• No results found

3 Motivatie en onderzoeksvragen

5.3 Strategieën om onduidelijkheden op te lossen

5.4.4 Code-switching uit eigen initiatief

In hun interviews geven zowel de moedertaalsprekers als de gaststudenten aan dat ze voornamelijk Engels spreken om problemen op te lossen. Toch zien we enkele momenten waarop de gesprekspartners zonder onduidelijkheid of het vermoeden ervan overschakelen naar het Engels. Ze spreken met andere woorden zonder aanleiding van een probleem en dus op eigen initiatief Engels. Opnieuw bespreken we eerst enkele voorbeelden bij de gaststudenten en vervolgens bij de moedertaalsprekers.

Gaststudenten

Tijdens haar eerste opname stelt Tanya bijvoorbeeld uit het niets een Engelse vraag aan haar vriendin Iris. Ze hadden een gesprek over Thaïs eten waarin ze aanvankelijk Nederlands spraken.

Tanya opname 1 (70-73)

1 Tanya: Ja ja. What, what did you eat? 2 Iris: Eh?

3 Tanya: Wat heb jij gegeten? 4 Iris: Euhm, ik denk XXX

Wanneer Iris aangeeft dat ze Tanya’s vraag niet verstaan heeft, herhaalt Tanya haar vraag in het Nederlands. Opmerkelijk daaraan is dat hoewel Tanya haar uiting in het Nederlands kan formuleren, ze het gesprek toch eerst in het Engels start. Het kan zijn dat Tanya op het eerste moment niet op de Nederlandse vertaling kon komen of ze vreesde iets verkeerd te zeggen. In het volgende gesprek reageert Sarah tijdens de eerste opname in het Engels op een opmerking van haar gastzus.

Sarah opname 1 (288-291)

1 Nelle: Een opdracht ook superstom, over een boek dat we moeten lezen.

2 Sarah: Ha! You, you need to read so many books. 3 Nelle: Ja.

4 Sarah: Altijd.

Het is een eerder ongebruikelijke opmerking aangezien we uit de rest van de opname kunnen afleiden dat Sarah het werkwoord kent. Bovendien begrijpt ze de zin van haar gastzus, maar haalt ze er geen elementen uit om een Nederlandse zin te vormen. Opmerkelijk aan de uiting is dat haar gastzus haar niet in het Engels volgt en in het Nederlands reageert. Dit heeft als effect dat ook Sarah opnieuw in het Nederlands spreekt.

Opnieuw zien we minder voorbeelden van de gaststudenten in de tweede opnames. Bij Szonja en Tanya stellen we bijvoorbeeld geen gevallen vast, bij Sarah slechts enkele (e.g. opname 2, 352; 472). Dit kunnen we beschouwen als een goed teken aangezien de studenten daarmee aantonen dat ze minder behoefte hebben aan het gebruik van een vreemde taal en ze zich vaker in het Nederlands uitdrukken.

Moedertaalsprekers

In tegenstelling tot de voorgaande fragmenten waarin de moedertaalspreker reageert op een (mogelijke) begripsmoeilijkheid bij de gaststudent, kan een moedertaalspreker ook zonder daarom gevraagd te worden Engels spreken.

Een eerste voorbeeld zien we tijdens Szonja’s eerste opname. Haar gastzus (vriendin 1) vertelt aan haar vriendinnen dat Szonja’s ouders en zusje misschien op bezoek zullen komen. De vriendinnen reageren enthousiast en beginnen door elkaar te praten. Net voor dat moment, richt een vriendin zich tot Szonja en vraagt of ze haar familie ook mogen zien (beurt 2).

Szonja opname 1 (201-202)

1 Vriendin 1: Dus haar ouders en haar zusje komen waarschijnlijk. 2 Vriendin 2: Oh zo leuk! Can we see them?

Het is merkwaardig om te zien dat de vriendin plots Engels praat tegen Szonja terwijl daartoe geen enkele aanleiding is. Szonja heeft namelijk niet aangegeven dat ze de vriendin niet begrijpt.

