• No results found

Transcriptie van een interview afgenomen op 28 februari 2018 in Amsterdam. Dik gedrukt staat de interviewer, Jessica Kuitenbrouwer.

Dun gedrukt staat de geïnterviewde, Sam Scheuermann.

Mag ik ter controle nog een keer je biografie?

Mijn naam is Sam Scheuermann. Geboortedatum 23 november 1994 Geboorteplaats Tilburg.

Woonplaats Amsterdam

Je opleiding voor theateropleiding vwo, atheneum Theateropleiding: regie, toneelacademie Maastricht. Afgestudeerd in 2017

Eerste onderwerp: wanneer en in welke vorm kwam je voor het eerst in aanraking met theater?

Ik heb heel lang op de basisschool, eind basisschool, toneellessen gevolgd en zelfs even musical, daarna weer terug naar toneel. Op het CKE in Eindhoven, dus cultureel kunstcentrum Eindhoven. Dat was eens per week lessen, je bouwde naar een presentatie toe. Ik vond dat wel leuk maar niet superinteressant. Ik was eigenlijk altijd meer met beeldende kunst bezig. Mijn ouders zijn ook beeldend kunstenaar. En ik vond toneel wel leuk maar wilde naar de kunstacademie. Daar bereidde ik me op voor tot ik op de middelbare school… Oh ja ik deed ook geen theater op de middelbare school, want dat vond ik heel ongemakkelijk en niet leuk. Ik vond theater al snel knullig en stom. En toen werkte ik via het cke voor het eerst in een voorstelling van iemand die docent theater deed in Arnhem. Toen waren we tenminste echt aan een beetje serieuze voorstelling aan het werk. Toen waren we ook ander materiaal aan het maken, veel experimenteler. Dat vond ik ineens supercool. Toen heeft ze ook gezegd: ‘je moet Lot gaan doen.’ Toen ben ik dat in m’n laatste jaar van de middelbare school gaan doen in Tilburg. Daar ontmoette ik mensen die iets serieuzer met theater bezig waren, want in Eindhoven is het sowieso niet zo aan de hand. En daar kreeg je verschillende lessen. Fysieke spellessen, scenografie, improvisatie. We gingen ook naar open dagen. Toen ben ik audities gaan doen. Toen dacht ik al wel van ik wil dit toch. Toen heb ik die omslag naar theater

gemaakt, ben ik er in één jaar opgestort, ben ik audities gaan doen. En toen ben ik ook meteen aangenomen.

In welk jaar begon je de opleiding?

2013, ik was 18. Sowieso hadden we een hele jonge klas. Dat was voor ons jaar in de regieopleiding in Maastricht nieuw.

(…)

Pas eind middelbare school zag ik een voorstelling van Boogaerdt/Vanderschoot, Small World, en dat vond ik echt fan-tas-tisch. Toen was ik echt, dit wil ik doen, wow. Vond ik echt heel cool. En toen ben ik er vol voor gegaan.

Waarom heb je uiteindelijk gekozen voor Maastricht?

Nooit gedaan, dat heeft school gedaan. Ik had eigenlijk me niet verdiept in de scholen. Beetje open dagen gehad met de LOT. en wat geadviseerd werd door docenten. Die zeiden de mime is wat voor jou, hadden het over fysieke acteur worden bij ARTEZ, en Maastricht performance. Ik was al gericht op spelen. Toen ben ik voor die drie auditie gaan doen. Eerste was ARTEZ voor acteur. Dat ging helemaal kut. Ik vond het daar ook niet leuk, en was er in de eerste ronde uit. Eerste auditie, helemaal shit, waar ben ik aan begonnen, heb er geen zin meer in. ook kwam ik toen pas in aanraking met anderen die theater deden en elkaar al kenden. Die hadden ervaring, ik was een groentje. Toen was Maastricht, daar kan je voor een specifieke opleiding auditie doen, maar ook voor alle drie. Dan beslissen ze na de eerste ronde of je meer maker of performer bent. Toen kwam ik in de makersgroep, en in de derde ronde in de regisseursgroep. Dat vond ik eerst kut want ik wilde performer zijn, maar ik dacht kijken wat eruit komt. Werd aangenomen voor regie. Dat vond ik eerst superkut. Ik dacht ik wil dát en nu zit ik hier en ze zien het niet. Toen nog mime auditie gedaan. Daar had ik nul ervaring mee. Heel erg geïntimideerd door anderen. Daar vloog ik er ook na de eerste ronde uit. Ik heb wel in het tweede jaar van regie opnieuw auditie gedaan voor mime. Toen tot de laatste ronde, net niet aangenomen, was onenigheid tussen de docenten. Toen heb ik besloten regie af te maken. Vanaf het derde jaar kan je dat vrijer invullen en steeds meer ook met performance of acteurs meedoen. Of dan krijg je werkplaatsen waar gastdocenten komen en kan je zelf je lessen indelen en samenwerken met mensen van de mime, ben ik gaan doen. Maar dat is nog steeds een ding waarvan ik soms denk had ik dat niet liever willen doen.

