• No results found

Luc Janssen, Janneke van Orsouw, Tim Adriaansen, Ben Kraaijeveld, Marjan Swaans en Tim van de Ven

Hoe wordt het uitoefenen van gezag aangeleerd aan toekomstige politieagenten, leraren in het voortgezet onderwijs en reclasseringsambtenaren? Dit artikel geeft hiervan een impressie aan de hand van gesprek-ken met docenten, opleidings- en clustercoördinatoren en laatstejaars studenten. Als eerste komt aan bod in hoeverre het begrip ‘gezag’ wordt gebruikt tijdens de opleidingen en welke aanverwante termen gehan-teerd worden. Daarna wordt bezien of de gezagsparadigma’s zoals Rood deze beschrijft in zijn artikel in deze bundel, terugkomen in de verschillende opleidingen. Vervolgens komt aan bod op welke manieren studenten het uitoefenen van gezag aangeleerd krijgen en hoe de opleidingen aan ontwikkeling onder-hevig zijn.

Gezag

De term ‘gezag’ wordt amper gebruikt tijdens de opleidingen van toekomstige profes-sionals. Peter Jansen, jaarcoördinator van het tweede jaar van de voltijd hbo-opleiding Social Work aan de Hogeschool Zuyd te Sittard, geeft aan dat de term gezag niet of nau-welijks wordt gebezigd. Veel vaker gaat het over ‘afstand-nabijheid’. Siwert Meijer, op-leidingscoördinator van de voltijd hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverle-ning (mwd) aan de Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch, vindt gezag een verouderd begrip. Naar zijn mening dekt de term ‘professionele moed’ de lading beter: ‘Profes-sionele moed moet je tonen, bijvoorbeeld wanneer je bang bent en je eerste gevoel zegt dat je eigenlijk zou moeten vluchten. Daarentegen pak je de situatie aan en durf je er te staan.’ Ook op de lerarenopleiding wordt het begrip ‘gezag’ niet letterlijk gebruikt, stelt Matthijs van den Ouden, docent van de lerarenopleiding aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Gerald Steverink, clustercoördinator van het Instituut voor Leraar en School aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (han), bevestigt dit. Gezag komt in de oplei-ding terug in de vorm van ‘persoonlijk leiderschap’. Hieraan wordt gewerkt aan de hand van het thema ‘klassenmanagement’. Dit gaat over de mate waarin een leraar controle heeft over wat er in de klas gebeurt. Klassenmanagement bestaat aan de han uit ‘orde in enge zin’ en ‘orde in ruime zin’. Orde in enge zin gaat over het werkelijke orde

hou-170 het gezag van professionals: state of the art

den, het aanspreken van de leerling op zijn of haar gedrag. Orde in ruime zin behelst het opbouwen van een band met leerlingen, het aangaan van een relatie met de klas.

In tegenstelling tot de andere opleidingen wordt tijdens de opleiding van toekom-stige politieagenten wel gebruikgemaakt van de term gezag. Bas Mali, docent methoden en technieken aan de Politieacademie Apeldoorn, geeft aan dat hier tijdens gastcolleges dieper op wordt ingegaan. Daarbuiten is de aandacht ervoor miniem te noemen. ‘Vraag me niet om precies die begrippen scherp uit te tekenen want dat kan ik niet. (…) Er zijn boeken over geschreven er zijn definities van gezag, je kunt er zo naar kijken, zo naar kijken. Maar leer je daarmee, word je daarmee gezagsvoller of zo?’ Bij alle opleidingen wordt gezag gelinkt aan macht, hoewel telkens wordt benadrukt dat gezag en macht van elkaar onderscheiden moeten worden. Macht bestaat bijvoorbeeld voor een docent uit het uit de klas zetten van een leerling en voor een politieagent uit het beboeten of arreste-ren van een burger. Aan de Politieacademie wordt gezagsuitoefening vaak gedefinieerd als het afwezig zijn van geweld. Het toepassen van geweld is namelijk een uiting van macht. Gezag komt met name terug in het corrigerend optreden en het handhaven van de orde. Het is gerelateerd aan een toestand waarin burgers uit een bepaald respect doen wat er van hen wordt gevraagd.

