• No results found

TARIEF DARI HARGA HARGA SEWAHAN KAHAR KAHAR GROBAK

In document POLITIEBEPALINGEN y-rftyrty'/. (pagina 175-200)

I TARIEF DARI HARGA HARGA SEWAHAN BOEAT DOS- DOS-A-DOS DOS-ADOS DAN KAHAR KAHAR PER

A. terpasang dengan satoe koeda

III. TARIEF DARI HARGA HARGA SEWAHAN KAHAR KAHAR GROBAK

Boeat djahoenja satoe paal tetapi tiada lebih djahoe dari tiga paal Sekoerangnja satoe paal di hitoeng boeat paal.

Boeat satoe paal lebih • • Antara djem poekoel 8 malem dan djem poekoel 5 pagi harga

harganja sewahan itoe di tambah dengen stenganja.

KATENTOEHAN KATENTOEHAN PARENTA.

A. Waktoe sewahan.

Maka waktoe sewahan di hitoeng dari moelanja kedatingan kreta di roemahnja menjewa djikaloe tiada lantas di pake, dan penghabisannja dari waktoe jang kreta, dos-a-dos, kahar atawa grobak di lepas oleh jang menjewa.

B. Kebanjakannja penoempang-penoempang.

Maka kebanjakannja penoempang-penoempang jang paling ba-njak jang boleh di bawa dengen:

Satoe kreta berroda 4 dengen satoe bankoe, ada 3 orang toeah ; Satoe kreta berroda 4 dengen 2 bankoe, ada 5 orang toeah;

Satoe dos-a-dos atawa kahar per, ada 3 orang toeah.

Anak-anak di bawa tiga tahon dan di pangkoe, tiada masoek dalem bilangan.

Maka menjewa ada koeasa aken menentoehken, atawa ada boleh lebih dari satoe orang atawa lebih moeatan boleh di bawa.

C. Barang moeatan.

Maka kabratannja barang moeatan jang paling banjak jang boleh di bawa dengen:

Keuren.

162

Satoe dos-a-dos atawa kahar per berpasang dengen satoe koeda, ada 5 kilogram;

Satoe dos-a-dos atawa kahar per terpasang dengen 2 koeda, ada 10 kilogram.

Djikaloe dengan kreta-kreta, dosados-dosados atawa kahar-kahar per tiada ada penoempang-penoempangnja menoeroet, dan tiada boleh termoeat lebih berat dari kabratannja dari kebanjakannja penoempang-penoempang sama sekali, jang boleh di bawa moeat dengen satoe kreta, dos-a-dos atàwa kahar per dan sampe satoe kebratan paling banjaknja 75 kilogram boeat penoempang.

Kebratannja barang moeatan paling banjak jang di boleh moeat di kahar grobak, ada 370,5 kilogram atawa 6 pikoel.

D. Hoekoeman-hoekoeman.

Perlanggaran dari ini peratoeran-peratoeran nanti di hoekoem dengen hoekoeman-hoekoeman, jang terseboet di fasal 13 dari soerat peratoeran di atas hal menjewa koeda-koeda, kreta-kreta, dosados-dosados; dan kahar-kahar per di dalem residentie Betawi, termaloem di Java courant tanggal 26 Junij 1883 No. 51.

Ini peratoeran masoek terbilang pada hari jang ia termaloem di Java Courant.

No. 25. VERORDENING op het verkoopen of schen-ken van eetwaren en goederen aan, dan wel het koopen of ten geschenke aannemen van tot dwangarbeid of tenarbeidstelling aan de openbare werken veroordeelden.

Het is verboden eetwaren, dranken en goederen aan tot dwangar-beid of tenardwangar-beidstelling aan de publieke werken veroordeelden te verkoopen ofte schenken, dan wel van deze veroordeelden te koopen en in ruil of ten geschenke aan te nemen, tenzij door tusschenkomst van den cipier.

De overtreder van dit verbod wordt gestraft met eene geldboete, niet te boven gaande vijf en twintig gulden, of met gevangenis-straf van ten langste vier dagen, indien hij is Europeaan of daarmede gelijkgestelde, en met eene gelijke geldboete of met

tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon, van ten langste twaalf dagen, indien hij is Inlander of daarmede gelijkgestelde.

