• No results found

3 Motivatie en onderzoeksvragen

5.3 Strategieën om onduidelijkheden op te lossen

5.4.6 Terugschakelen naar het Nederlands

In de vorige paragrafen bespraken we wanneer en waarom de gesprekspartners overschakelen naar een andere taal. Daarbij is het ook interessant om na te gaan op welke momenten de moedertaalsprekers en gaststudenten terugschakelen van de vreemde taal naar het Nederlands. Wanneer de gaststudenten overschakelen naar het Nederlands zien we hun motivatie om de taal te leren en te interageren met de moedertaalsprekers. Moedertaalsprekers bieden de gaststudenten langs hun kant zoveel mogelijk kansen om Nederlands te spreken en te leren als ze in hun moedertaal reageren op de anderstalige uitingen. In wat volgt bespreken we eerst enkele algemene bevindingen per deelnemer. Daarna gaan we dieper in op de meest voorkomende momenten waarop de gesprekspartners terugschakelen.

5.4.6.1 Bevindingen per deelnemer Szonja

Tijdens Szonja’s eerste opname wisselen zij en de moedertaalsprekers elkaar af. Soms begint Szonja na een Engelse uiting in het Nederlands, soms haar vriendinnen. In de tweede opname stellen we een groter verschil vast. Daar zien we namelijk dat de moedertaalsprekers duidelijk meer Engels spreken dan Szonja. Szonja gaat hier nooit in mee en blijft in het Nederlands antwoorden. Om die reden zien we ook dat Szonja na een Engelse uiting vaker terugschakelt naar het Nederlands. De enkele keren dat de moedertaalsprekers terugschakelen, is wanneer ze Szonja helpen door een woord te vertalen.

Tanya

In haar beide opnames spreekt Tanya vaak Engels om woorden en constructies te vertalen die ze in het Nederlands nog niet beheerst. Ze verwerkt daarvoor geregeld haar Engelse uitingen in haar Nederlandse. Bijgevolg schakelt Tanya vaak zelf terug naar het Nederlands. De moedertaalspreker in de interactie, Iris, spreekt in beide opnames zo goed als altijd Nederlands. Om die reden schakelt zij ook het vaakst terug naar haar moedertaal nadat Tanya een Engelse uiting heeft geformuleerd. In haar interview gaf Iris ook aan dat ze niet zo goed was in Engels. Bovendien reageert ze vaak kort op de Engelse uitingen met ‘ja/nee/echt’ of vraagt ze om verduidelijking (wat, euhm).

Sarah

Sarah en Nelle schakelen allebei in beide opnames ongeveer even veel keer terug naar het Nederlands. Ze hebben vaak gesprekken van enkele beurten in het Engels, maar spreken daarna ook geregeld terug Nederlands uit zichzelf. Ze doen dit vooral wanneer ze een nieuw onderwerp introduceren. Sarah gebruikt net als Tanya ook vaak Engelse woorden en constructies in haar Nederlandse uitingen.

5.4.6.2 Zelf terugschakelen

Als eerste mogelijkheid zien we dat de spreeksters na hun eigen anderstalige uiting zelf terugschakelen naar het Nederlands. Dit doen zowel moedertaalsprekers als gaststudenten. We bespreken de bevindingen per groep.

Gaststudenten

In het eerste voorbeeld zien we hoe Sarah aan Nelle uitlegt dat een Braziliaanse vriendin niet meer op reis wil vertrekken met een andere vriend.

Sarah opname 1 (130)

1 Sarah: Met een Italiaanse vriend van haar. Maar. Ze zeg dat de Italiaanse (.) was saai and was bothering her and then she wanted to go early and then she got mad at no sense and starts yelling at her en ze zei oke, ga niet meer

Sarah begint haar uitleg in het Nederlands, schakelt op een voor haar moeilijk punt over op het Engels en sluit haar uiting af in het Nederlands. Het voorbeeld toont dat de gaststudenten ook uit zichzelf wisselen van taal. Waarschijnlijk wil Sarah de Engelse uiting beperken tot het deel dat ze te moeilijk vond om in het Nederlands uit te leggen.

