• No results found

De lichting 2017 voldoet aan een aantal criteria van genrateisamenhang: er is sprake van

generatieligging, de groep kent een soortgelijke veldoriëntatie en de lichting is in dezelfde periode zelfbewust geworden. Ook blijkt dat de alumni zich op dit moment met veel van dezelfde dingen bezighouden, zowel inhoudelijk in hun werk als in hoe zij het theaterveld beschouwen. Als we al deze criteria afvinken, zouden we kunnen stellen dat de theaterprofessionals die in 2017

afstudeerden een generatie vormen. Echter is er dan alleen nog in theorie sprake van een generatie. Om aan te kunnen wijzen of er concreet sprake is van een generatie, moeten we kijken naar de concrete uitingen van de lichting 2017 als zijnde één groep: de generatiemanifestatie. In deze paragraaf wordt in kaart gebracht of de lichting 2017 niet enkel de mogelijkheid heeft tot het vormen van een generatie, maar of er ook bewijs is van het bestaan van hun generatie.

Uit de vorige paragraaf bleek dat de lichting 2017 de wens heeft het theaterveld te hervormen en meer naar eigen hand te zetten. Door overeenkomsten in hun waardeoriëntatie binnen het

theaterveld en hun ervaringen tijdens de inauguratie het veld in, is hoe zij dat willen bewerkstelligen onderling vergelijkbaar. Zo waren er twee hoofdthema’s te detecteren in de wensen van de lichting 2017 voor het theaterveld: een nieuwe verhouding tot het theaterpubliek en het herinrichten van de infrastructuur van het theaterveld. Omdat de alumni in grote lijnen soortgelijke doelen nastreven, zou een mogelijk logisch vervolg zijn dat zij de krachten verenigen en zich samen hard zullen maken voor hun ideaal. Echter blijkt dat de lichting 2017 nog niet in een stadium van concrete generatiemanifestatie terecht is gekomen. Zij werken nauwlijks samen.

Dat betekent niet dat de wens er niet is om samen te werken. Bijna alle respondenten geven immers aan zich door leeftijdgenoten en klasgenoten begrepen te voelen in hoe zij tegen het werkveld en theater an sich aankijken. Ook heerst er onder de respondenten een zekere ondernemingsdrang. Met name aan het einde van de gesprekken gaven meerdere alumni aan de wens te koesteren iets op touw te zetten. De notie dat de generatiegenoten elkaar nodig hebben in wat zij willen bereiken binnen het theaterveld is zeker aanwezig, niet alleen bij de lichting 2017 zelf. Zo vertelt Sebas Berman immers dat het zijn docent Yvette Feijen was die hem en zijn klasgenoten vertelde dat “zij het uit elkaar moesten halen”.

Hoewel er dus wel degelijk een wens is om samen te werken met gelijkgeschakelden, en de alumni ook aangeven vaak inhoudelijk aansluiting te vinden bij andere pas afgestudeerden, blijkt ook dat

de alumni het soms lastig vinden zich kwetsbaar op te stellen tegenover hun klasgenoten. Het bewustzijn van de banenschaarste binnen de sector en een zekere bewijsdrang ten opzichte van klasgenoten lijkt de de alumni soms in de weg te zitten in hun onderlinge contact.

Wat opvalt in de interviews is dat de alumni, ondanks hun sociale pijnpunten, juist graag met elkaar samenwerken, maar dat dat maar in weinig gevallen leidt tot lange lijnen in die samenwerkingen. Buiten het Utrechtse Pijpcollectief van Lisanne van Aert en Lotte Lola Vermeer en bijvoorbeeld de samenwerkingsverbanden van alumna Marijn Graven, blijft het vaak bij incidentele

samenwerkingsverbanden. Of bij kroegpraat, zoals Daniël ‘t Hoen en Gilles Groot het beschrijven, het “wij gaan ooit nog eens wat samen maken”-sentiment.78

Hoewel uit de data blijkt dat er in de lichting 2017 een verlangen naar generatiemanifestatie sluimert, blijkt ook dat er eigenlijk nog weinig concrete generatiemanifestatie is van de lichting 2017. Het valt moeilijk te zeggen of zij daadwerkelijk één specifieke generatie zijn, met een heldere signatuur. Generaties worden vaak gedefinieerd aan de hand van hun karakter, en dit karakter is vooral te toetsen aan concrete uitingen ervan. Deze uitingen zijn binnen de lichting 2017 nog weinig concreet.