Ingeval van herhaling der overtreding door denzelfden persoon binnen het jaar, kunnen deze straffen worden verhoogd ten aanzien van Europeanen of daarmede gelijkgestelden, tot eene geldboete van hoogstens zestig gulden en tot gevangenis van ten langste zes dagen en ten aanzien van Inlanders of daarmede gelijkgestelden, tot eene gelijke geldboete of tot tenarbeidstelling aan de publieke wer-ken voor den kost zonder loon van ten langste achttien dagen.

(Verordening van den Resident van Batavia van 12 Mei 1884, Javasehe Gourant van 23 Mei 1884 No. 4 1 .

No, 2 5 . P R E N T A H d a l e m h a l m e n d j o e w a l a t a w a m e m -b r i h k e n m a k a n a n d a n -b a r a n g - -b a r a n g k a p a d a o r a n g h o e k o e m a n kerdja p a k s a a t a w a k a p a d a o r a n g h o e k o e m a n k r a k a l , d a n p r e n t a h d a l e m h a l m e m b e l i a t a w a m e n e r i m a p e b r i h a n n j a o r a n g , o r a n g d e m i k i a n . ( P r e n t a h n j a k a n d j e n g t o e w a n r e s i d e n B e t a w i t a n g g a l 12 Mei 1884, J a v a C o u r a n t t a n g g a l 23 Mei 1884 N o . 15)

Maka di laranglah aken djoewal atawa aken brihken makanan minoeman dan barang-barang kapada orang hoekoeman kerdja paksa atawa orang hoekoeman krakal, maka djoega terlarang aken beli, dan aken toekar atawa aken trima peinberihan dari orang-orang hoekoeman itoe djikaloe tiada oleh peranta-ra-annja cipier.

Orang jang melanggar ini prentah di hoekoemken dengan denda oewang jang tiada lebi tinggi dari doewa poeloe lima roepia, atawa di hoekoemken dengan toetoep di boei paling lama-nja ampat hari, djikaloe dia itoe orang Olanda atawa orang jang di bersama-samaken pada orang Olanda adapoen djikaloe jang melanggar itoe orang bangsa Islam atawa orang jang di bersama-samaken dengan orang bangsa Islam itoe, maka dia di hoekoemken dengan denda oewang jang sama djoega banjaknja atawa di hoe-koemken dengan hoekoem krakal paling lamanja doewa belas hari.

Kapan beralangan melanggar prentah ini oleh itoe orang djoega di dalem satoe taon maka hoekoeman ini bole di kasi naik, ia itoe kaloe orang Olanda atawa orang jang di bersama samaken pada orang Olanda sampe denda oewang paling tinggioja anem poeloe roepia dan hoekoem toetoep di boei paling lama anem hari, ada-poen kaloe orang bangsa Islam atawa orang jang di bersama samaken dengan orang bangsa Islam itoe, maka di denda oewang jang sama djoega banjaknja, atawa di hoekoem dengan hoekoem

krakal paling lamanja delapan belas hari.

N o . 26. R E G L E M E N T voor de E u r o p e e s c h e Wijk-m e e s t e r s i n de R e s i d e n t i e B a t a v i a .

Art. 1. In het belang der politie over de Europeesche en met deze gelijkgestelde bevolking worden de hoofdplaats Batavia en de afdeelingshoofdplaatsen Buitenzorg en Meester-Cornelis verdeeld in wijken, waarvan het aantal en de grenzen naar gelang van de behoefte door den Resident worden vastgesteld.

Art. 2. Aan het hoofd van elke wijk staat een Wijkmeester, die door den Resident wordt benoemd en ontslagen. Hij wordt gekozen uit de meerderjarige Europeesehe ingezetenen, bij voorkeur uit de Nederlandsche.

Deze Wijkmeesters zijn beambten van administratie en rechter-lijke politie. Zij zijn niet verplicht de hun opgedragen betrekking langer dan gedurende twee achtereenvolgende jaren waar te nemen.