Het is duidelijk dat er tijdens de opleidingen verschillende aan gezag gerelateerde ter-men worden gehanteerd. De volgende vraag is of gezag überhaupt aan te leren is. Is het een vaardigheid die getraind kan worden, een aangeboren eigenschap of iets wat ont-staat door ervaring? Volgens Mali is gezag niet volledig aan te leren: ‘Wanneer een zeer potige kerel je met een piepstem vraagt te stoppen, zullen mensen lachen, omdat ze een zeer zware stem verwachten.’ Mali is van mening dat er een bepaalde aanleg aanwezig moet zijn om gezag uit te kunnen oefenen. Mali: ‘Antwoord op de vraag: kun je gezag leren? In die zin: nee. Kun je het ontwikkelen: ja. (…) Wanneer een persoon een bepaald talent heeft en dit talent verder ontwikkelt, ontstaat er een bepaalde melodie. Wanneer men niet over dit talent beschikt en dit talent niet verder ontwikkelt is die juiste klank niet te evenaren.’ Studenten die aan de politieopleiding beginnen hebben veelal een dui-delijk beeld van de vereisten voor en de dagelijkse werkelijkheid van het politievak. ‘Ja, als jij gewoon een dwerg bent van een metertje, dan ziet dat er vooral geinig uit. En als je dan ook nog eens een beetje een hoog piepstemmetje hebt, dan heb je het extra zwaar.

Niet dat je dan geen gezag kunt hebben, maar ja, er worden wat dat betreft toch criteria gesteld.’ Mali geeft aan dat er sprake is van een soort autoselectie, waarmee hij wil aan-geven dat alleen studenten met een bepaalde aanleg voor het uitoefenen van gezag zich aanmelden voor de opleiding. Ook voor studenten van de lerarenopleiding geldt dat de eerste indruk een belangrijke rol speelt, het is echter aan hen om dit beeld te bevestigen of te doorbreken. ‘Ik heb grote kerels onderuit zien gaan en kleine meisjes fantastisch zien opereren’, aldus Steverink. Een toekomstige leraar moet het vooral leuk vinden om leiding te geven. Daarnaast wordt van studenten verwacht dat zij beschikken over communicatieve vaardigheden, sociaal ingesteld zijn en oog hebben voor hun

omge-hoe gezagsdragers gezagsuitoefening leren 171

ving. In het eerste jaar van de opleiding staan om die reden twee vragen centraal: wil ik leraar worden en kan ik leraar worden? Binnen de opleiding mwd leeft volgens Meijer de gedachte dat professionele moed aan te leren is door het overwinnen van angsten en onzekerheden en het doorbreken van taboes. ‘Dat is wel degelijk te leren, voor een stuk heeft dat te maken met gewenning en over een bepaalde schroom heen stappen.’

In aansluiting daarop stelt jaarcoördinator Jansen van de opleiding Social Work: ‘In de wijze waarop je bejegent, waarin je afstand en nabijheid zoekt, waarin je mensen in hun autonome ruimte laat, dat kun je allemaal aanleren.’

Drie gezagsparadigma’s

Rood onderscheidt drie gezagsparadigma’s: het strenge gezag, het zachtmoedige en toegeeflijke gezag en het nieuwe betrokken gezag. Bij het strenge gezag is er sprake van een duidelijke hiërarchische relatie waarbij de gezagsdrager niet schuwt gezagsmidde-len te gebruiken om zijn of haar gezag te effectueren. Bij het zachtmoedige en toegeeflij-ke gezag staat de gezagsdrager veel meer naast de cliënt en wordt getracht door samen-werking een resultaat te behalen. Ter illustratie: bij de eerste vorm is een politieagent een

‘bonnenschrijver’ en bij de tweede variant ‘je beste vriend’. In de praktijk heeft zich in de loop der jaren een derde paradigma ontwikkeld: het nieuwe betrokken gezag. Deze

‘derde weg’ is een tussenvorm tussen het eerste en tweede paradigma. Het wordt ook wel getypeerd als ‘betrokken communicatief gezag’ en dient voornamelijk als tegenhan-ger van het hardnekkige beeld dat gezag onvrijwillig en streng is. Dat laatste strookt niet met de werkelijkheid, omdat gezag in de praktijk in meer dan één gedaante voorkomt.