Hoe heb je die eerste periode ervaren, op de opleiding?

Heel intens. Het is echt een rollercoaster. Echt heel veel. Het begint met het Shakespeareblok, eerste blok, word je met alle opleidingen, zelfs vormgevers, in groepjes gezet en krijg je een

alles. Dus het is niet zo dat je als regisseur de rest gaat regisseren. Iedereen speelt maakt en doet alles. Niemand kent elkaar, iedereen voelt hoge bewijsdrang, iedereen heeft verschillende achtergronden en uitgangspunten ervaringen en leeftijden. Heel erg zoeken naar je plek, je stem, hoe erg moet je jezelf laten zien.

(…)

Maar gewoon hele lange dagen. Echt doorbeuken, doorbeuken, doorbeuken.

Hoe heb je dat ervaren met die mensen die je niet kent, verbroedering of concurrentie?

Verschilt de hele tijd. In het begin wilde iedereen zichzelf laten zien, ellebogenwerk. Dat werd steeds minder. Dat was die eerste periode heel heftig. Sowieso ook omdat je hele lange dagen maakte en constant met die klas zat en ik elkaars dingen speelt, elkaar regisseert. Je bent één groep samen, was altijd met je klas. Ik woonde wel apart, sommige woonden ook samen. Ik ging ‘s avonds naar huis. Kwam je om 10 uur thuis. Dan voorbereiden voor de les van volgende dag. Dat waren gewoon de mensen met wie je was. Je hebt weinig tijd voor familie, vrienden. Alle relaties gaan uit.

(…)

Eerste twee jaar heb je alleen vaste docenten. Daarna gastdocenten, dus meer invloed van buitenaf, mensen die in de praktijk staan. Dat vond ik op de regie wel redelijk klassieke blik op theater. Of, klassiek, vooral gewoon niet zo fysiek en beeldend. Beeldend ging meer naar performance. Regie waren de meeste docenten erg op tekst gericht. Dat vond ik nooit zo interessant. Maar wat wel heel fijn was - in Maastricht komt weinig theater. Je gaat naar alles wat je kan zien maar minder dan Amsterdam. Maar we konden wel voor 4,50 naar alle voorstellingen. Dus we gingen naar alles. Niet elke week was er een echte voorstelling, maar eens in de 1 of 2 weken was je wel in het theater. Blik op theater verder… je wordt vooral uitgedaagd je eigen stijl te ontwikkelen. Dat zie je uiteindelijk, dat iedereen een totaal andere stijl heeft in onze klas. Maar dat komt wel meer vanaf het derde jaar.

(…)

Je zei eerder je ouders zijn beeldend kunstenaar. Is die eerste periode alleen oogkleppen op theater met mime-invloeden of zijn er bepaalde…

Ja echt oogkleppen. Bij performers minder, maar bij regie vind ik dat wel echt. Dat vond ik ook jammer. Maar ergens moet je je ook specificeren. Dat snap ik ook. Er is al zoveel.

(…)

Ja. Best veel. Er is vrijheid maar je merkt ook dit is het aanbod. Ik had veel problemen met de manier waarop we bewegingslessen kregen. Vooral omdat ik zo bezig was met fysieker theater. We kregen alleen conditie-achtige dingen. Op een gegeven moment zelfs hardlooples. Er is zoveel meer maar we hebben geen docent die het ons kan geven. Zag ik anders op de mime. In de derde komt wat verandering. Kan je voor kiezen. Maar is lastig omdat ik ook klasgenoten had die zeiden waarom krijgen wij die bewegingslessen. Ik ben regisseur, ik hoef niet te bewegen. Daarin merk je snel dat je andere voorkeuren gaat hebben. Dus puur tuurlijk als ik persoonlijk denk, had ik dat meer willen hebben, maar als algemene regie opleiding is dat ook altijd een bepaalde stijl kiezen of schipperen beetje van dit en dat aanbieden.