Ook tijdens Szonja’s eerste opname zien we een gelijkaardig fenomeen. Szonja opname 1 (151-153)

1 Szonja: Gaan jij eten, pasta ook? 2 Vriendin 4: =Nee

3 Szonja: Me neither. Ik ook.

Szonja lijkt in haar laatste beurt even niet te weten hoe ze de formulering in het Nederlands moet zeggen. Ze antwoordt daarom eerst in het Engels maar herinnert zich daarna de Nederlandse vertaling terug. Opmerkelijk is wel dat ze in haar vertaling geen negatie gebruikt. Het voorbeeld toont opnieuw aan dat de gaststudenten zoveel mogelijk zelf Nederlands willen spreken, ook al spraken ze net Engels.

Zoals we al eerder vermeldden, schakelt ook Tanya geregeld zelf terug over naar het Nederlands. Ze combineert vaak Nederlandse en Engelse uitingen om haar beperkte woordenschatkennis op te vangen. In het volgende voorbeeld tijdens haar eerste opname vraagt haar vriendin Iris of Tanya al eens naar Londen geweest is.

Tanya opname 1 (24-27)

1 Iris: Ja. Ben jij daar al eens naartoe geweest? 2 Tanya: Ja

3 Iris: Ja?

4 Tanya: Euhm. ((gniffelt)) long, long time ago. euhm, (.) elf jaar. Vermoedelijk weet Tanya op dit moment niet hoe ze ‘lang geleden’ moet zeggen en vertaalt ze haar boodschap daarom in het Engels. Het tijdstip (elf jaar) lijkt een eenvoudigere uiting, die ze ook onmiddellijk in het Nederlands zegt. Net als Sarah en Szonja wil ook Tanya zoveel mogelijk Nederlands praten.

Moedertaalsprekers

Ook moedertaalsprekers schakelen zelf terug naar het Nederlands. Voor hen is het makkelijker om zelf terug te schakelen naar hun moedertaal. Het is alleen interessant om te zien op welke momenten ze dat doen en wat de gevolgen daarvan zijn.

In het volgende voorbeeld tijdens Szonja’s tweede opname heeft ze het met haar vriendinnen over een broodje dat er volgens hen lekker uit ziet. Szonja vraagt zich af wat er precies op ligt.

Szonja opname 2 (329-331)

1 Vriendin 3: It’s a mexicano. Hoe heet da? 2 Szonja: echt?

In dit voorbeeld spreekt de moedertaalspreekster eerst Engels, omdat ze vermoedt dat Szonja niet weet wat de frituursnack ‘mexicano’ is. Ze vraagt zich daarbij af of ze het juist vertaald heeft en vraagt in het Nederlands om hulp bij haar vriendinnen. Achteraf blijkt dit niet nodig te zijn, want Szonja weet wat een mexicano is.

In het volgende fragment schakelt ook Nelle terug naar het Nederlands. Tijdens Sarahs eerste opname eten ze pompoensoep waar enkele draadjes van de pompoen in zitten. Nelle vergelijkt de draadjes met graten van vissen.

Sarah opname 1 (572-581)

1 Nelle: Mhm. [5.0] Het is zoals (.) euhm: bij vissen. 2 Sara: Hm?

3 Nelle: Bij vissen de 4 Sarah: Bij vissen?

5 Nelle: Like de graad, the bones 6 Sarah: Mhm

7 Nelle: When it’s in your food it’s very annoying too 8 Sarah: Mhm

9 Nelle: Ambetant 10 Sarah: Ambetant

Nelle spreekt Engels om uit te leggen waarom ze vindt dat de draadjes van de pompoen en graten op elkaar lijken (beurten 5&7). Nadat Sarah het begrepen heeft, schakelt Nelle in haar volgende beurt zelf terug naar het Nederlands (beurt 9). Daarna zetten de meisjes hun gesprek ook verder in het Nederlands.