Zo kan gezag inderdaad onvrij, streng en rigide zijn – maar ook gewenst, vrijwillig ge-kozen en met menselijke maat gehanteerd (Rood, p. 100). Een dergelijke nieuwe vorm van gezag is niet langer een kwaad, maar een legitiem, door het publiek geaccepteerd en gesteund goed.

In de opleidingen tot leraar, politieagent en reclasseringsambtenaar worden de verschil-lende vormen van gezag erkend en bijgebracht aan studenten. Studenten worden zich ervan bewust gemaakt dat verschillende situaties verschillende vormen van gezagsuit-oefening vereisen, ook binnen één relatie. Meijer: ‘Eén is engageren, je moet zorgen dat je een relatie aangaat met een cliënt zodat je tot samenwerking kunt komen. Maar je moet ook durven positioneren, dat is het tweede punt. Je moet tegen mensen kunnen zeggen: dit kan niet, dit gaan we niet doen! Die twee dingen heb je allebei nodig.’ Naast het kunnen variëren met de verscheidene vormen van gezagsuitoefening als instrument om een bepaald doel te bereiken, is het voor toekomstige professionals van belang dat ze ontdekken welke stijl het beste bij hen past. Het laatste vindt met name plaats in het afsluitende studiejaar als studenten een minor volgen en stage lopen. Tevens blijkt hier-uit het praktische gehalte van de opleidingen, die immers het afleveren van

startbekwa-172 het gezag van professionals: state of the art

me studenten aan het werkveld tot doel hebben. Het is daarom van belang dat studenten de verschillende vormen van gezag kennen, maar het is belangrijker hoe ze ermee om-gaan in een relatie met een cliënt of burger. Struijs: ‘(…) soms met meer empathie, soms met hard optreden. (…) Ik noem dat meer situationeel gezag.’ Deze verantwoordelijk-heid voor het maken van eigen keuzes sluit goed aan bij de manier waarop professionals idealiter hun werk uitvoeren. Geen van de drie vormen geniet de voorkeur in de op-leidingen tot leraar en reclasseringsambtenaar. Dat is wel het geval op de politieacade-mie. Hoewel een politieagent in bepaalde situaties geacht wordt zijn strenge gezag te tonen, bijvoorbeeld omdat er ongeregeldheden dreigen, wordt binnen de politieacade-mie de nadruk gelegd op het derde paradigma: het oplossen van problemen op com-municatieve basis. Roods driedeling wordt ook hier erkend. Echter, volgens Struijs klopt zijn typering slechts ten dele. Vooral op het zachtmoedige en toegeeflijke gezag heeft hij commentaar. Deze benadering betekent in de praktijk immers vaak dat er hard moet worden doorgepakt om problemen op te kunnen lossen: ‘Het lijkt zacht, maar het is niet zacht.’

Aandacht voor gezag in de opleidingen van toekomstige professionals

Politieagenten

Goed politiewerk is vanzelf gezaghebbend vakmanschap. Dat leert men niet op school, maar men kan het wel lerend ontwikkelen (Nap, 2007). Mali sluit zich hierbij aan, door te stellen dat onderwijs louter op basis van theorieën over gezag onvoldoende is om gezagsuitoefening in de vingers te krijgen. Studenten zullen gezagsuitoefening in de praktijk moeten ervaren. Het verwerven van zelfvertrouwen kan daarbij gezien worden als tussenstap in het aanleren van gezagsuitoefening. Daarom heeft de politieopleiding als doel studenten bepaalde competenties en vaardigheden aan te leren die hen zelf-verzekerder en weerbaarder maken. Aan de hand van simulaties en video’s trainen stu-denten hun mentale, juridische en fysieke vaardigheden. Struijs geeft echter aan dat het hebben van een voldoende kennisniveau minstens zo belangrijk is. Het beschikken over parate kennis over bijvoorbeeld wetgeving geeft toekomstige agenten meer zelfver-trouwen, hetgeen van pas komt tijdens de uitoefening van gezag. Dit wordt door stu-denten van de Politieacademie beaamd. Struijs: ‘In de gezagsrelatie zijn we neergezet als hulpverleners. Dat zijn we niet, wij zijn handhavers en soms bieden we ook hulp- verlening. We zijn handhavers met een hoogrisicoberoep, voldoende training is dan van het hoogste belang.’ Zo is het bijvoorbeeld belangrijk dat studenten leren over ver- schillende leefstijlen en culturen van mensen met wie ze in de praktijk in aanraking komen. ‘Wanneer je een Pool aanhoudt is het meteen knokken, want in Polen worden de mensen bij een aanhouding uit de wagen gesleurd en dan verzetten ze zich meteen.