En de cultuur, er werd altijd wel gezegd, we zijn te veel een bubbel en open je naar buiten toe. (…)

Heb je het gevoel als je buiten de opleiding kijkt naar de grote theateromgeving, dat dat structureel ook het geval is? Dat de theatersector vooral voor zichzelf presenteert

Ik denk dat dat per genre en voorstellingen-maker wel erg verschilt. Maar ik denk wel dat dat over het algemeen wel echt een scene is waar mensen niet zo makkelijk inkomen. Die ook niet zo

interessant is voor mensen. Ik ging eerst ook bijna nooit naar theater. Dus ik denk dat het best lastig is om dan de leuke dingen te vinden, als je niet in dat wereldje zit. En dan heb ik het meer over nieuwere, kleine experimentele dingen. Naast het grote wat in de schouwburgen te zien is en de entertainmentachtige theaterkant. Ik heb wel gemerkt in het laatste jaar heb ik een project gedaan met Boogaerdt/Van der Schoot. Zij waren gastdocent. Toen zijn we daarop gaan focussen in de groep.

(…)

Is je verhouding ten opzichte van je docenten veranderd in je tijd op de academie?

Ja, totaal. Heel erg. Denk dat ik dat dus ook een beetje in het tweede jaar had. Dat ik toen auditie deed voor de mime omdat ik merkte dat ik het met veel dingen niet eens was. En ik raak niet geïnspireerd door jullie. Ik raakte geïnspireerd door mede scholieren, studenten, niet door de docenten. Dat vond ik echt wel erg, ik denk niet dat dat de situatie moet zijn op een opleiding. Maar gelukkig was dat na het tweede jaar al stukken minder. Omdat je dan die gastdocenten krijgt.

(...)

Waar baseer jij je werk op?

Dat is vanaf het derde jaar had ik een blok Quirine en Helena die staan erom bekend dat ze ingaan op wie ben jij als maker, proberen die kern te vinden. Wat toen naar boven kwam is dat ik heel erg bezig ben met het zelf en hoe dat beïnvloed wordt door de ander. Dat is in theater de hele tijd aan de

hand omdat je dus altijd een kijker hebt, het publiek. En dat is dan de ander die naar jou kijkt. Het hoofdding bij mij is vooral dat je een eigen ervaring hebt waar je zelf altijd verhoudt tot de ander, en dat die ander jou reduceert tot iets wat hij ziet van jou. Dat misschien helemaal niet strookt met hoe jij jezelf van binnen met al je facetten ervaart. En dat je dat altijd wil afstoten omdat dat beeld van die ander niet klopt, zelf ben je zoveel meer. Maar je hebt die ander ook nodig omdat je die erkenning… daardoor word je in de wereld gezet en gezien en besta je. Die struggle is mijn hoofdthema geworden. Wat je uiteindelijk in alles wat ik maak kan terugzien. En waar ik dus ook het dramatische in zit, dat us per definitie dramatisch. Omdat het een interne struggle is.

(…)

Zijn er dingen waar je nadrukkelijk inspiratie uit put?

Qua makers heb ik wel een aantal mensen die ik echt heel tof vind. Boogaert/Van der Schoot nog steeds. Dries Verhoeven. Vooral nu steeds meer hoe hij de vorm van zijn kunst steeds vanuit het concept laat afhangen. Dus het is niet dat hij theatermaker is. Hij is kunstenaar. Dat kan allerlei vormen aannemen hoe dat dan naar buiten komt in de voorstelling. Een museale installatie, of Fobia Rama is natuurlijk helemaal crazy.

(…)

Niet concreet inderdaad, maar wel echt een tendens die je heel erg voelt in de samenleving die ik dan bij mezelf en heel veel mensen herken. Dat ik denk oh dat is echt een ding. Dan lees ik dat en zie ik dat overal. Dan koppel ik dat aan verschillende dingen, ruimtes. Daar komt dan een

voorstelling van. Zo begon dat in beide voorstellingen met veel praten met de acteurs. Hoe zien jullie dat. En proberen ook vooral dat de acteurs dat ook in alles gaan zien, zoals ik dat in alles ga zien. En dat het dus een rijk onderwerp en bron van inspiratie wordt. Zij moeten dat dan ook gaan hebben. Dan gaan we vervolgens maken.

(…)

Wat is op dit moment je motivatie om theater te maken?

Ik moet zeggen ik was er na school een beetje uit. Ik was helemaal leeggezogen. En vooral van het idee dat ik steeds met iets nieuws moet komen, omdat je echt heel veel moet maken en steeds weer voorstelling voorstelling, nieuw concept nieuw idee. En dat ik nu veel meer naar een soort lijn aan het neigen ben, ik wil niet iets nieuws, ik wil gewoon dingen doorontwikkelen. Ik wil dingen langzaam laten evolueren.

Ik probeer m’n publiek nu bewust in een soort onzekere situatie te zetten, waardoor dat echt ook aan de gang is tijdens de voorstelling zelf. Ik wil die passieve, dat passieve publiek weg hebben. Ik wil dat er een actief publiek is dat actief kijkt en zichzelf moet engageren tot het werk.

