• No results found

3 Motivatie en onderzoeksvragen

5.3 Strategieën om onduidelijkheden op te lossen

5.4.5 Evolutie van het gebruik van andere talen

Als volgend onderdeel van de studie gingen we na hoe het gebruik van andere talen in de interacties evolueert. We vergelijken in beide opnames hoe vaak de gesprekspartners andere talen dan het Nederlands spraken en onderzoeken daarbij ook of er een evolutie merkbaar is. De bevindingen bespreken we hieronder per deelnemer.

Szonja

Tijdens haar eerste opname spreekt Szonja bijna nooit uit eigen initiatief een andere taal. Ze vertaalt voornamelijk enkele woorden en korte zinnen die ze in het Nederlands nog niet kent. Bovendien zijn haar Engelse uitingen – net als haar Nederlandse – redelijk kort. Heel soms gebruikt ze in diezelfde opname ook enkele Duitse woorden, al is dat aantal zeker beperkt. De moedertaalsprekers in de interactie spreken net iets meer Engels dan de gaststudente. Zij vertalen namelijk vaak uitingen die Szonja niet begrijpt en schakelen ook sneller op eigen initiatief over naar het Engels. Tijdens haar tweede opname spreekt Szonja aanzienlijk minder Engels. Ze formuleert veel langere zinnen in het Nederlands en gebruikt het Engels uitsluitend om enkele woorden die ze niet kent te vertalen. Ook de moedertaalsprekers spreken in de tweede opname minder Engels. Anders dan in de eerste opname zijn er ook minder momenten in de interactie waarop Szonja hulp nodig heeft. Toch spreekt een van de vriendinnen (vriendin 3) opvallend veel Engels in vergelijking met de andere moedertaalspreeksters. Ze richt zich vaak – zonder aanleiding van een probleem – in het Engels tot Szonja. De vriendin doet dit

waarschijnlijk in de hoop dat Szonja het gesprek zo beter kan volgen. Opmerkelijk daarbij is dat Szonja daar nooit echt op ingaat. Ze antwoordt altijd in het Nederlands ook al blijft de vriendin haar in het Engels aanspreken.

Tanya

In tegenstelling tot Szonja’s groepsgesprekken, voerde Tanya tijdens haar beide opnames een een-op-eengesprek. Daardoor kreeg Tanya de kans om meer te praten en langere en diepere conversaties te voeren. Samen met haar voorkennis Nederlands zorgt dit ervoor dat Tanya tijdens haar eerste opname langere Nederlandse zinnen produceerde dan Szonja. Zo stelt Tanya vaak vragen aan haar gesprekspartner Iris en vertelt ze ook veel waarvoor ze complexere Nederlandse uitingen nodig heeft. Om zich daarbij verstaanbaar te maken, doet ze geregeld een beroep op het Engels. Ze spreekt het voornamelijk om woorden en zinnen te vertalen die ze niet kent. Af en toe zien we ook dat ze uit eigen initiatief naar het Engels overschakelt. De moedertaalspreker in de interactie, Iris, spreekt niet zo goed Engels en gebruikt in de eerste opname ook slechts een keer een Engelse uiting.

De tweede opname loopt op een gelijkaardige manier als de eerste. Tanya stelt opnieuw veel vragen en vertelt over Thailand en haar Belgische vrienden. Net als Szonja spreekt Tanya tijdens haar tweede opname opvallend minder Engels. Ook deze keer vertaalt ze voornamelijk uitingen die ze niet kent. In veel mindere mate spreekt ze uit eigen initiatief Engels. Opnieuw sprak de moedertaalspreker geen Engels in de interactie.

Sarah

Er bestaat een wezenlijk verschil tussen Sarahs interacties en die van de twee andere gaststudenten. Met haar Nederlandse kennis staat ze veel verder dan Szonja en Tanya, waardoor ze ook langere en uitgebreidere gesprekken heeft met haar gastzus. De onderwerpen in de gesprekken verschillen daarom duidelijk. Doordat Nelle en Sarah elkaar al goed kennen, hebben ze ook veel meer onderwerpen om over te praten. De gesprekken zijn minder oppervlakkig dan die van Tanya en Szonja waarin de gesprekspartners voornamelijk korte interacties hebben over schoolzaken of plannen in het weekend. Onder meer om die reden spreken Sarah en haar gastzus vaker Engels tijdens de interacties dan de andere gaststudenten. Een andere reden die dit fenomeen verklaart, duidt Sarah in haar interview:

C Interview – Sarah (beurten 6-10)

1 Sarah: Omdat ik euhm: omdat ik met de eerste mensen dat ik heb gesproken in het beginnen

2 JT: Ja

4 JT: Ah ja

5 Sarah: En is raar als ik Nederlands spreken soms.

Bij Sarahs aankomst was haar gastzus Nelle een van de eerste mensen waarmee ze sprak. Vermoedelijk behielpen ze zich in het begin vaak in het Engels, waardoor het voor hen soms minder natuurlijk aanvoelt om Nederlands te spreken. Zo spreekt Sarah in haar eerste opname voornamelijk Engels om woorden te vertalen die ze niet kent, maar spreekt ze het ook vaak uit eigen initiatief. Haar Engelse uitingen variëren van enkele woorden tot hele zinnen. We merken dat Nelle daar vaak op ingaat en Sarah enkele beurten in het Engels volgt. Verder spreekt Nelle ook geregeld uit eigen initiatief Engels en vertaalt ze ook woorden die Sarah niet begrijpt. Wanneer we beide opnames vergelijken, valt op dat er geen wezenlijk verschil is in de hoeveelheid Engels die Sarah en Nelle spreken. Er is wel minder nood aan de vertaling van Nederlandse begrippen, maar de gesprekspartners blijven redelijk veel Engels spreken. Ze formuleren langere zinnen en hebben af en toe gesprekken van meerdere beurten in het Engels. Ondanks het redelijk aandeel Engels in de gesprekken, mogen we niet uit het oog verliezen dat Sarah en Nelle ook veel Nederlands spreken.