• No results found

4. Analyse

4.4. Analyse beleidsfactoren

4.4.1. Deel 1: Gemak voor burgers

Het eerste deel van de vragenlijst gaat over het gemak wat burgers ervaren bij het scheiden van afval. Allereerst wordt de beschrijvende statistiek hieromtrent besproken. Vervolgens wordt verder ingegaan op de regressie tussen het gemak voor burgers om afval te scheiden en hun motivatie tot het scheiden van afval.

4.4.1.1. Gemak voor burgers: beschrijvende statistiek

In het deel van de vragenlijst over het gemak voor burgers zijn er vier algemene vragen en drie stellingen aan de steekproef voorgelegd. Allereerst wordt de beschrijvende statistiek van de vier vragen besproken, waarna er wordt ingegaan op de drie stellingen. In tabel 14

hieronder zijn van de vier variabelen afkomstig uit de vragen de beschrijvende statistiek weergegeven.

Tabel 14: beschrijvende statistiek vragen deel 1

Variabele Antwoordopties Gemiddelde (Frequenties 1/2/3/4/5) Q1: Afstand restafval 1 = 0-150m

2 = 150-300m Q2c: Afstand gescheiden afval 1 = 0-150m

2 = 150-300m

4 = Veel gemak 5 = Zeer veel gemak

In de gemeente Nissewaard moeten burgers hun restafval standaard wegbrengen naar een lokaal afvalpunt, in plaats van dat het thuis wordt opgehaald. Om te zorgen dat burgers niet te veel moeite moeten stoppen in het wegbrengen van hun restafval, is voor REINIS van belang dat deze afstanden tot de afvalpunten voor burgers zo klein mogelijk zijn. In tabel 14 is te zien dat REINIS hier goed in slaagt, aangezien het 231 van de 324 respondenten aangeven minder dan 150 meter te hoeven lopen naar een afvalpunt voor restafval. Slechts 18 van de 324 respondenten geven hierbij aan meer 301-500 meter af te moeten leggen.

Wat betreft de inzameling van gescheiden afval (Q2b) ligt dit anders. Bij laagbouw wordt in de gemeente Nissewaard het gescheiden afval thuis opgehaald, terwijl burgers in hoogbouw dit zelf moeten wegbrengen naar een afvalpunt. Binnen de steekproef geven 244 van de 324 respondenten aan dat hun gescheiden afval thuis wordt opgehaald. Bij de variabele die de afstand tot het afvalpunt voor gescheiden afval betreft (Q2c) leidt dit tot een zeer laag gemiddelde van 1.17 aangezien deze afstand voor 244 van de 324 respondenten nul is. Dit leidt vanzelfsprekend tot een hoge correlatie van 0.568 tussen variabelen Q2b en Q2c (tabel 15).

De laatste variabele afkomstig uit de vragen betreft het huidige gemak wat burgers ervaren bij het scheiden van afval (Q3). In tabel 14 is te zien dat burgers hier gemiddeld gezien neutraal in staan. Zo geven 121 respondenten aan veel tot zeer veel gemak te ervaren bij het scheiden van afval, maar geven ook 111 respondenten aan weinig tot zeer weinig gemak te ervaren hierbij. Het gemak voor burgers betreft de tijd en moeite die burgers in het scheiden van afval moeten stoppen en wordt dus ook beïnvloed door vele factoren die reiken tot buiten dit

onderzoek. Zo is in tabel 15 te zien dat het gemak voor burgers (Q3) significant correleert met de afstand tot het afvalpunt voor restafval (Q1) en de wijze van inzameling (Q2b). Om deze reden kan het gemak wat burgers ervaren bij het scheiden van afval worden gezien als een samenvattende variabele voor niet alleen de variabelen met betrekking tot afstanden of wijze van inzameling, maar ook voor mogelijke variabelen buiten de scope van dit onderzoek.