(…)

En als je, je zei net ik wil eigenlijk af van passief theaterpubliek, maar heb je een soort wens waar het theaterveld naartoe zou moeten? Of is dit puur voor jouw werk specifiek?

Nou, ik stoor me wel echt aan voorstellingen die op automatische piloot draaien.

Heb je daar een voorbeeld van?

TA kan ik soms echt niet hebben. Dat ik echt denk, het maakt niet uit of ik nou m’n ogen dichtdoe en hier in slaap val. Ik had ook een periode dat ik heel makkelijk in slaap viel in het theater. Omdat ik moe was, maar ook omdat ik er niet bijgehouden werd. Gewoon deel was van de massa. Niemand let op mij, iedereen let gewoon op wat daar aan de hand is. En dat vind ik gewoon kwalijk. Ik denk dat het ding van theater is dat het niet af is, zoals een schilderij af is, maar dat het op dat moment gemaakt wordt. Op die manier is het de actueelste en meest flexibele vorm van kunst die je kan hebben. Maar vervolgens geven we daar niet de ruimte en de vorm aan dat het dat ook kan hebben en zijn. Doordat we het in een soort vast stramien gooien. En dat vind ik gewoon saai en

oninteressant. (...)

Met wie werk jij het liefst samen?

Ik ben heel kieskeurig in mensen met wie ik samenwerk. Ze moeten ook toch wel gedeelde interesses hebben. Ik moet een persoonlijke klik met ze hebben. En qua spelers heb ik voor mijn afstudeervoorstelling overal vandaan gehaald. Dat ik nu merk ook omdat ik mezelf nog heel jong vind, ik het lastig vind om oudere mensen te regisseren, of mezelf daar dan, ik vind dat een lastige verhouding. Terwijl mensen van dertig dat gaat nog wel, dat zijn gewoon vrienden van mij. Maar echt volwassenen vind ik nog heel lastig. En dus zo probeer ik dan ook verschillende mensen bij elkaar, spelers, performers bij elkaar te zoeken vanuit verschillende richtingen. Mimers, performers, acteurs. Sommige die echt fysiek zijn, sommige meer beeldend, sommige tekstacteurs die een sterke fysiek hebben. Zodat iedereen elkaar kan aanvullen en we echt een interessante mengvorm krijgen. En begeleiders die mij scherp houden en die ik ook echt interessant vind als makers en denkers of dramaturgen.

(…)

Mensen van verschillende plekken, zijn dat andere net afgestudeerden? Heb je veel contact met je lichting?

Ja dat zijn allemaal mensen van mijn jaar, net daarboven of net daaronder.

Interdisciplinair en verschillende steden?

Ja. de meesten waren... Twee van de eerste afstudeer waren op dat moment ook mime aan het afstuderen. Een aantal derdejaars. Tweedejaars performers Maastricht. Ook die boven mij zaten, die waren afsgestudeerd van performers of mime of acteurs. Dus ja het zit wel in die range van twee a drie jaar boven en onder mij.

Hoe ervaar je dat contact met jouw klasgenoten?

Dat is hecht. Daar voel ik mij het fijnst in. Of het gemakkelijkst. Ik heb al snel dat als mensen verder zijn, vind ik het lastig, eng die mensen te regisseren. En ja, jonger, dan inspireren ze me nog niet genoeg.

Ga je kijken naar werk van andere net afgestudeerden?

Ja

Wat vind je daarvan?

Dat verschilt heel erg. Je hebt mensen die je heel tof vindt en mensen die je minder interessant vindt. Van die doet de hele tijd dat. Maar je houdt elkaar wel een beetje in de gaten. En om te zien waar je mee bezig bent. Sowieso van m’n klas probeer ik altijd alles te zien. En van mijn jaar ook wel. Maar dat is dan weer wat minder.

En zijn er binnen dat werk van die net afgestudeerden trends die je detecteert, die je opvallen?

Ja… ik weet niet ik noem het een soort warme winkelstijl. Dat zie je gewoon heel veel. Bij jonge makers. Vanuit een thema dus de regisseur werkt vanuit een thema, en heel erg vanuit acts, daar vrij associerend allemaal materiaal verzinnen en dat bij elkaar gooien. Dan heb je een superleuke, toffe, beetje, ik weet het even niet. Maar dat heeft altijd iets dat ik niet zo chill vind. Een soort ironie. Dus lacherig doen waarvan ik dan denk ja, dan zet je jezelf heel erg boven een situatie. Moet je je nou serieus nemen? Dat je jezelf daarboven zet vind ik lastig. Volgens mij moeten we onzelf als makers juist in de moeilijkste positie zetten. Anders zet je je publiek in de moeilijkste positie, en dat is niet de bedoeling.

Gesprek 6

28 februari 2017