Ook Nelle, Sarahs gastzus, schakelt op eigen initiatief over naar het Engels. In het volgende fragment vertaalt ze voor Sarah het woord ‘common’ naar het Nederlands.

Sarah opname 1 (73-77)

1 Sarah: Is euhm (.) common? gewoon? nee? 2 Nelle: Veelvoorkomend.

3 Sarah: Pfff ((lachen allebei))

4 Nelle: You’re not gonna remember. 5 Sarah: No, I won’t remember.

((lachen allebei))

Aan Sarahs zucht te merken, is ‘veelvoorkomend’ een moeilijker woord dan ze had verwacht (beurt 3). Nelle maakt daarom de opmerking dat ze het niet zal onthouden (beurt 4). Alleen maakt ze die opmerking in het Engels. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat Nelle en Sarah nog geregeld Engels met elkaar spreken en ze daarom sneller in dat patroon vervallen.

Ook in Szonja’s tweede opname zien we hoe een moedertaalspreker opnieuw zonder aanleiding van problemen Engels spreekt. Szonja zit samen met haar vriendinnen aan tafel en begint in het Nederlands een gesprek met een van hen.

Szonja opname 2 (59-63) 1 Szonja: En welke soep? 2 Vriendin 2: Euhm: prei en venkel? 3 Szonja: Oooh

4 Vriendin 2: Do you know that? 5 Szonja: Cool!

Om een gesprek aan te knopen, vraagt Szonja welke soep haar vriendin eet. Daarop somt de vriendin in het Nederlands de ingrediënten op. Wanneer Szonja reageert, maakt de moedertaalspreker al aanstalten om het in het Engels te vertalen. Ze gaat er van uit dat Szonja het niet zal kennen en vraagt al in het Engels of ze het kent. Szonja geeft vervolgens aan dat ze weet wat het is. Of ze het effectief begrepen heeft, is moeilijker af te leiden, maar Szonja ging niet in op het voorstel om het te vertalen.

In het volgende fragment begint Nelle na een korte stilte in het Engels te praten. Ze zien een groepje jongeren staan met dezelfde sportkleren als hun scholengroep.

Sarah opname 2 (249-253) 1 Nelle: That’s not our school

2 Sarah: No? [3.0] Hm? Why is it °green°? 3 Nelle: Hm?

5 Nelle: Euh, elke graad heeft een ander kleur.

Nelle schakelt zonder echte reden over naar het Engels om aan Sarah te vertellen dat de jongeren niet van hun school zijn. Sarah volgt haar vervolgens in het Engels en vraagt waarom de jongeren groene kleren hebben. Omdat ze het woord “green” net iets stiller uitspreekt en de meisjes op het moment van de opname op straat liepen, heeft Nelle haar uiting niet verstaan. Sarah schakelt daarop in haar volgende beurt merkwaardig genoeg over naar het Nederlands. Nu heeft Nelle Sarahs vraag wel begrepen en kan ze die ook beantwoorden.

Samengevat doen de gesprekspartners voornamelijk aan code-switching om problemen op te lossen en te vermijden. Toch schakelen zowel de moedertaalsprekers als gaststudenten geregeld zonder aanleiding van een probleem over naar een vreemde taal. Wellicht doen ze dit onbewust aangezien ze in de interviews aangeven dat ze enkel Engels spreken om onduidelijkheden op te lossen. Bovendien stellen we ook een aanzienlijk verschil vast tussen het gebruik van code-switching in de eerste en tweede opname. Zoals we eerder al aangaven, treden er in de tweede opnames minder communicatieve moeilijkheden op waardoor de gesprekspartners ook minder een beroep moeten doen op dergelijke strategieën. Een concreet beeld over hoe de toepassing precies geëvolueerd is beschrijven we in de volgende paragraaf.