Ontslagen zijnde, zijn zij na twee jaar weder benoembaar.

De Wijkmeesters genieten als zoodanig geene bezoldiging.

De benoemde Wijkmeester, die zonder gegronde redenen ter beoordeeling van den Resident weigert de hem opgedragen betrekking te aanvaarden, verbeurt eene boete van ten hoogste een honderd gulden en is alsdan gedurende een jaar na den dag zijner aanstelling niet benoembaar tot wijkmeester.

Art. 3. De Wijkmeester, die zijne wijk metterwoon wil ver-laten, is op straffe eener boete van ten hoogste eenhonderd gulden

verplicht, veertien dagen vóór zijn vertrek te zijner vervanging, door tusschenkomst van den Assistent-Resident voor de politie of

165

der afdeeling aan den Eesident eene voordracht te doen van drie daarvoor geschikte personen in zijne wijk woonachtig.

In geval van overlijden van den Wijkmeester, noodzakelijk dadelijk vertrek of ontstentenis van eene voordracht doet de betrokken Assistent-Eesident eene voordracht, waaraan de Resi-dent echter niet verplicht is zich te houden.

Art. 4. De Wijkmeester mag zich niet dan met voorkennis van het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur langer den drie-maal vier en twintig uur uit zijne wijk verwijderen, op straffe eener boete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Hij is op straffe eener gelijke boete gehouden, bij de kennis-geving van zijn vertrek tevens een tijdelijken plaatsvervanger aan te wijzen.

Art. 5. De Wijkmeester doet op eene duidelijk zichtbare plaats aan den publieken weg vóór zijne woning een door het bestuur te verstrekken bord plaatsen, waarop met duidelijke letters te lezen staat: „Wijkmeester van de wijk no. . . . ".

Bij nalatigheid daarvan verbeurt de Wijkmeester eene boete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Art. 6. De wijkmeester is verplicht een register aan te houden van de namen, enz. der in zijne wijk woonachtige Europeanen en met deze gelijkgestelden overeenkomstig het aan dit reglement

gehechte model Lr. A in dit register behoorlijk aanteekenihg te houden van de door geboorte, overlijden, aankomst, vertrek en verhuizing binnen de wijk voorgevallen mutatiën, die zoodra ze te zijner kennisse worden gebracht, onmiddellijk worden inge-schreven in het daarvoor bestemd register model Lr. B.

Voor de eerste invulling van het register Lr. A en ten einde verder de juistheid der bijhouding te kunnen vergelijken met den werkelijken toestand, wordt in de maand Augustus 1884 en vervolgens in de maand Juli 1887 en verder om de 3 j aar in dezelfde maand door den Wijkmeester eene nauwkeurige opneming gedaan van het aantal, enz. der op dat tijdstip in elk huis zijner wijk woonachtige Europeanen en met deze gelijkgestelden.

Jaarlijks worden door den Wijkmeester uit het register Lr. A getrokken en aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur ingediend :

a. eene alphabetische opgaaf van de namen en voornamen van alle Europeesche en met deze gelijkgestelde mannelijke inge-zetenen zijner wijk, die op het tijdstip der indiening him 16de jaar of hooger leeftijd hebben bereikt;

b. de gegevens, benoodigd voor de opmaking der aantooningen van de verdeeling der op 31 December van het afgeloopen jaar aanwezige Europeesche en met deze gelijkgestelde

be-volking naar het geboorteland en van de door deze uitgeoe-fende beroepen en bedrijven overeenkomstig hem daartoe door het bestuur te verstrekken modellen.

De indiening der hierbedoelde opgaven moet, wat a betreft, geschieden vóór 15 Augustus en wat b aangaat vóór 15 Februari van elk jaar.