5.4.6.3 Nieuw onderwerp

In enkele gevallen schakelen de gesprekspartners ook bij een nieuw onderwerp terug van het Engels naar het Nederlands.

Gaststudenten

Tijdens Szonja’s eerste opname zien we bijvoorbeeld hoe ze na een gesprek dat in het Engels eindigde zelf terug in het Nederlands begon. Een van haar vriendinnen, Nina vertelde net dat ze zich soms ergert aan haar broer.

Szonja opname 1 (256-258)

1 Nina: Hij is ambetant. He is annoying ((lacht)). 2 Szonja: Wil jij eten?

3 Nina: Nee dank u.

Na de opmerking van haar vriendin, introduceert Szonja zelf een nieuw onderwerp (beurt 2). Daarbij is het interessant om te zien dat Szonja het Engels in de uiting van haar vriendin niet

volgt en zelf terug Nederlands wil spreken. In beide opnames zien we dat Szonja vaker gesprekken aanknoopt met de moedertaalsprekers en daarvoor ook altijd Nederlands gebruikt. In het volgende voorbeeld helpt Nelle Sarah tijdens haar eerste opname met de vertaling van de begrippen ‘verdrietig’ en ‘treurig’.

Sarah opname 1 (434-440) 1 Nelle: Treurig

2 Sarah: Is sad en verdrietig is [sadness? 3 Nelle: [sad 4 Sarah: Sad. Is all the same? 5 Nelle: Yeah

6 Sarah:: [3.0] Mag ik de kaas alstublieft? 7 Nelle: Alstublieft.

Sarah schakelt in dit voorbeeld, net als in de vorige paragraaf (§5.4.6.1), zelf terug naar het Nederlands en brengt daarbij een nieuw onderwerp aan. Door de omschakeling tonen beide gaststudenten dat ze gemotiveerd zijn om Nederlands te spreken en ze het ook kunnen. Ook Tanya is gedreven om Nederlands te spreken. Tijdens haar opname vinden we dan wel geen voorbeelden waarbij ze na een Engelstalige uiting overschakelt naar een ander onderwerp, ze stelt geregeld vragen en probeert zelf gesprekken te starten.

Moedertaalsprekers

In tegenstelling tot de gaststudenten zien we veel minder voorbeelden waarin de moedertaalsprekers na een Engelse uiting een nieuw onderwerp in het Nederlands aankaarten. Het gesprek loopt meestal zo dat moedertaalsprekers niet net na een Engelse uitspraak over iets nieuws beginnen. Met andere woorden, moedertaalsprekers introduceren meestal hun nieuwe onderwerpen na een Nederlandse uiting. Een van de voorbeelden waarin dit wel gebeurt, is het volgende fragment tijdens de eerste opname van Sarah. In het eerste deel van het gesprek hebben Sarah en Nelle het over een doktersonderzoek. Ze lopen op het moment van de interactie op straat en komen voorbij de plaats waar ze ooit hun weggelopen hond Tito teruggevonden.

Sarah opname 1 (355-360)

1 Sarah: En jij heb ook gezegd dat (.) they found liquid? 2 Nelle: Ja they don’t know why.

3 Sarah: They don’t know what is.

4 Nelle: Herinner je je dat Tito op straat was gelopen? 5 Sarah: Ja.

6 Nelle: Hij was daar (.) aan de blauwe vuilbak 7 Sarah: Oef. Hij had veel (.) geluk.

Tijdens haar eerste beurt vertaalt Sarah het deel van het uiting dat ze vermoedelijk in het Nederlands niet kent. Nelle reageert hier aanvankelijk in het Nederlands met ‘ja’, maar volgt Sarah daarna in het Engels (beurt 2). Op haar beurt reageert ook Sarah terug in het Engels (beurt 3). Wanneer Nelle de plaats ziet waar ze haar weggelopen hond had gevonden, schakelt ze over naar het Nederlands (beurt 4). Sarah volgt haar vervolgens in het Nederlands met een korte ‘ja’. Door Nelles omschakeling zetten de meisjes hun gesprek verder in het Nederlands tot wanneer er een volgende begripsmoeilijkheid optreedt. Nelle kan om verschillende redenen teruggeschakeld hebben. Ten eerste kan het zijn dat Nelle makkelijker en spontaner naar haar eigen moedertaal terugschakelt. Ten tweede is het mogelijk dat ze Sarah wil aanmoedigen om Nederlands te spreken zodat ze het kan oefenen. Ten slotte kan het ook zijn dat Nelle naar het Nederlands overschakelt, omdat ze er zich bewust van is dat de interactie opgenomen wordt.