Dit betekent niet dat de lichting 2017 geen generatie is, dit betekent dat er nog weinig concreet bewijs is van het bestaan van deze lichting als generatie. Dat zou aan een aantal omstandigheden kunnen liggen. Enerzijds is de lichting 2017 wellicht nog in een stadium van generatievorming, en is hun samenkomen nog niet voltooid. Immers zijn zij nog niet eens een jaar afgestudeerd. Hun emancipatie van de opleiding is pas net in gang gezet. Wellicht heeft de lichting 2017 gewoon nog wat tijd nodig om tekenen van concrete generatiemanifestatie te tonen. Helaas blijft dat speculatie. We kunnen niet in de toekomst kijken en weten dus niet met zekerheid of er nog concrete

generatiemanifestatie plaats zal vinden. Nu is de term ‘generatie’ een noemer die in de meeste gevallen pas in retrospectief wordt gebruikt. Het is dus ook mogelijk dat in de toekomst de lichting 2017 wel bekend komt te staan als zijnde één afgebakende generatie.

Een andere reden dat nog niet met zekerheid gezegd kan worden of er sprake is van een generatie, is dat het monster uit het sociale veld wellicht te klein is. Hoewel dit onderzoek een onderzoek is naar specifiek generatievorming binnen de lichting 2017, en daar dus ook geen harde uitspraken over gedaan kunnen worden, zou het kunnen dat de lichting 2017 deel uitmaakt van een generatie die

zich niet enkel tot hun afstudeerjaar beperkt. Immers blijkt uit de data dat veel van de respondenten graag samenwerken met andere professionals onder de 35, omdat zij bij hen inhoudelijk en

esthetisch meer aansluiting vinden dan bij oudere collega’s. De groep theaterprofessionals met wie de alumni zich identificeren is in dat geval groter dan de lichting in dit onderzoek.

Daar staat wel tegenover dat uit de gesprekken blijkt dat, wanneer we het monster zouden

vergroten, er nog steeds maar weinig sprake zou zijn van generatiemanifestatie in de lichting 2017. Op een aantal uitzonderingen na, is namelijk een groot deel van de respondenten ook geen concrete samenwerkingsverbanden aangegaan met professionals uit andere lichtingen.

Conclusie

Om de vraag “Hoe zijn de jonge theaterprofessionals, die in 2017 hun diploma behaalden, te beschouwen als generatie?” te kunnen beantwoorden, was het noodzakelijk om eerst vast te stellen wat het begrip generatie precies betekent.

In het eerste hoofdstuk van dit onderzoek werd daarom het academische begrip ‘generatie’ en de generatietheorie onder de loep genomen. Als leidraad in deze verkenning van de term, gold Karl Mannheims definitie van ‘generatie’. We zagen dat Mannheim het vormen van generaties beschouwt als een sociologisch proces dat afhangt van een aantal factoren. De mogelijkheid tot generatievorming noemt Mannheim de generatieligging. Deze generatieligging bestaat enkel bij de gratie dat een afgebakende groep individuen, in het geval van Mannheims theorie een

geboortecohort, een soortgelijke waardeoriëntatie kent en in zijn formatieve jaren dezelfde trendwisselingen ondergaat. Deze waardeoriëntatie van het individu wordt geijkt op zijn

kinderbelevenissen en wat Mannheim milieufactoren noemt. Wat het jonge kind kent als de norm zal voor de rest van zijn leven bepalend zijn voor zijn wereldbeeld. De formatieve periode stelt Mannheim rond het zeventiende levensjaar. Wanneer er voor een geboortecohort sprake is van generatieligging door een overeenstemmende waardeoriëntatie, is de volgende stap in

generatievorming de fase van toetreding tot de sociale arena, die gepaard gaat met een zekere distantiëring tot deze arena en daarmee een zelfbewustzijn opwekt. Vanuit dit zelfbewustzijn kan de vormende generatie besluiten waar het zwaartepunt in hun gedachtegoed ligt en daarmee hun tijdgeest laten blijken. De volgende en laatste fase van generatievorming is die van de

generatiemanifestatie. In deze fase kan de generatie zijn stempel zetten op de samenleving. Hoewel Mannheims generatietheorie ongelooflijk waardevol is geweest in het herformuleren van het begrip generatie, om dit operabel te maken voor een andere sociale situatie in het bepalen of daar sprake is van generatievorming, zagen we ook dat Mannheims generatietheorie zijn gebreken kent. Zo stelt Mannheim zelf graag de demografische beperkingen van de term te willen

