• No results found

53Technische haalbaarheid en kosten van strengere emissieplafonds |

Technische haalbaarheid en kosten van strengere

53Technische haalbaarheid en kosten van strengere emissieplafonds |

VIER VIER

komt neer op verdergaande emissie-eisen voor varkensstallen.

De kosteneffectiviteit van deze maatregel bedraagt circa 7 euro per kilogram NH3. Met deze maatregel kan

potentieel circa 7 kiloton extra emissiereductie worden gerealiseerd. De maatregel zal, vooral bij de kleinere varkenshouderijen, op grote weerstand stuiten. Deze weerstand vloeit vooral voort uit de grote investering die nodig is om de luchtwassers te plaatsen en de relatief hoge operationele kosten. Een aanzienlijk deel van de varkenshouders zal een lening moeten afsluiten om de luchtwasser te kunnen installeren. Het is onzeker of bankinstellingen deze leningen zullen verstrekken. Een gerichte subsidieregeling kan ondersteuning bieden om deze maatregel te realiseren.

Melkveestallen

Ook voor melkveestallen zijn er nieuwe bestrijdingsopties ontwikkeld. Het gaat om de plaatsing van zogenoemde balansballen (formaat bowlingbal) in de mestkelders bij melkveestallen. Hierdoor wordt het vervluchtigend oppervlak van de mestkelder verkleind, wat ertoe leidt dat de NH3-uitstoot bij melkveestallen met circa 20

procent afneemt. Maatregelen bij rundveestallen zijn relatief duur in vergelijking tot maatregelen bij varkensstallen. De kosteneffectiviteit wordt geschat op circa 17 euro per kilogram. Het reductiepotentieel van deze maatregel bedraagt 4 kiloton. De maatregel is te implementeren door aanpassing van het Besluit

ammoniakemissie huisvesting veehouderij. Dit komt neer op emissie-eisen voor bestaande melkveestallen. Voor melkveestallen gelden momenteel alleen emissie- eisen voor stallen bij uitbreiding en nieuwbouw van stallen. Daarnaast zijn er eisen voor bestaande melkveestallen waar de koeien permanent verblijven. Voor bestaande melkveestallen waarin het vee niet permanent staat opgesteld, zijn er geen emissie-eisen, zoals deze wel gelden voor varkens- en pluimveestallen. Voordeel ten opzichte van andere NH3-reducerende

maatregelen is dat balansballen zonder een grote verstoring van het bedrijfsproces kunnen worden toegepast. Daarnaast kunnen de ballen ook gemakkelijk worden ‘hergebruikt’. Er is een redelijk draagvlak bij de doelgroep, waarbij wel de kosten van het daadwerkelijk invoeren nog een belemmering vormen.

Pluimveestallen

Tot slot is er een gecombineerde NH3/PM2,5-maatregel

opgenomen in de lijst, die is gericht op de vermindering van de emissies uit pluimveestallen. Het gaat om de biologische luchtwasser bij stallen voor leghennen. Deze maatregel wordt besproken in paragraaf 4.4.5.

4.4.4 NMVOS-bestrijdingsopties

Technisch reductiepotentieel 2020

Het in beeld gebrachte potentieel aan NMVOS- maatregelen is onvoldoende om de uitgewerkte

Gothenburg-ambitieplafonds te kunnen realiseren (figuur 4.5, tabel B1.4 in bijlage 1). Het totale technische

reductiepotentieel telt op tot 12 kiloton. Afgezet tegen het referentiebeeld voor 2020 van 12,7 kiloton is dit een vermindering met circa 12 procent.

Europese productmaatregelen

Het merendeel van het reductiepotentieel betreft maatregelen die alleen in EU-verband kunnen worden genomen. Het betreft maatregelen gericht op de

verdergaande vermindering van NMVOS in producten. Dit kan alleen Europees worden geregeld met een aanpassing van de EU-productenrichtlijn.

Het gebruik van oplosmiddelen in de industrie Een maatregel die Nederland zelf kan nemen is het nog verdergaand terugdringen van het gebruik van oplosmiddelen in de industrie. Twee maatregelen zijn uitgewerkt gericht op de vermindering van het gebruik van oplosmiddelen bij industriële verftoepassingen en bij reinigen en ontvetten. Het reductiepotentieel van deze maatregelen bedraagt circa 3 kiloton. De

kosteneffectiviteit van deze maatregelen varieert tussen de 1 en 5 euro per kilogram.

Zoal eerder is aangegeven, is het hier gegeven nationale reductiepotentieel voor NMVOS gebaseerd op oudere informatie. Het is waarschijnlijk dat het werkelijke reductiepotentieel groter is we nu hebben ingeschat. Verder onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

4.4.5 PM

2,5

-bestrijdingsopties

Technisch reductiepotentieel 2020

Voor PM2,5 zijn er voldoende technische maatregelen

beschikbaar om in 2020 de Gothenburg-ambitieplafonds te kunnen realiseren (figuur 4.5, tabel B1.5 in bijlage 1). Het totale technische reductiepotentieel telt op tot 1,5 kiloton. Afgezet tegen het referentiebeeld voor 2020 van 12,7 kiloton is dit een vermindering met circa 12 procent. De emissies van fijn stof kunnen verder worden verminderd met de toepassing van maatregelen bij houtkachels, de plaatsing van roetfilters op motoren van binnenvaartschepen en de afvang van PM2,5 uit

pluimveestallen.