Naast de vier vragen zijn er drie stellingen aan de steekproef voorgelegd betreffende het gemak wat burgers ervaren bij het scheiden van afval. Zo is aan burgers gevraagd aan te geven in welke mate ze het eens zijn met stellingen betreffende factoren die het gemak mogelijk zouden vergroten. De volgende stellingen zijn aan de steekproef voorgelegd:

- Q4: Als het afval vaker wordt opgehaald, zou dat het gemak tot het scheiden van afval vergroten.

- Q5: De afstand tot het afvalpunt voor gescheiden afval belemmert voor mij het scheiden van afval.

- Q6: Als het scheiden van afval meer gefaciliteerd zou worden, zou ik meer afval scheiden.

In figuur 5 hieronder is te zien in welke mate burgers in de steekproef het eens waren met deze stellingen.

Figuur 5: beschrijvende statistiek stellingen deel 1

Ten eerste is aan de steekproef gevraagd of het vaker ophalen van het afval door REINIS het gemak tot het scheiden van afval zou vergroten (Q4). In figuur 5 is te zien dat 106 van de 324 respondenten het eens zijn met de stelling dat het vaker ophalen van het afval het gemak van het scheiden zou vergroten. Voor de meeste burgers vormt de frequentie waarmee het afval wordt ingezameld dus geen obstakel voor het scheiden van afval, maar voor een aanzienlijk deel van de burgers ligt hier wel ruimte voor REINIS en de gemeente Nissewaard om op in te spelen. Zo stelde een van de respondenten als commentaar bij de vragenlijst:

“Helaas scheid ik nog maar weinig afval omdat de containers vaak vol of verstopt zitten. Sta je voor de zoveelste keer met je gescheiden afval wat je niet kwijt kan.”

(respondent, persoonlijke communicatie, 7 april 2021)

Aangezien bij Q2b bleek dat bij 244 van de 324 respondenten het gescheiden afval thuis wordt opgehaald is het ook logisch dat weinig respondenten aangeven dat de afstand tot het afvalpunt voor gescheiden afval het scheiden van afval belemmert (Q5). Van de 80

respondenten die hun gescheiden afval moeten brengen naar een afvalpunt geven echter 40 respondenten wel aan dat de afstand tot het afvalpunt een belemmering vormt bij het scheiden van afval. Ondanks dat deze groep burgers aanzienlijk kleiner is, leidt deze belemmering wel tot een lager gemak wat de burgers ervaren bij het scheiden van afval. Zo correleert Q5 significant met Q3, zoals te zien in tabel 15.

De laatste stelling in deel 1 betreft of burgers in de steekproef ook meer zouden scheiden als ze hiertoe de faciliteiten zouden krijgen (Q6). Hierbij geven 107 van de 324 respondenten aan dat ze meer afval zouden scheiden als er hiertoe meer faciliteiten zouden komen (figuur 5).

De respondenten die aangeven meer faciliteiten te willen zijn veelal ook de respondenten die aangeven dat de frequentie van afvalinzameling (Q4) of de afstand tot het afvalpunt (Q6) een

belemmering vormt bij het scheiden van afval. Zo correleert Q6 significant met Q4 en Q5, met correlaties van respectievelijk 0.526 en 0.341 (tabel 15).

Sommige variabelen correleren met andere variabelen in deel 1, waar deze veelal hetzelfde onderwerp betreffen. Al enkele van deze correlaties zijn eerder in deze paragraaf uitgelicht.

De correlaties tussen alle variabelen in deel 1 zijn weergegeven in de tabel hieronder. Hierbij zijn de significante correlaties blauw gearceerd.

Tabel 15: correlatie gemak voor burgers

Q1 Q2b Q2c Q3 Q4 Q5 Q6 Leeftijd Geslacht

Naast de eerder genoemde correlaties is het van belang om de correlaties van twee variabelen met de controlevariabele leeftijd te benoemen. Zo correleert leeftijd significant met de afstand tot het afvalpunt voor restafval (Q1) en met het ervaren gemak bij het scheiden van afval (Q3). Dit geeft aan dat naarmate de leeftijd van burgers hoger wordt, doorgaans ook de afstand tot het afvalpunt voor restafval lager is. Zo geven oudere respondenten ook meer aan een hoger gemak te ervaren bij het scheiden van afval.