overstijgen, maar houdt hij tegelijkertijd wel vast aan het principe van een geboortecohort als uitgangspunt voor generatievorming. In de meer recente generatietheorie wordt dit belang van het geboortecohort in twijfel getrokken en wordt er gepleit voor een minder rigide fase-indeling van generatievorming. Zo stelde Judith Burnett dat we af zouden moeten stappen van de notie van één specifieke periode van formatieve jaren, en pleitten Alan France en Steve Roberts ervoor dat het

niet de waardeoriëntatie is die het zwaartepunt is in de generatieligging, maar dat de fase van zelfbewustwording van een groep individuen juist is wat hen verbindt.

Aan de hand van Mannheims vier belangrijkste aspecten van generatievorming, waardeoriëntatie, zelfbewustzijn, tijdgeest en generatiemanifestatie, werd aan het eind van het eerste hoofdstuk het begrip opnieuw gedefinieerd, om dat te bereiken wat Mannheim zelf uiteindelijk niet deed: het principe van generatievorming zijn demografische beperkingen laten overstijgen. In dit laatste deel van het eerste hoofdstuk zagen we dat het mogelijk is om een ander ingrijpend moment dan

geboorte aan te wijzen als de basis van generatieligging. Voor de casus in deze scriptie gold het moment van toetreding tot het Nederlandse theaterveld. In deze paragraaf werd bevraagd hoe Mannheims vier aspecten van generatievorming zich verhouden tot deze verkleinde biotoop. Het gezamenlijk toetreden tot één specifiek sociaal veld binnen de algehele sociale arena geldt voor de lichting 2017 als hun generatieligging, hun mogelijkheid tot generatievorming.

We zagen dat het begrip waardeoriëntatie een andere nuance kent in de nieuwe biotoop dan het bij Mannheim zou kennen. Immers is degene die toetreedt tot het nieuwe sociale veld geen klein kind meer. Dat betekent dat de oorspronkelijke waardeoriëntatie van het individu, die hij op zijn

kinderbelevenissen geijkt heeft, nu door zal ontwikkelen en beïnvloed zal worden door zijn veldoriëntatie, de vroege oriëntatie van het theaterveld. Ook zagen we dat de fasen van waarde- of veldoriëntatie en zelfbewustwording elkaar sneller opvolgen in deze situatie, dan in de

maatschappijbrede generatievorming. Maar de basisprincipes van Mannheims generatietheorie en de notie van generatievorming in dit onderzoek blijven hetzelfde: er is sprake van één afgebakende groep individuen, die hun waardeoriëntatie op ongeveer dezelfde milieufactoren ijken en in

dezelfde periode hun zelfbewustzijn vinden en daardoor mogelijk elkaar vinden in hun tijdgeest en als één geheel hun stempel kunnen zetten op de maatschappij, of in ons geval het theaterveld. Uiteraard is niet te toetsen of er sprake is van generatievorming in de lichting 2017, zonder deze lichting zelf te bestuderen. In het tweede hoofdstuk van dit onderzoek worden tien interviews beschreven die zijn afgenomen bij veertien alumni uit de lichting 2017. Van deze gesprekken is een thema-analyse gemaakt, die tevens in het tweede hoofdstuk beschreven staat. De thema-analyse is opgedeeld in vier onderzoeksgebieden die corresponderen met de vier belangrijkste aspecten van generatievorming zoals zij in het eerste hoofdstuk beschreven staan: waardeoriëntatie,

zelfbewustzijn, tijdgeest en generatiemanifestatie. Uit deze thema-analyse blijkt dat de

Ook blijkt dat de lerarencorpora van de academies een zeer grote rol spelen in het sturen van deze oriëntatie en in het in gang zetten van de zelfbewustwording van de studenten. De respondenten blijken veel overeenkomsten te kennen in hoe zij hun werk benaderen en wat hun wensen zijn voor het theaterveld. Dit geeft ons een blik in de tijdgeest van de lichting 2017. De interviews geven ons ook een kijkje in hoe de respondenten zich verhouden tot andere net afgestudeerden.

