• No results found

77Maatschappelijke kosten en baten van strengere emissieplafonds |

Maatschappelijke kosten en baten van strengere

77Maatschappelijke kosten en baten van strengere emissieplafonds |

ZES ZES

De gegeven spreiding komt overeen met de bandbreedte in de waardering van een verloren levensjaar.

Kijken we naar het saldo van de kosten en baten, dan zien we dat de Gothenburg-ambitiescenario’s nettobaten opleveren van enkele honderden miljoenen euro’s per jaar. In totaal, uitgedrukt ten opzichte van de Baseline, levert Low* netto baten op van 120-260 miljoen euro per jaar, oplopend naar 170-400 miljoen euro per jaar voor Mid en 230-590 miljoen euro per jaar voor High*. Ook minder ziekteverzuim en vermeden ziektekosten dragen bij aan de gunstige kosten-batenverhouding De gunstige baten-kostenverhouding wordt verklaard door de winst in levensverwachting die samengaat met een schonere lucht, maar ook door vermeden

ziektekosten, zoals gemiste arbeidsdagen en vermeden kosten voor de behandeling van aandoeningen als chronische bronchitis. Dominant voor de uitkomst van de analyse zijn de baten van de winst in levensverwachting: ongeveer 75 procent van de baten wordt hierdoor verklaard. De overige 25 procent wordt verklaard door minder ziekteverzuim en minder kosten van de

gezondheidszorg. Als we uitsluitend naar deze laatste 25 procent van de baten kijken, dan zijn de overgebleven

baten nog altijd van een vergelijkbare omvang als de kosten. De baten-kostenratio komt dan uit op circa 2 voor de stap van Baseline naar Low*, en 0,8-0,9 voor de stap van Mid naar High*.

Kosten-batenanalyses van luchtbeleid kennen onzekerheden

De uitkomsten van kosten-batenanalyses van luchtbeleid kennen onvermijdelijke onzekerheden; de cijfers en resultaten kunnen dan ook niet te absoluut worden geïnterpreteerd. In figuur 6.1 hebben we twee belangrijke onzekerheden inzichtelijk gemaakt. Dit zijn de

onzekerheid in de waardering van een gewonnen levensjaar (VOLY) en in de gezondheidseffectberekening. De onzekerheid in de waardering bij de baten is in beeld gebracht met twee aparte kolommen. De linkerkolom geeft de baten voor een VOLY van 20.000 euro en de rechterkolom doet dit voor een VOLY van 54.000 euro. Ook de berekeningen van de gezondheidseffecten (vervroegde sterfte en verminderde gezondheid) kennen onzekerheden. Figuur 6.1 geeft de statistische variatie zoals we deze hebben berekend op basis van de variatie gegeven in de onderliggende epidemiologische studies (95 procent betrouwbaarheidsinterval) (Holland et al. 2008; Pope et al. 2005). Figuur 6.1 0 200 400 600 800 1000 1200

miljoen euro per jaar Ten opzichte van baseline

Kosten en baten van Gothenburg-ambitiescenario's, 2020

0 200 400 600 800 1000 1200

miljoen euro per jaar

Onzekerheid in gezondheidseffectberekening van fijn stof

Ten opzichte van voorgaande scenario

Kosten Baten

Lage schatting van waarde van gewonnen levensjaar Hoge schatting van waarde van gewonnen levensjaar

Low* ten opzichte van Baseline Mid ten opzichte van Baseline High* ten opzichte van Baseline Low* ten opzichte van Baseline Mid ten opzichte van Low* High* ten opzichte van Mid

ZES

Tot slot is er nog de onzekerheid die verband houdt met de verschillen in schadelijkheid van de diverse

fijnstoffracties, ofwel de heterogeniteit en complexiteit van het fijnstofmengsel. Deze onzekerheden hebben we niet kunnen kwantificeren, en zijn dus ook niet

meegenomen in de bandbreedte van figuur 6.1. In lijn met de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gaan we er bij de kosten-batenberekeningen van uit dat alle fracties van het antropogene fijn stof (PM2,5),

onafhankelijk van de bron en de chemische samenstelling en grootte, even schadelijk voor de gezondheid zijn. Het was ook nog niet mogelijk om de concentraties van de afzonderlijke fracties betrouwbaar te modelleren. Deze modellering van afzonderlijke fracties is nodig om de baten te kunnen schatten. In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op deze potentieel belangrijke bron van onzekerheid.