Eveneens is de "Wijkmeester gehouden vóór den 5<len van elke maand en vóór den lOien van de eerste maand van elk kwartaal (dit laatste ingevolge het bepaalde bij Staatsblad 1866 HSTo. 145), aan den Eesident of aan den Assistent-Resident der afdeeling bij staten, ingericht volgens de aan dit reglement gehechte modellen Lr. C en D, mededeeling te doen van de in de afgeloopen maand en het verloopen kwartaal onder de Europeesche en met deze gelijkgestelde ingezetenen in zijne wijk plaats gehad hebbende mutatiën door vertrek, overlijden, aankomst of verhuizing binnen de wijk.

Verzuim of nalatigheid ten aanzien van de in dit artikel be-doelde verplichtingen worden gestraft met eene boete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Art. 7. Ten einde den Wijkmeester in staat te stellen aan de bepalingen van het voorgaande artikel zoomede aan andere hem van bestuurswege gedane opdrachten te voldoen, is het hoofd van ieder in de wijk wonend huisgezin of zijn plaatsvervanger op straffe eener boete van ten hoogste vijf en twintig gulden voor elke weigering verplicht hem, zoo dikwijls als het zal worden ver-langd, behoorlijk de noodige inlichtingen te verstrekken.

Art. 8. Desgelijks is het hoofd van ieder huisgezin of zijn plaatsvervanger op eene boete bij verzuim van ten hoogste vijf en twintig gulden gehouden bij elke mutatie door geboorte en overlijden onder de Europeesche of met deze gelijkgestelde

be-167

woners van zijn huis zoomede bij verhuizing naar eene andere of binnen dezelfde wijk zich binnen vier en twintig uur in persoon tot den Wijkmeester of de betrokken Wijkmeesters te vervoegen, ten einde dezen de opgaven te verstrekken, die zij voor eene behoorlijke bijhouding van hunne registers noodig hebben.

De Wijkmeesters hebben daartoe in hunne wijk bekend te maken, op welk uur van den dag zij te ontmoeten zijn.

Art. 9. Wanneer de Wijkmeester ontdekt, dat er verdachte per-sonen in zijne wijk woonachtig zijn of verblijf houden, geeft hij daar-van onverwijld kennis aan het betrokken hoofd daar-van plaatselijk bestuur.

Art. 10. Zoodra de Wijkmeester verneemt, dat zich in zijne wijk gevallen van besmettelijke ziekte voordoen, geeft hij daarvan onmiddellijk kennis aan den stadsgeneesheer der wijk en aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur.

Art. 11. In geval van alarm, volksbeweging, brand of waters-nood begeeft de Wijkmeester van de wijk, waarin dit voorvalt, zich dadelijk naar de plaats van het ongeval en doet in afwach-ting van de komst van de bevoegde macht, die hij terstond laat waarschuwen, al hetgeen noodig is, om het geweld van vuur of water te keeren of de verdere stoornis der openbare orde te beletten.

Art. 12. Als beambte van rechterlijke politie is de Wijkmeester gehouden tot de verplichtingen voortvloeiende uit het reglement op de strafvordering voor de Eaden van Justitie op Java en het Hooggerechtshof van Nederlandsch-Indië.

Art. 13. Tot een uiterlijk kenteeken van zijn ambt omgordt de Wijkmeester zich, waar het noodig is, met eene oranje sjerp, opdat hij door een ieder erkend en bijgestaan kunne worden.

Art. 14. Ten einde den Wijkmeester in staat te stellen, zoo spoedig mogelijk aan het van hem bij het artikel 11 gevorderde te voldoen, zijn de Inlandsche wachten van iedere wijk gehou-den van de in dat artikel bedoelde voorvallen onmiddellijk aan den Wijkmeester rapport te maken.

Art. 15. De Wijkmeester kan tot de goede handhaving der politie binnen zijne wijk de hulp inroepen van de Inlandsche en Chineesche hoofden of wijkmeesters van de zich in zijne wijk

168

beyindende kampongs of buurten, die hij daartoe te allen tijde kan laten ontbieden.