Nu we een nieuwe definitie van ‘generatie’ hebben gesteld, en een beeld hebben van de lichting 2017, rest enkel nog de data aan de definitie te toetsen om de hoofdvraag van dit onderzoek te kunnen beantwoorden. In het derde en laatste hoofdstuk van dit onderzoek blijkt dat de lichting 2017 wel degelijk generatieligging kent. Zij zijn namelijk een afgebakende groep, die hun waardeoriëntatie op vergelijkbare milieufactoren geijkt hebben en in een formatieve periode hetzelfde ‘lot’ zijn ondergaan. Waar zij tijdens hun inauguratie het theaterveld in aan bloot zijn gesteld is door zijn moment in de tijd uniek aan deze specifieke lichting. Dat betekent echter niet dat er ook daadwerkelijk sprake is van de lichting 2017 als generatie.

Wel zien we dat de lichting in hun waarde- en veldoriëntatie een duidelijk onderscheid maakt tussen het theaterveld en de rest van de samenleving. Dit geeft blijk van samenklontering onder de

respondenten en zou voor generatievorming pleiten. Ook zien we dat de antwoorden van de respondenten gekleurd zijn door de cultuur van het theaterveld.

Tegelijk zien we dat het zelfbewustzijn van de alumni tijdens de veldbetreding al op de achtergrond sluimert en vrij kort na hun initiële inauguratie tot uiting komt. Ook in dit proces van

zelfbewustwording en emancipatie als jonge kunstenaar, vinden de respondenten bijval van hun klasgenoten. En hoewel onvoldoende blijkt dat de respondenten werkelijk tegelijkertijd zelfbewust zijn geworden, blijkt wel dat zij elkaar toch beschouwen als ‘lotgenoten’ of zelfs bondgenoten. Uit de gesprekken blijkt ook dat de studenten in de periode van zelfbewustwording meer een eenheid gaan vormen met elkaar ten opzichte van de rest van het theaterveld.

Uit de tijdgeest van de lichting 2017 is duidelijk op te maken dat zij graag hun stempel zouden drukken op het Nederlandse theaterveld en ook kritisch tegenover de status quo in het veld staan. Deze drang naar verschuiving en verandering is een teken van generatievorming. Het onderstreept namelijk het gevoel van de alumni tot een andere orde te behoren dan degene die al gesetteld zijn in het veld. Daarbij stelt een deel van de respondenten graag meer ruimte voor experiment te zien in het theaterveld, en een grote bewondering te hebben voor andere jonge makers die zich als het ware

tegen het systeem in weten te manifesteren binnen het theaterveld. De wens om tot nieuwe

inzichten in de kunstvorm te komen, en de bewondering van vernieuwend werk binnen de sector, is een teken dat de lichting 2017 zich langzaam aan het afzetten is tegen de gevestigde orde in het veld, en dat er een mogelijke generatieverschuiving aan zit te komen.

Hoewel de lichting 2017 graag het theaterveld naar eigen inzicht zou willen herinrichten, en dat een duidelijke indicatie van generatieverschuiving is, blijkt uit de gesprekken ook dat anno 2018 dit vooral een wens is voor de lichting. Onder de alumni heerst een grote urgentie met elkaar samen te werken en het systeem te hervormen, maar de praktijk wijst uit dat dat nog maar weinig concreet gebeurt. Er is in een aantal gevallen sprake van concrete samenwerkingsverbanden onder de alumni, maar deze zijn eerder de uitzonderingen dan de regel. Dat geeft aan dat er nog weinig werkelijke generatiemanifestatie is van de lichting 2017.

De lichting 2017 heeft alles in zich om een generatie te zijn, en misschien zijn zij dat ook wel. Echter is er op dit moment nog te weinig concreet bewijs van de lichting 2017 als zijnde een afgebakende groep met één specifieke positie binnen het theaterveld. Op dit moment is dus niet met zekerheid te zeggen of de lichting 2017 een generatie is. Echter is ook niet uit te sluiten dat over een paar jaar zal blijken dat zij wél een duidelijke generatie vormen, of dat de lichting 2017 uiteindelijk deel uit zal blijken te maken van een generatie, die zich niet beperkt tot één enkel afstudeerjaar, maar zijn generatieligging vindt in een groter segment van het theaterveld.

