zijn om de motivatie bij burgers te vergroten.

4. Externe stimulatie

De derde beleidsfactor waarmee kan worden ingespeeld op de motivatie bij burgers is externe stimulatie. Zo kunnen burgers wellicht overtuigd worden door middel van externe stimulatie vanuit overheden. In dit onderzoek wordt de externe stimulatie beperkt tot de monetaire beleidsmogelijkheden hebben omtrent het afvalverwerkingsproces. Een manier waarop gemeentes dit kunnen doen is door het verlenen van subsidies of kortingen op de afvalstoffenheffing aan burgers. Kosten spelen volgens Loeffler & Bovaird (2016) een belangrijke factor bij de afwegingen van burgers bij het bepalen of ze willen participeren in een coproductieproces of niet. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Op basis van de studie van Loeffler & Bovaird (2016) wordt verwacht dat een mogelijke subsidie op de afvalstoffenheffing zal leiden tot meer motivatie om te participeren in het traject.

Bovenstaande in de literatuur terugkomende factoren spelen een belangrijke rol wanneer overheden burgers willen motiveren om bij te dragen in een coproductieproces. Waar gemeentes deze factoren op verschillende manieren verwerken in hun afvalbeleid is de participatiegraad ook zeer verschillend. De vraag hoe de verschillende beleidsfactoren uiteindelijk de motivatie bij burgers beïnvloeden staat hierbij centraal in dit onderzoek.

2.2.2. Conceptueel model

In figuur 1 staat de relatie tussen de verschillende beleidsfactoren en de motivatie van burgers weergegeven in een conceptueel model. Op basis van de literatuur zijn de volgende factoren naar voren gekomen:

1. Gemak voor burgers 2. Communicatie 3. Training

4. Externe stimulatie

Voor deze beleidsfactoren wordt onderzocht hoe deze op zichzelf verhouden ten opzichte van de motivatie, maar ook hoe deze samen zich verhouden tegen de motivatie.

Hypothese 4:

Externe stimulatie vormt een belangrijk middel om motivatie bij burgers te verhogen.

Figuur 1: Conceptueel model

In het conceptueel model is te zien dat in dit onderzoek de relatie tussen de verschillende beleidsfactoren en de motivatie bij burgers centraal staat. Hierbij wordt onderzocht in welke mate de verschillende factoren invloed hebben op de motivatie bij de burgers om bij te dragen aan het coproductieproces van het scheiden van afval.