Art. 16. Aan den Wijkmeester wordt een door het kadaster opgemaakte plattegrond zijner wijk uitgereikt alsmede een exem-plaar van dit reglement en Tan de plaatselijke keuren en voor-schriften van politie, welke stukken hij gehouden is met de overige tot zijne administratie behoorende stukken bij nederlegging van zijn ambt in goede orde aan zijnen opvolger over te

geven-Ontbreekt daaraan de plattegrondteekening, zoo wordt deze voor rekening van den aftredenden Wijkmeester bij het kadaster aangevraagd, terwijl hij eene boete verbeurt van ten hoogste ƒ 25 bij het niet in orde bevinden van de overige tot zijne admini-stratie behoorende stukken.

Art. 17. De verordening van den 5en November 1858, afge-kondigd in de Javasche Courant van 20 November 1858 no. 95, wordt ingetrokken.

Art. 18. Dit reglement treedt in werking op den dag dei-afkondiging in de Javasche Courant.

(Verordening van den Resident van Batavia van 2 Augustus 1884, Javasche Courant van 12 Augustus 1884 No. 64.)

169

Nummer, waaronder de mutatiën geboekt zijn in het muta- tie-register.

03

Straat, gracht of kampong.

ci w

Voorna- men (vol- uit).

Namen der inwoners in alphabetische volgorde).

• a a 1 ^

170

171

172

173

No. 27. REGLEMENT op het Bouwen en Sloopen in de afdeeling Stad en Voorsteden van Batavia en op de hoofdplaatsen der afdeelingen Bui-tenzorg, Meester-Cornelis en Tangerang.

Art. 1. Het is verboden om binnen de grenzen der afdeeling Stad en Voorsteden van Batavia en der hoofdplaatsen van de af-deelingen Buitenzorg, Meester-Cornelis en Tangerang eenig bouw-werk hoegenaamd te ondernemen, of te sloopen, verbouwingen, herstellingen of veranderingen aan bestaande gebouwen en wat daartoe behoort — als bijgebouwen, putten, goten, riolen, privaten, op zichzelf staande muren — aan te brengen, alsmede gemetselde erfafscheidingen, stookplaatsen en schoorsteenen te maken, dan na schriftelijke vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur, behoudens het bepaalde bij de artikelen 2, 3 en 7.

Art. 2. Zonder vergunning mag het volgende worden verricht : a. pleisteren, witten, teeren, verven en behangen;

b. herstellen of vernieuwen van steenen vloeren, deuren, vensters, vloer- en plafondplanken, beschuttingen, dakroosterwerken, afdaken van marquises, dakbedekkingen, dakgoten, waterbak-ken, fornuizen, schoorsteenen, goten, riolen, hekwerken en afsluitingen, mits daardoor de inrichting van die onderdeelen niet wordt veranderd ;

c. uitbreken en dichten van scheuren, bijwerken van afgebroken lijstwerken ;

d. verplaatsen of aanbrengen van lucht- en lichtopeningen van geen grooter oppervlak dan «/» vierk. meter en van afdaken of marquises, voor zoover deze laatsten niet buiten de rooilijn uitsteken.

Art. 3. Het bepaalde bij art. 1 is niet van toepassing:

a. op bouwwerken van Gouvernementswege uit te voeren;

l>. op woningen van Inlanders, die in de kampongs en niet langs een rijweg gelegen zijn, of hooger dan de plinten in metsel-werk opgetrokken zijn.

Art. 4. In de afdeeling Stad en Voorsteden van Batavia en op elk der in art. 1 genoemde hoofdplaatsen wordt door het hoofd

174

van gewestelijk bestuur een rooimeester aangesteld, die, ter voor-koming van ongelukken, toezicht houdt op den toestand der bestaande gebouwen en op het bouwen in het algemeen en die verder waakt:

a. dat niet gebouwd worde buiten de zoogenaamde rooilijnen, dat zijn de grenzen van openbare wegen en wateren;

b. dat geen bouwerij worde ondernomen, die de buurt of wijk zou ontsieren dan wel de belangen van derden schaden;

c. dat de bepalingen op het bouwen niet worden overtreden;

d. dat de eigenaren van erven of perceelen zooveel doenlijk zorgen voor een behoorlijke afwatering op de erven of perceelen en de goten, riolen en privaten op die erven of perceelen in behoor-lijken staat houden ;

e. dat de gebruikers van erven of perceelen de goten en riolen op die erven of perceelen schoonhouden, en waken tegen veront-reiniging van den bodem.