Dus agenten moeten zich dan ook agressiever opstellen, wil men een Pool kunnen aan-houden.’

hoe gezagsdragers gezagsuitoefening leren 173

Leraren in het voortgezet onderwijs

Waar politieagenten zichzelf zien als handhavers, zijn leraren eerder leiders. Maar wan-neer ben je eigenlijk een leider, en op welke manier leren studenten van de lerarenop-leiding orde houden in een klas vol leerlingen van het voortgezet onderwijs? ‘Wanneer je leerlingen vraagt wat zij goede leraren vinden, dan zijn dit leraren die duidelijk zijn en die merkbaar de touwtjes in handen hebben’, zegt clustercoördinator Steverink.

Van den Ouden voegt daaraan toe: ‘Kennis, dat je een les goed op orde hebt, dat je een leuk en helder verhaal te vertellen hebt: daarvoor komen leerlingen graag naar de les.’

Persoonlijk leiderschap in de vorm van ‘klassenmanagement’ zit gedurende de gehele opleiding in verschillende onderdelen verweven, het is dan ook geen apart vak: ‘Dit ele-ment is overal ingebakken, in vakken maar ook in stages.’ Studenten van de lerarenop-leiding aan de HAN krijgen bijvoorbeeld tijdens het vak Drama presentatievaardigheden bijgebracht, ze leren hoe ze met een hoge status voor de klas kunnen staan en op welke manier ze het beste gebruik kunnen maken van hun stem en lichaam. Aan de hand van een goede lesvoorbereiding zijn studenten in staat om persoonlijk leiderschap te ont-wikkelen. Om die reden krijgen studenten van zowel de han als de Fontys didactische lesvoorbereidingen aangeleerd om ordeverstoringen te voorkomen. Daarnaast wordt er op de Fontys gebruikgemaakt van Didiclass, een digitale casusbank waardoor leraren in opleiding aan de hand van videofragmenten worden gestimuleerd en geprikkeld om na te denken over onderwijsdilemma’s. Aan de hand van zogenaamde ‘real-life dilem-mas’ krijgen studenten zicht op de praktijk. Ook het Kwaliteitenspel van Ofmann, Le-raar24 en het Thomas-Kilmann-model worden op de Fontys gebruikt om studenten het orde houden bij te brengen. Naast het gebruik van de genoemde methoden geldt voor beide opleidingen dat studenten vooral hun eigen manier ontwikkelen om persoonlijk leiderschap uit te kunnen oefenen. Steverink: ‘De studenten kiezen kleur en de opleiding draagt de bouwstenen aan.’

Opgemerkt moet worden dat leraren, net zoals politieagenten, de kneepjes van het vak in de praktijk moeten leren. Daarom gaan studenten al in het eerste jaar van de opleiding een half jaar op oriëntatiestage, gedurende één dag in de week. De nadruk ligt daarbij op observeren, in de jaren daarna gaan de studenten zelf aan den lijve ondervinden wat het is om leiding te geven aan een groep. Studenten krijgen handvatten en instrumenten aangereikt om persoonlijk leiderschap te ontwikkelen, maar het gaat er vooral om dat zij hun eigen manier van werken vormen. In het vierde jaar van de opleiding wordt het per-soonlijk leiderschap vervolmaakt, dan zijn de studenten zelf echt leraar. Overigens wor-den stuwor-denten tijwor-dens de opleiding intensief begeleid. Met name in het eerste jaar wordt er veel aandacht besteed aan reflectie en feedback, zowel vanuit de opleiding als vanuit de stage- of opleidingsscholen. Hoe verder de student gevorderd is in de opleiding, des te meer zelfstandigheid wordt verwacht. Tijdens de eindstage zien de begeleiders zelfs enkel toe op het proces. Naar mening van een aantal studenten van de lerarenopleiding aan de HAN valt de steun van docenten in het vierde jaar plots weg en moeten studenten