De directe kosten van maatregelen en de

gezondheidsbaten domineren de uitkomst van de kosten-batenanalyse

In de gepresenteerde figuur zijn alleen de directe jaarlijkse kosten van technische maatregelen en de gezondheidsbaten van emissiereducties opgenomen. Uit een eerdere integrale kosten-batenvergelijking, die CE-Delft heeft uitgevoerd in samenwerking met het PBL, is gebleken dat deze beide posten de uitkomst van de kosten-batenvergelijking domineren (CE 2008). Bij aanvang van de studie is daarom besloten om de overige kosten- en batenposten verder niet uitgebreid te analyseren en alleen als PM-post op te nemen met een verwijzing naar de CE-studie uit 2008, dan wel nieuwe indicatieve schattingen van het PBL te geven (in het geval van de natuurbaten). Hierna gaan we nader in op deze overige kosten- en batenposten.

De overige PM-kostenposten zijn:

• een dalende consumptie en productie door stijgende prijzen;

• een tijdelijk werkgelegenheidsverlies doordat bedrijven minder produceren;

• het zogeheten buitenlandeffect;

• beleidskosten, dat wil zeggen kosten om het beleid vorm te geven en uit te voeren.

Door de maatregelen stijgen de productiekosten en daarmee ook de prijzen. Dat zal gepaard gaan met een daling van de consumptie en de productie (directe kosten). Voor de bepaling van deze directe

welvaartseffecten maken we gebruik van de studie van CE (2008). We gebruiken deze resultaten hier om een beeld te krijgen van de omvang van de effecten voor de economie, en dus niet om deze effecten nauwkeurig in beeld te krijgen. Hiervoor zijn, als gezegd, aanvullende economische analyses nodig.

De verwachting is dat de directe effecten op de prijzen en de productie (op de langere termijn) beperkt van omvang zijn. De grootste effecten treden op in de

landbouwsector, en wel in de intensieve veehouderij. Maatregelen zullen overigens niet op alle bedrijven binnen een branche dezelfde impact hebben; de uitwerking kan verschillen op basis van de grootte en de financiële positie van een bedrijf.

Als gevolg van de daling van de productie (op de korte termijn) kunnen er wel tijdelijke werkgelegenheids- effecten optreden. Het is onzeker hoe groot dit effect is; we houden op basis van de CE-studie een bandbreedte aan van 0-15 procent van de directe kosten van maatregelen. Hoe groot het effect zal zijn, hangt af van hoe snel mensen een nieuwe baan kunnen vinden, en daarmee van de krapte op de arbeidsmarkt. In een krappe arbeidsmarkt zal dit tijdelijke werkgelegenheids- effect beperkt van omvang zijn. In een goed werkende arbeidsmarkt zal door aanpassing van de lonen na verloop van tijd een nieuw evenwicht op de arbeidsmarkt ontstaan, maar in de praktijk kan dit enkele jaren duren. CE (2008) heeft dit arbeidsmarkteffect in beeld gebracht en gemonetariseerd door het effect op de overheids- uitgaven te berekenen. Op basis hiervan kan worden berekend dat het welvaartseffect van dit tijdelijke werkgelegenheidsverlies ongeveer 15 procent bedraagt van het welvaartsverlies door de stijging van de directe kosten.

Het tijdelijke arbeidsmarkteffect is berekend met een model waarin is verondersteld dat de aanpassing van de arbeidsmarkt vijf jaar zal bedragen. Hiermee is een nieuwe onzekerheid in de uitkomsten terechtgekomen: aanpassingen kunnen ook veel minder dan vijf jaar in beslag nemen. De geschatte 15 procent lijkt aan de hoge kant, omdat er geen rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige arbeidsmarkttekorten. De CE-studie laat als voorbeeld zien dat het tijdelijke werkgelegenheidsverlies kan halveren als wel rekening wordt gehouden met een krapte op de arbeidsmarkt. Het is zelfs mogelijk dat het effect nog kleiner is. Daarnaast wordt voor de monetarisering van dit werkgelegenheids- verlies gebruikgemaakt van een relatief hoge loonstijging (CE 2008). Om de onzekerheid in de omvang van het werkgelegenheidseffect duidelijk te maken, houden we in dit rapport een range aan van 0-15 procent van de directe kosten van maatregelen.

Het ‘buitenlandeffect’ wil zeggen dat de kosten van extra luchtmaatregelen in Nederland voor een deel zullen worden doorberekend aan afnemers in het buitenland, terwijl ook een deel van de kosten van extra lucht- maatregelen in het buitenland zullen worden

doorberekend aan Nederlandse consumenten. Het hangt van het export-importsaldo af hoe dit effect uitpakt. De netto-omvang van het buitenlandeffect kan op grond van de CE-studie niet worden geschat. Waarschijnlijk is het

79