• No results found

2.3. De resultaten: thema’s

2.3.4 Onderzoeksgebied vier: generatiemanifestatie en samenhang

Hoe de lichting 2017 naar elkaar kijkt, geeft zeker blijk van de tijdgeest van de lichting. Maar ook is het mogelijk een indicatie van generatiemanifestatie of generatiesamenhang. Ter afsluiting van het interview werd de respondenten gevraagd met wie zij het liefst samenwerken en of zij op dit moment deel uit maken van een concreet samenwerkingsverband.

In deze paragraaf worden de thema’s in hun antwoorden beschreven. De thema’s zijn: – De notie van schaarste

– Een (onuitgesproken) verlangen naar samenwerken – De urgentie van het samenwerken

De notie van schaarste

Wellicht is het verschil in hoe de respondenten naar hun directe leeftijdgenoten kijken versus hoe zij naar jonge, maar meer ervaren professionals kijken te verklaren door het grote bewustzijn van de schaarste op de theater-banenmarkt. Hoewel de respondenten over het algemeen hoopvol blijven over hun kansen binnen het theaterveld, schemert door alle gesprekken wel een sterke notie dat de kans het ‘te halen’ op dit moment toch wel klein lijkt. Veel pas afgestudeerden hebben weinig perspectief op de toekomst en wie hun werkgevers zullen zijn. Ook voelen de respondenten

onderling een gigantische druk om succesvol te zijn. Zo beschrijft Daniël ‘t Hoen dat er in de sector een taboe heerst op het “opgeven” van je theatercarrière of het voortzetten van je loopbaan in een andere richting.72

De respondenten die geen concrete werkgever hebben op dit moment, willen dat enerzijds geen probleem vinden omdat het hen immers de gelegenheid geeft om bij te komen van hun tijd op de academie en om door te rijpen als kunstenaars, maar toch kunnen zij niet ontkennen een zekere vorm van paniek te voelen over hun kansen binnen het veld. En hoewel ook zij het liefst hun leeftijdgenoten, die wel werk hebben, toe zouden juichen, beschrijven zij dat dat enthousiasme toch vaak gepaard gaat met een gevoel van onzekerheid over hun eigen prestaties.

Ook de respondenten die wel concrete opdrachtgevers hebben, voelen banenschaarste. Zij zijn zich er zeer bewust van dat zij zich in een unieke positie begeven en proberen vaak juist hun

leeftijdgenoten vanuit die positie moed in te praten of zelfs aan het werk te helpen. Wat bijna alle

respondenten aangeven is het heel vervelend te vinden dat de cultuur binnen hun leeftijdgenoten lijkt te draaien om een zekere bewijsdrang.

Een (onuitgesproken) verlangen naar samenwerken

De respondenten geven aan dat de bewijsdrang die zij ten opzichten van andere jonge professionals voelen vaak in de weg komt te staan van iets waar zij juist naarstig naar op zoek zijn: eerlijkheid en verbroedering. Hoewel de alumni elkaar onderling goed kennen door hun gedeelde tijd op de academie, blijkt ook dat zij soms niet te rade durven te gaan bij andere alumni terwijl zij daar juist een grote behoefte toe voelen. Zo beantwoordt Daniël ‘t Hoen de vraag hoe hij het contact met zijn klasgenoten ervaart:

Ik vind het contact leuk, maar ik heb een bloedhekel aan dat het altijd gaat over wat je nu doet.(…) Maar gewoon de eerste vraag: Wat doe je nu? Ik denk dan: Jezus, ok… en hoe is het met jou?!73

En Gilles Groot valt hem bij:

En pijnlijk is het… als je het dan niet weet.74

‘t Hoen:

En dat kan je dan niet zeggen, want je moet je altijd beter voordoen dan hoe het echt gaat.75

Hoewel de alumni een grote bewijsdrang voelen bij hun lotgenoten, zijn het voor het overgrote deel van de gevallen wel juist die lotgenoten met wie de alumni het liefste samenwerken. Zij geven namelijk aan juist bij mensen van ongeveer hun eigen leeftijd, of die ook recent zijn afgestudeerd, de meeste inspiratie te vinden. Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan het liefst samen te werken met mensen onder de 35. Dit enerzijds omdat hun ervaring hen geleerd heeft dat zij zich bij collega’s onder de 35 het meest gehoord voelen, maar ook omdat een deel van de alumni aangeeft de oudere generaties in het veld moeilijk bereikbaar te vinden en zich te onervaren te voelen om een samenwerkingsverband met een ouder iemand aan te gaan.