Bij ziekte of ontstentenis van den rooimeester wordt, zoo noodig, door het hoofd van gewestelijk bestuur tijdelijk een plaatsver-vanger aangewezen.

Art. 5. Van het voornemen tot eiken bouw, elke verbouwing of elke slooping, omschreven in art. 1, wordt kennis gegeven aan den rooimeester, die daarop verplicht is persoonlijk het vereischte onder-zoek in te stellen, daarvan een relaas op te maken en ter zake een advies uit te brengen, welke stukken bij de aanvraag om vergun-ning, bedoeld bij artikel 1, moeten worden overgelegd.

Art. 6. Indien door den rooimeester tot het weigeren der ver-gunning wordt geadviseerd, moet hij mededeelen:

a. wat in de aanvraag, het plan enz. wordt afgekeurd;

b. de gronden van afkeuring.

"Wanneer de belanghebbende zich met de afkeuring bezwaard acht, stelt het hoofd van plaatselijk bestuur de aanvraag, zoo hierin het verlangen daartoe is te kennen gegeven, in handen van eene door dat bestuurshoofd te benoemen commissie van bouwkundigen, ten einde door deze te worden onderzocht. De aan dit onderzoek verbonden kosten komen ten laste van den aanvrager.

De commissie zendt binnen veertien dagen na ontvangst van het

175

besluit harer benoeming haar advies aan het hoofd van plaatselijk bestuur voor het nemen van eene beslissing op de aanvraag.

Art. 7. Tot bouwerijen, waarbij de buitenomtrek der fundee-ringen onveranderd blijft of geene over den openbaren weg uit-stekende bouwdeelen worden aangebracht of vergroot, wordt de vergunning, bedoeld bij artikel 1, verleend door den rooimeester.

Bij weigering van deze vergunning kan de aanvrager de be-slissing van het hoofd van plaatselijk bestuur inroepen.

Art. 8. Indien binnen zes maanden na den dag, waarop de vergunning bedoeld in de artikelen 1 en 7 is verleend, met het werk nog geen begin is gemaakt, wordt de vergunning als ver-vallen beschouwd, tenzij de redenen van vertraging door het hoofd van plaatselijk bestuur genoegzaam gegrond worden bevonden om eene verlenging van den termijn toe te staan.

Eveneens zal de vergunning als ingetrokken worden beschouwd, wanneer bij het bouwen van de voorschriften door het bestuur of den rooimeester te geven, wordt afgeweken.

In beide gevallen moet eene nieuwe vergunning gevraagd worden volgens artikel 1 of 7, wanneer men de voorgenomen bouwing of slooping nog wenscht uit te voeren.

Bij afwijkingen van den bouw, ten koste van de hechtheid en sterkte of ten nadeele van derden, is de rooimeester bevoegd om den bouw te doen staken, in afwachting van eene nadere beslissing van het hoofd van plaatselijk bestuur.

Art. 9. De vergunning wordt aan den belanghebbende niet ter hand gesteld, dan nadat door hem is betaald het verschuldig-de zegelgeld en hetgeen verschuldig-den rooimeester volgens dit reglement toekomt.

Geen werk, als in artikel 1 en 7 bedoeld, mag begonnen worden, dan nadat de betrekkelijke vergunning aan den belanghebbende is ter hand gesteld, die verplicht is te zorgen, dat die vergunning steeds bij het werk voorhanden is en op eerste mondelinge of schriftelijke aanvraag aan den rooimeester en aan de ambtenaren of beambten van politie wordt vertoond.

Aannemers of werkbazen mogen met eenig werk geen begin maken, vóór dat de vereisohte vergunning hun is ter hand gesteld.

Aannemers of werkbazen mogen met eenig werk geen begin maken, vóór dat de vereisohte vergunning hun is ter hand gesteld.

In document POLITIEBEPALINGEN y-rftyrty'/. (pagina 175-200)