Houtkachels en open haarden

De emissies van open haarden en houtkachels kunnen technisch worden verminderd door oude kachels en open haarden in woningen versneld te vervangen door goedgekeurde (inbouw) kachels. Het betreft hier de

VIER

goedkoopste maatregel uit de lijst met PM2,5-opties met

een kosteneffectiviteit van 12 euro per kilogram vermeden emissie. Deze maatregel kan worden geïnstrumenteerd met het beschikbaar stellen van subsidies.

Sinds 2006 moeten alle houtkachels die in Nederland zijn aangeschaft voldoen aan de Europese standaard EN 13240 en EN 13229. Deze standaarden stellen een minimale efficiëntie van 70 procent voor kachels met gesloten deuren. De maatregel richt zich dus op de kachels van voor 2006.

Met behulp van de toepassing van een elektrostatisch filter (ESP) kunnen de PM2,5-emissies van houtkachels en

open haarden nog verder worden verminderd. Het plaatsen van een ESP-filter op kachels is echter een dure maatregel, met een kosteneffectiviteit van 78-260 euro per kilogram. Ter vergelijking: de kosteneffectiviteit van de Euro6/VI-eisen voor PM2,5 bij wegvoertuigen wordt

geschat op 275 euro per kilogram. Binnenvaart

Door het plaatsen van een roetfilter kan de PM2,5-emissie

van binnenvaartschepen afnemen. Dit is mogelijk bij nieuwe en bestaande schepen. Instrumentering van deze maatregel is onder andere mogelijk door subsidiering van een roetfilter bij Nederlandse binnenschepen. De kosteneffectiviteit bedraagt circa 60 euro per kilogram. Industrie

Door het uitvoeren van het Actieplan voor

emissievermindering van PM2,5 in de industrie, kan de

PM2,5-emissie in 2020 met circa 0,2-0,3 kiloton

verminderen. Het ministerie van IenM heeft de taakstelling voor PM10-emissies door de industrie

uitgewerkt in een plafond van 10,5 kiloton. Deze taakstelling maakt deel uit van het voorgenomen beleid en is dus niet verwerkt in de emissieraming met bestaand beleid voor 2020 (GCN 2011). Realisatie van de PM10-

taakstelling werkt door in de reductie van PM2,5-emissies.

Pluimveestallen

Er zijn verschillende technieken ontwikkeld om de PM2,5-

emissies uit pluimveestallen te verminderen. Niet alle ontwikkelde technieken verwijderen echter PM2,5.

Voor stallen met vleeskuikens is het systeem van negatieve ionisatie de goedkoopste optie om PM2.5 te

verwijderen, met een kosteneffectiviteit van 70 euro per kilogram PM2,5. Hiermee worden stofdeeltjes in de stal

negatief geladen, waarna deze deeltjes gaan plakken aan geaarde oppervlakken en objecten, zoals vloeren en wanden, of aan speciaal aangebrachte geaarde platen. Zo wordt het stof uit de lucht verwijderd. Met de toepassing van een ionisatiesysteem vermindert de PM2,5-uitstoot bij

stallen met circa 50 procent. Er is echter geen sprake van emissiereductie van NH3. Daarnaast is het ook mogelijk

om PM2,5-emissies te verminderen door olie te vernevelen

in de stallen. Deze optie is duurder dan het systeem van ionisatie.

Bij stallen voor leghennen kan de emissie van PM2,5

afnemen met een biologische luchtwasser. Hiermee vermindert de PM2,5-uitstoot met circa 60 procent. Tevens

is er sprake van een NH3-reductie van 70 procent. Dit is

echter een relatief dure maatregel. De kosteneffectiviteit van deze maatregel loopt op tot 300 euro per kilogram PM2,5.

Voor pluimveestallen zijn er momenteel ook nieuwe systemen voor PM2,5-reductie in ontwikkeling. Het gaat

onder andere om de toepassing van een ionisatiefilter. De kosten van dit systeem zijn lager dan die van biologische luchtwassers, terwijl toch meer dan 50 procent van het PM10 wordt verwijderd. Uit lopend onderzoek moet nog

blijken in hoeverre dit systeem ook de emissies van het fijnere PM2,5 vermindert. In de lijst met opties en de

kostencurven is voorlopig alleen de dure biologische luchtwasser opgenomen.

Het draagvlak bij de pluimveesector is matig, omdat een groot deel van de bedrijven deze investering niet kan financieren. Met een subsidieregeling zal een groter deel van de bedrijven de extra investering kunnen financieren. NH3-opties met neveneffecten voor PM2,5

Tot slot kan de PM2,5-emissie afnemen door de toepassing

van gecombineerde luchtwassers bij varkensstallen. Deze maatregel is primair bedoeld voor de reductie van NH3.

Noot

1 Zie http://www.ecn.nl/nl/units/ps/themas/nationaal- energie-en-klimaatbeleid/optiedocument/.

55