5.4.6.4.1 Gesprekspartners volgen elkaar niet in het Engels

In sommige gesprekken zien we hoe de ene gesprekspartner in het Nederlands reageert op de Engelse uiting van de andere gesprekspartner. Met andere woorden ‘volgt’ de ene gesprekspartner de andere niet in haar gebruik van het Engels.

Een goed voorbeeld daarvoor zien we bij Szonja’s tweede opname. Tijdens de interactie praat een vriendin (vriendin 3) meer Engels in vergelijking met de andere moedertaalsprekers. Szonja gaat hier niet op in en antwoordt in het Nederlands. In het volgende fragment hebben de meisjes het over enkele jongens die wat met hen aan het lachen waren.

Szonja opname 2 (390-393)

1 Vriendin 3: Oh da kan ‘k echt nie af 2 Vriendin 4: Wadde?

3 Vriendin 3: Ah zo. Ze liepen hier zo en ze waren aan ‘t kijken en lachen. [2.0] You need to, you need need to ignore these people because they are very child-childist. 4 Szonja: Haha ja ik weet het. Ik ga mijn fles vullen. Kom jij met mij

mee?

In de derde beurt antwoordt vriendin 3 eerst op de vraag van haar vriendin en richt zich daarna tot Szonja. Opvallend daarbij is dat ze de vraag in het Nederlands beantwoordt en daarna Szonja onmiddellijk in het Engels aanspreekt. Vermoedelijk gaat ze ervanuit dat Szonja haar boodschap zo beter zal begrijpen. In haar volgende beurt reageert Szonja in het Nederlands dat ze het begrepen heeft en introduceert daarna een ander onderwerp. Daarbij vraagt ze diezelfde vriendin ook duidelijk in het Nederlands om mee haar fles te vullen.

Tijdens Szonja’s eerste opname zien we hoe ook een moedertaalspreker niet ingaat op een Engelse vraag. Voor een benefiet op hun school lieten leerkrachten eieren op hun hoofd kapot slaan. De leerlingen konden daarvoor per leerkracht geld inzamelen. In het volgende fragment is dat laatste niet helemaal duidelijk voor Szonja.

Szonja opname 1 (158-161) 1 Szonja: Amai! Wie [euhm 2 Nina: [Hm? 3 Szonja: Who paid?

4 Nina: Euhm, gans de klas

Szonja weet niet hoe ze ‘betalen’ in het Nederlands moet zeggen en schakelt daarom over op het Engels. Haar vriendin Nina antwoordt daarop in het Nederlands. Ze doet dit waarschijnlijk enerzijds omdat het om een vrij simpele vraag gaat, maar anderzijds ook omdat de moedertaalsprekers graag willen dat Szonja veel Nederlands leert.

Verder bevatten beide opnames van Tanya veel voorbeelden van deze omschakeling. Zoals we in het begin van dit onderdeel al aangaven, spreekt de moedertaalspreker Iris zo goed als geen Engels. In tegenstelling tot de interacties van de andere gaststudenten antwoordt Iris op elke Engelse uiting van Tanya in het Nederlands. Iris is ook net iets verlegener dan Tanya waardoor ze niet vaak zelf vragen stelt en ook redelijk kort antwoordt. In het volgende voorbeeld zien we hoe Tanya aan het begin van de eerste opname aan Iris vertelt dat de AFS-studenten uit verschillende landen komen.

