• No results found

49Technische haalbaarheid en kosten van strengere emissieplafonds |

Technische haalbaarheid en kosten van strengere

49Technische haalbaarheid en kosten van strengere emissieplafonds |

VIER VIER

rekening van extra NH3-maatregelen in de landbouw. Het

gaat om relatief goedkope mestaanwendingsmaatregelen en duurdere stalmaatregelen. Daarnaast gaat het om maatregelen ter vermindering van de emissies van PM2,5

door houtkachels (en open haarden), evenals

maatregelen ter vermindering van de NMVOS-emissies uit producten als deodorant en haarsprays, vloerlijm en coatings (te realiseren via een uitbreiding van de EU-richtlijn voor verfproducten). Deze kosten zijn samengenomen onder de sector ‘consumenten’. In Low* worden ook kosten gemaakt voor extra maatregelen ter vermindering van de emissies van NMVOS in de industrie. In Mid lopen de kosten voor NH3- en NMVOS-

maatregelen bij consumenten verder op. Daarnaast omvat dit scenario kosten voor roetfilter-maatregelen in

de binnenvaart. In High* wordt het pakket maatregelen uitgebreid met extra PM2,5-maatregelen in de industrie

(Actieplan fijn stof ) en de pluimveehouderij. Ook worden extra maatregelen getroffen voor de bestrijding van SO2-

en NOx-emissies bij de industrie, raffinaderijen en de

energiesector, onder andere door toepassing van extra gasreinigings-technieken. Ter vergelijking: in Low* en Mid zijn nagenoeg geen kosten opgenomen voor SO2 en

NOx.

Uitgaande van de ongecorrigeerde plafonds, zoals de WGSR deze heeft gerapporteerd, dan vallen de kosten voor Nederland lager uit, met in totaal 15 miljoen euro voor Low*, tot 35 miljoen voor Mid en 80 miljoen voor High* (zie tabel 4.3, figuur 4.3, linkergrafiek). Het beeld verschilt

Figuur 4.4

Low* ten opzichte van

Baseline

Mid ten opzichte van

Baseline

High* ten opzichte van

Baseline 0 40 80 120 160 200

miljoen euro per jaar

Landbouw

Handel, diensten, overheid en bouw

Consumenten Verkeer en vervoer Industrie, energiesector en raffinaderijen

Kosten van Gothenburg-ambitiescenario’s per sector bij gecorrigeerde plafonds, 2020

Bron: PBL & RIVM

Tabel 4.3

Jaarlijkse kosten voor realisatie van ongecorrigeerde plafonds tegen de achtergrond van de nationale referentieraming met vastgesteld beleid

Stof (M€/jaar)

2020

Low* Mid High*

SO2 6 12 31 NOx 12 14 26 NH3 0 0 0 NMVOS 0 8 25 PM2,5 0 0 1 Totaal 17 34 82

VIER

daarbij per stof. De kosten voor SO2 en NOx vallen hoger

uit bij ongecorrigeerde plafonds, terwijl de kosten voor NH3, NMVOS en PM2,5 lager uitkomen.

Geconcludeerd kan worden dat de kosten voor Nederland bij gecorrigeerde plafonds dus hoger uitkomen dan bij ongecorrigeerde plafonds. Dit wordt verklaard door het verschil in beleidsopgave zoals dat in tabel 4.1. is becijferd. Blijkbaar weegt het kostenvoordeel van minder maatregelen voor SO2 en NOx niet op tegen de

kostenverhoging van meer maatregelen voor NH3,

NMVOS en PM2,5.

Kernpunt blijft hier echter dat de ongecorrigeerde plafonds een vertekend beeld geven van de nog in Nederland haalbare kostenoptimale emissiereducties. Ongecorrigeerde plafonds zouden, uitgaande van de in Nederland door het beleid gehanteerde nationale referentieraming, aanleiding geven tot beleidsacties bij stoffen en sectoren waar dit gelet op het doel – vermindering van schade aan de natuur en gezondheid – niet het meest kosteneffectief is.