174 het gezag van professionals: state of the art

ineens volledig zelfstandig les kunnen geven. De studenten kunnen zich daar niet hele-maal in vinden: ‘Alleen al de aanwezigheid van de docent in het lokaal zorgde er de voor-gaande jaren onbewust voor dat leerlingen zich behoorlijk gedroegen, misschien zou de opleiding vijf jaar moeten duren om de overgang naar zelfstandig lesgeven mogelijk te maken.’ In het tweede jaar is er tijd ingeruimd voor een intervisiemoment. Studenten delen tijdens de instituutdag ervaringen en bespreken thema’s met betrekking tot hun stage. Veelal gaat het dan over gezagsproblematiek in de vorm van ordeproblemen. Stu-denten ervaren het intervisiemoment als erg waardevol en vinden het noodzakelijk dat er in de opleiding meer aandacht wordt besteed aan de manier waarop zij het orde hou-den in de praktijk kunnen brengen. Op dit moment wordt deze taak vooral toebedeeld aan de stagebegeleider van de stage- of opleidingsschool, maar wanneer deze begeleider weinig aandacht heeft voor orde houden of zelf niet goed orde kan houden, hebben de studenten al snel een probleem. ‘Ik was helemaal kapot van vermoeidheid na een uur lesgeven, omdat de leerlingen bijna de tent afbraken. Het lesgeven is voor een stagiair nog niet echt problematisch, omdat je maar acht lessen per week hebt. Maar ik kan me voorstellen dat het voor een echte docent, met een volle werkweek van 23 lessen, niet vol te houden is.’

Reclasseringsambtenaren

Voor de opleiding tot reclasseringsambtenaar geldt dat gezag alles te maken heeft met het creëren van een zo groot mogelijke handelingsvrijheid voor professionals in com-plexe situaties. ‘Je merkt een beweging in het werkveld dat de professional weer meer bewegingsvrijheid wil om zijn eigen vak uit te kunnen oefenen. Tot voor kort was het sterk geprotocolliseerd met targets en normen waaraan moest worden voldaan. Nu zie je steeds vaker dat er weer meer vrijheid komt voor de professional om het eigen vak uit te kunnen oefenen en dat de professional zelf de ruimte hiervoor claimt’, aldus opleidings-coördinator Meijer. Voor mwd-studenten is de omgang met cliënten van groot belang.

Volgens Meijer is een reclasseringsambtenaar als het ware een veranderkundige: ‘De vraag over hoe je mensen weer grip kunt geven op hun eigen leven staat centraal. Je kunt mensen met verschillende strategieën prikkelen om hun eigen leven weer in de hand te nemen, dat ze de stap weer durven te zetten.’ Studenten krijgen hiervoor theorieën en strategieën aangereikt, die ze vervolgens moeten toepassen door in groepen casussen te behandelen. Het aanleren van gezagsuitoefening komt ook hier gedurende de gehele opleiding terug. Het is niet ingekaderd in aparte vakken, maar het zit verweven door het hele curriculum. Tijdens de opleiding wordt met name veel gebruikgemaakt van simu-laties. In het eerste en tweede jaar van de opleiding komt dit tot uitdrukking in rollen-spellen, tussen studenten onderling of met behulp van professionele acteurs. Dergelijke trainingen zijn bedoeld om studenten te leren omgaan met lastige situaties. Enerzijds wordt de theorie op deze manier in de praktijk toegepast, anderzijds leren ze door op zichzelf en medestudenten te reflecteren. Bij de opleiding Social Work wordt tevens ge-bruikgemaakt van rationeel-emotieve therapie en assertiviteitstrainingen om studenten

hoe gezagsdragers gezagsuitoefening leren 175

weerbaarder te maken. De theoretische verdieping van bepaalde thema’s vindt in minors plaats, die studenten in het tweede en vierde jaar moeten kiezen. Met name in de minor

‘Werken in een gedwongen kader’ komen de onderwerpen macht en gezag terug. Het basisboek Het delict als maatstaf van Anneke Menger en Lous Krechtig dat in samenwer-king met Reclassering Nederland is geschreven, is verplichte literatuur voor studenten

‘Werken in een gedwongen kader’ komen de onderwerpen macht en gezag terug. Het basisboek Het delict als maatstaf van Anneke Menger en Lous Krechtig dat in samenwer-king met Reclassering Nederland is geschreven, is verplichte literatuur voor studenten