Tanya opname 1 (41-47)

1 Tanya: En euhm .. euhm, de euhm, mijn vrienden van AFS? 2 Iris: Sorry [‘k versta u nie.

3 Tanya: [like who, who, came to Belgium for exchange program.

4 Iris: Ja

5 Tanya: Ja, they are like they come from all over [ the world 6 Iris: [ ah echt? 7 Tanya: like Italy Brasil en ja XX

Tanya legt in het Engels uit wie de AFS-studenten zijn. Iris reageert daar heel kort op in het Nederlands. Een langer antwoord formuleert ze later in dezelfde opname, nadat Tanya heeft verteld dat ze niet graag met kleuren tekent.

Tanya opname 1 (246-250)

1 Tanya: It will be like not. not [not 2 Iris : [ja

3 Tanya: beautiful anymore ((lacht)). It will be like children make it 4 Iris: ja bij mij is da ook zo. In zwart en wit lukt da wel en als

je ’t inkleurt dan (.) is ’t [verpest

5 Tanya : [ja! Met kleur is zo: moeilijker. Opnieuw probeert Tanya een complexere boodschap in het Engels uit te leggen. Iris reageert ook deze keer eerst kort in het Nederlands met ‘ja’. Als Tanya haar uitleg afgerond heeft, zien we dat Iris nu wel een langere uiting formuleert. De uiting zet Tanya er ook toe aan om terug in het Nederlands te antwoorden. Iris’ Nederlandse antwoorden en haar gebrekkige kennis van het Engels kunnen er mogelijks wel voor gezorgd hebben dat Tanya extra haar best deed om in de interacties zoveel mogelijk Nederlands te spreken.

Uit de bovenstaande resultaten kunnen we besluiten dat beide gesprekspartners na een anderstalige uiting op verschillende momenten terugschakelen naar het Nederlands. Opmerkelijk aan de resultaten is dat ook de gaststudenten dit geregeld doen. Zij willen hun Engelse uitingen soms beperken tot enkel de elementen die ze niet kennen, en schakelen bijgevolg ook vaak zelf terug naar het Nederlands. Daarnaast introduceren ze ook vaak een nieuw onderwerp in het Nederlands na een anderstalige uiting. Dit toont enerzijds hun motivatie om Nederlands te spreken maar anderzijds ook hoe ze daar zelf de momenten voor willen creëren.

6

Discussie en conclusie

De huidige scriptie beoogt een inzicht te krijgen in interacties tussen moedertaalsprekers en vreemdetaalleerders. Daarvoor voeren we een case-study uit bij drie AFS- uitwisselingsstudenten in Vlaanderen. We volgen de AFS-studenten in hun gesprekken met Nederlandstalige jongeren en nemen daarom een aantal van die interacties op tijdens hun middagpauze op de middelbare school. De opnames onderwerpen we vervolgens aan een conversatieanalyse en onderbouwen we met etnografische data zoals observaties en interviews. Concreet stellen we in het onderzoek twee doelen voorop: (1) het verloop van die interacties bestuderen en (2) nagaan welke talen de gesprekspartners tijdens de interacties combineren.

Voor het eerste doel vestigen we onze aandacht op de communicatieve moeilijkheden die optreden en de strategieën die de gesprekspartners enerzijds hanteren om die moeilijkheden te melden en anderzijds ook op te lossen. Als tweede doel gaan we na welke talen de gesprekspartners in de interacties met het Nederlands combineren. Daarbij zijn we met name geïnteresseerd op welke momenten zowel de moedertaalsprekers als de gaststudenten naar een andere taal overschakelen. Tevens vergelijken we in beide opnames het gebruik van die andere talen. We willen op die manier nagaan of er een evolutie merkbaar is. Tot slot bestuderen we wanneer de gesprekspartners na de omschakeling naar een andere taal, terugschakelen naar het Nederlands.

In wat volgt gaan we eerst dieper in op de resultaten en implicaties van het onderzoek. Vervolgens benoemen we enkele beperkingen van de studie en voegen we suggesties toe voor toekomstig onderzoek.