Een kosteneffectieve invulling van het Europese doel voor hernieuwbare energie leidt in 2020 tot een lichte kostenstijging voor het luchtbeleid

Een extra stimulering van duurzame energie in Nederland tot 2020 op de wijze zoals nu voorzien, leidt waarschijnlijk tot een lichte kostenstijging voor het luchtbeleid. Het kabinetsbeleid is gericht op een kosteneffectieve invulling van het doel van 14 procent hernieuwbare energie in 2020. Voor een dergelijke invulling heeft het ECN becijferd dat de emissies van PM2,5, NOx, NH3 en

NMVOS wat zullen toenemen, en dat de emissie van SO2

licht zal afnemen (ECN, 2011, zie figuur 2.1). Netto leidt dit waarschijnlijk tot een lichte kostenstijging. De

kostenstijging als gevolg van oplopende emissies van PM2,5, NOx, NH3 en NMVOS is groter dan de

kostenbesparing als gevolg van afnemende SO2-emissies.

Bepalend voor het nettobeeld is vooral de kostentoename als gevolg van de oplopende PM2,5-

emissies. Er is circa 4,5 miljoen euro aan extra PM2,5-

maatregelen nodig om de verwachte toename in PM2.5-

emissies van 0,4 kiloton te compenseren.

4.4 Bestrijdingsopties en

kostencurven

Strengere emissieplafonds leiden ertoe dat de overheid instrumenten zal moeten inzetten om ervoor te zorgen dat de benodigde extra emissiereducties gerealiseerd gaan worden. In deze studie wordt ervan uitgegaan dat het beleid zo wordt vormgegeven dat dit leidt tot een kosteneffectieve vermindering van emissies.

De geselecteerde maatregelen zijn als gezegd over- genomen uit het Optiedocument. Hierna beschrijven we per stof kort de belangrijkste opties. De bijbehorende kostencurven zijn per stof gegeven in figuur 4.5. In bijlage 1 geven we per stof een uitgebreider overzicht, met daarbij een inschatting van de haalbare emissiereducties en jaarlijkse kosten in 2020. De maatregelen zijn daarbij gerangschikt naar kosteneffectiviteit (euro per vermeden kilogram ofwel miljoen euro per kiloton).

4.4.1 SO

2

-bestrijdingsopties

Technisch reductiepotentieel 2020

Voor SO2 zijn er voldoende technische maatregelen

voorhanden om aan de uitgewerkte Gothenburg- ambitieplafonds voor 2020 te kunnen voldoen (figuur 4.5, tabel B1.1 in bijlage 1). Het totale reductiepotentieel telt op tot 19,4 kiloton. Afgezet tegen het referentiebeeld voor 2020 van 46 kiloton, is dit een vermindering met circa 40 procent. Het gaat in alle gevallen om extra maatregelen bij de grote industriële bedrijven (industrie, raffinaderijen en energiesector. De emissies bij het wegverkeer en overige bronnen zijn door de eisen aan brandstoffen zo sterk verlaagd dat deze niet meer substantieel bijdragen aan het nationale emissietotaal. Overige industrie

Het is mogelijk om tegen een relatief gunstige

kosteneffectiviteit verdergaande maatregelen te nemen bij roetfabrikanten, in de chemische industrie en bij overige industriële bedrijven. Het gaat om de overgang van oliestook naar gasstook in de chemie en de toepassing van technieken voor rookgas- en

stookgasreiniging. Roetfabrikanten zijn bedrijven die roet of carbon black op industriële schaal produceren. Deze maatregelen bij roetfabrikanten, chemie en overige industrie hebben een kosteneffectiviteit van tussen de 0,7 en 1,7 euro per kilogram, waarbij het maximaal haalbare reductiepotentieel optelt tot circa 2,4 kiloton. Bij de genoemde industriële bedrijven is daarmee nog een potentieel voor verdergaande reductie van SO2 tegen

relatief lage kosten.

Raffinaderijen en kolencentrales

Een verdergaande emissievermindering is mogelijk bij raffinaderijen en bij kolencentrales. Deze sectoren hebben hun emissies in de loop der jaren al vergaand gereduceerd. De kosteneffectiviteit van het nog

resterende potentieel aan maatregelen bedraagt rond de 2 tot 3 euro per kilogram. De hiermee extra te behalen emissievermindering wordt geschat op respectievelijk 8 kiloton voor raffinaderijen en 5 kiloton voor

51