Want hoewel dit onderzoek kijk heeft gegeven in het proces van generatievorming binnen het theaterveld, en een aantal van de culturele gebruiken in dit proces, geeft het wellicht ook een onvolledig beeld van de generatievorming. Door enkel met alumni van de lichting 2017 in gesprek te gaan, wordt buiten beschouwing gelaten dat een generatie meestal ontstaat binnen een cohort, en niet binnen één enkel jaar. En hoewel dit onderzoek een bijzondere kans is geweest een portret te schetsen van een jong afstudeerjaar, is ook gebleken dat het bepalen van generatievorming eigenlijk alleen in retrospect kan. In een studie naar generaties is de lichting 2017 daarom misschien niet de beste casus geweest.

Dat wil niet zeggen, dat het onderzoek geen waardevolle inzichten heeft gegeven in de sociale en culturele gebruiken van het Nederlandse theaterveld. De notie van het theaterveld als sociaal speelveld en de verhouding tussen het theaterveld en de rest van de sociale arena lijken rijke onderzoeksgebieden te zijn. Met name het toetredingsproces tot het theaterveld en de

benaderbaarheid van het veld zijn onderwerpen waar mensen binnen de sector zich actief mee bezig houden. De verhouding tussen het theaterveld en de algemene sociale arena is iets wat de

respondenten van dit onderzoek duidelijk intrigeert. Een onderzoek hiernaar zou voor zowel het theaterveld als de theaterwetenschap waardevol kunnen zijn.

Ook zou het interessant kunnen zijn om over een aantal jaar nog eens naar de lichting 2017 te kijken, en te bepalen of zij meer tekenen van generatiemanifestatie vertonen, of dat het proces van generatievorming zich anders door heeft ontwikkeld dan beschreven staat in dit onderzoek.

Literatuurlijst

Abrantes, Pedro. “Opening the black box of socialization: Emotions, practices and (biographical) identities.” International Journal of Sociology and Anthropology 5, no. 9 (december 2013): 391–401.

Adriaansen, Robbert-Jan. “Generaties, Herinnering en Historiciteit.” Tijdschrift voor geschiedenis 124, no. 2 (mei 2011): 221–237.

Bartels, Simon M., en Simon Jackman. “A generational model of political learning.” Electoral

Studies 33 (maart 2014): 7–18.

Becker, Henk A. “Generaties.” Hollands Maandblad (april 1985): 446–457.

Becker, Henk A. “Generaties in familieverband en in de samenleving als geheel.” Mens en

maatschappij 87, no. 1 (maart 2012) 66–77

Becker, Henk A. “Generations and justice over time.” Social Justice Research 9, no. 2 (juni 1996): 185–198.

Becker, Henk A. Generaties en hun kansen. Vierde en herziene druk. Amsterdam: Meulenhoff, 1994.

Becker, Henk A. “Life Histories and Generations.” Ageing & Society 12, no. 2 (juni 1992) 252–253. Becker, Henk A. “Social impact assessment.” European Journal of Operational Research 128, no. 2

(2001): 311–321

Bourdieu, Pierre. The field of cultural production, essays on art an literature. Cambridge: Polity Press, 1993.

Bourdieu, Pierre. De regels van de kunst. Vertaald door Rokus Hofstede. Amsterdam: Van Gennep, 1994.

Bourdieu, Pierre. “The Social Space and the Genesis of Groups.” Theory and Society 14, no. 6 (november 1985): 723–744.

Bourdieu, Pierre. “What Makes a Social Class? On The Theoretical and Practical Existence Of Groups.” Berkeley Journal of Sociology 32 (1987): 1–17.

Burnett, J. “Let Me Entertain You: Researching the ‘Thirtysomething’ Generation”,

Sociological Research Online. (2003) http://www.socresonline.org.uk/8/4/burnett.html.

Buskirk-Cohen, Allison A., Tisha A. Duncan, en Margaret Levicoff. “Using generational theory to rethink teaching in higher education.” Teaching in Higher Education 21, no. 1 (november 2015): 25–36

Bynner, J. (2005) “Rethinking the youth phase of the life-course: the case for emerging adulthood?”, Journal of Youth Studies 8, no. 4 (2005): 367–384.

Dieleman, Cock. Het nieuwe theaterleren, een veldonderzoek naar de rol van theater binnen

Culturele en Kusntzinnige vorming op have en vwo. Amsterdam: Amsterdam University

Press, 2010.

Dilthey, W. Le monde de l’esprit. Parijs: Aubier-Montaigne, 1947.

France, Allan, Steven Roberts. “The problem of social generations: a critique of the new emerging