4.4.1.2. Gemak voor burgers: regressie

Om te achterhalen hoe de verschillende variabelen betreffende het gemak van burgers de motivatie van burgers om afval te scheiden beïnvloedt, worden twee regressiemodellen gemaakt. Een regressiemodel met de zeven variabelen van deel 1 en een regressiemodel met de zeven variabelen plus de controlevariabelen leeftijd en geslacht. In tabel 16 is te zien in welke mate de variabelen invloed hebben op de afhankelijke variabele, namelijk de mate waarin de ondervraagde burgers gemotiveerd zijn tot het scheiden van afval. In dit onderzoek zal steeds verwezen worden naar b als gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt. Dit betekent dat b het gewicht van de betreffende variabele weergeeft onder controle van de andere variabelen. Verder worden in de tabel de significantie van de verschillende

regressiecoëfficiënten (r), de intercept en de verklaarde variantie (R2) weergeven.

Tabel 16: regressie gemak voor burgers

Q2c: Afstand gescheiden afval -0.011 0.823 -0.190 0.718

Q3: Ervaren gemak bij afvalscheiding 0.577 <0.001 0.554 <0.001

Stelling b r (a = 0,05) b r (a = 0,05)

Q4: Frequentie afval ophalen 0.078 0.129 0.065 0.207

Q5: Afstand tot afvalpunt belemmert -0.163 <0.001 -0.163 <0.001 Q6: Meer faciliteiten, meer scheiden 0.021 0.695 0.030 0.569

Controlevariabelen b r (a = 0,05)

Leeftijd 0.127 0.005

Geslacht 0.003 0.938

Intercept 1.850 1.259

R2 0.406 0.421

In de bovenstaande tabel is te zien dat van de vier vragen, er maar een is die een aanzienlijke en significante gestandaardiseerde regressiecoëfficiënt (b = 0.577, r < 0.001) heeft, namelijk het ervaren gemak van burgers bij het scheiden van afval. Eerder in dit onderzoek is

aangegeven dat het gemak voor burgers kan worden onderverdeeld in verschillende variabelen, zoals de wijze van afvalinzameling en de afstanden tot de verschillende afvalpunten. Waar deze afstanden (Q1, Q2c) en de wijze van afvalinzameling (Q2b) niet direct een significante invloed hebben op de motivatie van burgers om afval te scheiden, correleren ze wel met het ervaren gemak bij afvalscheiding. In andere woorden: het gemak wat burgers ervaren vormt voor de gemeente Nissewaard en REINIS een belangrijk

aandachtspunt om de motivatie bij burgers te vergroten, maar dit kan op verschillende

manieren. Factoren zoals de afstanden tot afvalpunten en de wijze van afvalinzameling spelen indirect een belangrijke rol bij de motivatie van burgers en moeten niet afgeschreven worden.

Wat betreft de stellingen in deel 1 is er maar een variabele die een significante invloed heeft op de motivatie van burgers om afval te scheiden, namelijk de mate waarin de afstand tot het afvalpunt het scheiden van afval voor burgers belemmert (Q5: b = -0.163, r < 0.001). Zo geven respondenten die de afstand tot het afvalpunt zien als een belemmering doorgaans aan minder gemotiveerd te zijn tot het scheiden van afval. Ondanks dat dit een kleine invloed heeft op de motivatie en slechts een klein deel van de respondenten aangeeft deze

belemmering te ondervinden, ligt hier voor de gemeente Nissewaard en REINIS wel een mogelijkheid om de motivatie bij burgers tot het scheiden van afval te vergroten.

In tabel 16 is te zien dat de controlevariabele leeftijd een significante rol speelt als het aankomt op de invloed van gemak voor burgers op de motivatie tot het scheiden van afval (b

= 0.127, r = 0.005). Voor de gemeente Nissewaard en REINIS is het een aandachtspunt dat jongere burgers doorgaans minder gemak ervaren bij het scheiden van afval en dus ook minder gemotiveerd zijn hiertoe.