• No results found

Terug van de vuilnisbelt; een nieuwe gezagsvorm

Het gezag van de politieagent in drie vragen

6. Terug van de vuilnisbelt; een nieuwe gezagsvorm

In de zeventiende eeuw vond een belangrijk ‘debat’ plaats tussen twee politiekfilosofen, over de vraag hoe een staat bestuurd moet worden en op welke gezagsbasis dat bestuur zich kan funderen.27 In het tweede deel van zijn klassieker Two Treatises of Government zet filosoof John Locke zijn ideeën over burgerlijk bestuur uiteen. Maar niet voordat hij, in de First Treatise, heeft laten zien waar hij tégen is: de ideeën van Robert Filmer, voorman van de conservatieve Tory-partij en auteur van Patriarcha, of de natuurlijke macht van konin-gen. Filmer meent dat het gezag van vorsten en andere machthebbers direct afkomstig is van God. In zijn visie worden mensen onvrij en ongelijk geboren en bestuurd door machthebbers die hun macht geërfd hebben in een lijn van vader op zoon, teruggaand tot de eerste vader, Adam. Het patriarchaat is de natuurlijke orde der dingen; onvrijwil-lig, maar door God bestemd.

Locke doet een frontale aanval op deze positie. Zijn basisargument is dat vaderlijk gezag en macht iets fundamenteel anders zijn dan politiek, openbaar gezag. Ze hebben verschillende doelen en gelden in verschillende domeinen. Eerst wijst hij erop dat ou-ders geen despotisch recht van controle hebben, maar juist de plicht hebben tot het voe-den en opvoevoe-den van hun kinderen. Ook verzet hij zich tegen Filmers automatische aan-name van de ondergeschiktheid van de vrouw aan haar echtgenoot en diens natuurlijke

‘heerschappij’. Locke gelooft dus al niet in het vaderlijk gezag als iets absoluuts en dwin-gends, en bovendien vindt hij het geen goed voorbeeld voor staatsgezag. De vergelijking tussen een familie en een staat is een valse analogie, want een staat is een toevalliger en losser verband, waarin samengewerkt wordt op basis van vrijwilligheid. Het is vooral Filmers orde van natuurlijke onvrijheid waar Locke zich tegen verzet, en hij laat niets heel van diens rechtvaardigingen van absolutistisch gezag. In de tweede verhandeling schetst hij vervolgens zijn eigen, positieve vorm van gezag: een politieke vorm die uitgaat van vrijheid en gelijkheid, en zich baseert op vrijwilligheid. Tegenover het patriarchaat als rechtvaardigingsgrond van gezag stelt Locke de notie van een ‘contract’.28

Eigenlijk is de discussie tussen Filmer en Locke volstrekt actueel in het huidige ge-zagsdebat, met dien verstande dat Filmer meer gehoord wordt dan Locke. Het

onder-100 het gezag van professionals: state of the art

scheid in vaderlijk en niet-vaderlijk gezag wordt nauwelijks gemaakt en het element van vrijwilligheid als essentieel verschilpunt wordt niet opgemerkt. Sinds de antiautoritaire revolte van eind jaren zestig lijkt elke vorm van autoriteit te zijn meegesleurd in de al-gehele verdachtmaking. ‘Gezag’ is synoniem geworden met begrippen als ‘opgelegd’

en ‘tegen je zin’, terwijl die begrippen niet noodzakelijk bij elkaar horen. Dat er zoiets als vrijwillig geaccepteerd gezag (en dus ook: vrijwillige onderschikking) kan bestaan is onzichtbaar geworden in het geweld van de grote beweging.

Het ontbreekt in de publieke bespreking aan een positieve en moderne notie van ge-zag. Als we over (politie)gezag praten, praten we over een verdacht begrip, dat door velen gezien wordt als onwenselijk. Als we naar het politiegezag kijken, zien we een nieuwe vorm, die werkzaam blijkt. Wat in de weg zit om de twee met elkaar te verzoenen is de besmetting van het begrip zelf. In feite is het woord ‘gezag’ niets anders dan een sa-menvattende abstractie voor het vermogen van één partij die daartoe bevoegd is om een andere partij te beïnvloeden door het geven van aanwijzingen. Zulk gezag kán onvrij, streng en rigide zijn – maar ook gewenst, vrijwillig gekozen en met menselijke maat ge-hanteerd. In de beeldvorming overheerst de eerste vorm, met zijn bijklank van onvrij en streng. Die beeldvorming zal moeten worden aangepakt. Een rehabilitatie van het idee van een vrijwillig gedragen gezag is noodzakelijk. Daarmee ligt het belangrijkste werk aan de kant van de gezagstoekenners. Wat de uitoefening betreft bestaat er een nieuw praktijkvoorbeeld, een betrokken communicatief gezag. Samen vormen ze een ‘derde weg’ die een uitweg biedt uit de gezagsimpasse.

Kijken we terug naar onze aanvangsdefinitie, dan zien we het (overheids)gezag over de decennia veranderen van een arrogante macht zonder toekenning naar de moeizaam toegekende of zelfs ontkende macht van nu. Voor een nieuw evenwicht is een volgende stap nodig, naar toegekende en ondersteunde macht. De nieuwe gezagsvorm zal actief ge-dragen moeten worden. De politie (en de overheid in zijn geheel) kan alleen met duur-zaam gezag functioneren als de bevolking haar ziet als haar eigen instrument en als zo-danig steunt. Zo’n nieuwe vorm van gezag is niet langer een kwaad, maar een goed, óns goed. Dat mag op dit moment een utopisch idee lijken, maar dat gold nog niet zo lang geleden ook voor het idee achter de antiautoritaire beweging.

Jurriën Rood is filosoof en filmer.

het gezag van de politieagent in drie vragen 101

Literatuur

Gunther Moor, Lodewijk en Kees van der Vijver (red.), Het gezag van de politie. Dordrecht:

smvp 2000.

—, ‘Betekenis van het gezagsvraagstuk’ in: Gunther Moor en Van der Vijver, 2000.

Hoogenboom, Bob, ‘Wat de politie doet’, Het tijdschrift voor de Politie, jg. 71 (2009), nr. 4.

—, ‘Politiehervormingen blijven te lang uit’, in het pamflet De kogel moet door de kerk.

Dordrecht: smvp 2010.

Locke, John, Two treatises of Government. Londen: Dent 1993 (1689).

Politie en haar gezag. Standpunt smvp en rapport projectgroep ‘Het gezag van de politie’. Dord-recht: smvp 2002.

Reenen, Piet van, ‘De tanden van de politie’ in: Van Stokkom e.a. (2010).

Rood, Jurriën, Gezag en Imago in Amsterdam-Amstelland Amsterdam: paa 2008.

—, De onbekende politie, webfilmpjes op www.deonbekendepolitie.nl, 2009-2010.

—, Tegengif. Amsterdam: paa 2011.

Stokkom, B. van, J. Terpstra en L. Gunther Moor, De politie en haar opdracht: de kerntaken-discussie voorbij. Apeldoorn: Maklu 2010.

Tops, Pieter, Gedrag & gezag. Apeldoorn: Politieacademie 2010.

Weber, Max, Gezag en bureaucratie. Rotterdam: Universitaire Pers Rotterdam 1972 (1922).

Zijderveld, A.C., De dynamiek van macht en gezag. Den Haag: Vuga 1985.

—, (2000) ‘De verandering van legitimiteit’ in: Gunther Moor en Van der Vijver 2000.

Initiatie en escalatie van collectief geweld

Een vergelijkend observationeel onderzoek naar