73 Interview met Daniël ‘t Hoen en Gilles Groot, 28 februari 2018. 74 Interview met Daniël ‘t Hoen en Gilles Groot, 28 februari 2018. 75 Interview met Daniël ‘t Hoen en Gilles Groot, 28 februari 2018.

Maar het is niet alleen een gevoel van onervarenheid dat hen naar hun leeftijdgenoten drijft, het is ook een gevoel van elkaar begrijpen waar de alumni hun samenwerkingsverbanden op selecteren. Hoewel de alumni wel een beeld hebben van met wie zij het liefst samenwerken, blijkt dat concrete samenwerkingsverbanden zeldzaam zijn onder de respondenten. Ongeveer een derde van de

respondenten geeft aan een langere lijn te lopen met één of meerdere creatieve partners, maar slechts twee van de respondenten maken bijvoorbeeld deel uit van een gezelschap of collectief. Wel is er onder de alumni sprake van ‘bondgenoten’, zoals Yentl van Stokkums ze noemt:

gelijkgestemden die elkaar af en toe werk toe schuiven, goed met elkaar overweg kunnen en soms een verlangen koesteren ooit in de toekomst nog eens samen te werken. Deze bondgenootschappen vormen zich niet alleen binnen de grenzen van één klas. Veel van de respondenten geven aan om ook graag samen te werken met pas afgestudeerden aan andere opleidingen, zelfs andere academies, of juist binnen hun eigen opleiding bondgenoten te vinden bij alumni van andere lichtingen.

De urgentie van het samenwerken

Hoewel de alumni het soms lastig vinden om contact te leggen met hun leeftijdgenoten of om de wens van het samenwerken concreet te maken, heerst er een groot gevoel van urgentie om juist met gelijkgestemden wel verbanden aan te gaan. Immers is er niemand anders dan zijzelf op dit moment een pas afgestudeerde theaterprofessional. Niemand anders dan de alumni en hun lotgenoten begrijp precies hoe het is om nu een beginnende theatermaker te zijn. Daarbij heerst er een bewustzijn onder de alumni dat ook niemand van de oudere garde binnen het theaterveld precies hetzelfde zou willen als wat zij willen bereiken. Het blijft onduidelijk wat precies de alumni er op dit moment van weerhoudt concrete samenwerkingsverbanden met elkaar aan te gaan. Zo sluit Sebas Berman ons interview bijvoorbeeld wel af met een daadkrachtig statement:

Yvette Fijen zei op school altijd: “Haal het uit elkaar. Jullie generatiegenoten. Doe het met elkaar.” Ik maak daar te weinig gebruik van. Ik zou hen meer mogen aanspreken. Ik ga meer mensen op sleeptouw nemen! Je moet uit elkaar putten als generatie.76

Hoofdstuk 3

Uit de gesprekken met de alumni van de lichting 2017 blijken verschillende thema’s naar voren te komen. De alumni kennen overeenkomsten in hoe zij in hun jeugd het theaterveld aanschouwden, hoe zij hun tijd op de opleiding hebben ervaren en in hoe zij als jonge kunstenaars hun werk en het werkveld benaderen. Maar maakt hen dat een generatie? In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de gesprekken getoetst aan het begrip ‘generatie’ zoals het in het eerste hoofdstuk van dit onderzoek bevraagd en gedefinieerd is.

In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt de generatieligging van de lichting 2017 bevraagd. In de tweede paragraaf worden de bevindingen uit de onderzoeksgebieden waardeoriëntatie,

zelfbewustwording en tijdgeest getoetst aan hoe deze fasen van generatievorming in het eerste hoofdstuk beschreven staan. In de derde en laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt beschreven of er binnen de lichting 2017 sprake is van generatiemanifestatie.