• No results found

DE BEDIENAARS VAN STERFHUIZEN

In document POLITIEBEPALINGEN y-rftyrty'/. (pagina 21-45)

Art. 30. Een ieder kan het beroep van bedienaar van sterfhui-zen uitoefenen, na daartoe bekomen vergunning van den Assistent-Resident.

Die vergunning wordt niet geweigerd, dan om gewichtige aan den verzoeker mede te deelen redenen.

Ingeval van herhaald plichtverzuim of van overtredingen van

8

ernstigen aard, kan de verleende vergunning door den Assistent-Resident worden ingetrokken.

Art. 3 1 . De bedienaar in een sterfhuis geroepen begeeft zielt onmiddellijk derwaarts.

Hij vraagt aan de aldaar aanwezige naastbestaanden of vrienden eene schriftelijke opgave, houdende op welke wijze zij het over-lijden willen hebben bekendgemaakt en welke diensten zij te dezer zake verder van hem verlangen.

De bedienaar is gehouden den hem opgedragenen last te volbrengen.

De Commissie voorziet eiken bedienaar van modelstaten, geschikt om door of namens belanghebbenden te worden ingevuld, ten blijke van hetgeen besteld is en voor welke prijzen.

Art. 32. Elke bedienaar van sterfhuizen is steeds verplicht zijne diensten te verleenen, ook wanneer hij daartoe wordt ontboden door eenen anderen bedienaar, die een sterfhuis bedient.

Art. 33. De bedienaar, die het sterfhuis bedient, kan in rekening brengen zoodanige betaling als later door de Commissie

naar gelang van den aard der begrafenissen zal worden vastgesteld.

Art. 34. Door den bedienaar van het sterfhuis kan ten behoeve der gebezigd wordende dragers in rekening worden gebracht:

voor het vóór een lijk uitgaan in een rijtuig per persoon en per paal f ^

voor als boven te voet 2 Wanneer de begrafenis des avonds plaats heeft, kan het dubbele

van deze sommen worden in rekening gebracht.

Onder de betaling van het vóór een lijk uitgaan in een rijtuig is de wagenhuur niet begrepen.

Ten behoeve van elke twee personen, die te voet vóór een lijk uitgaan, worden behalve het boven vermeld salaris door hem nog in rekening gebracht de kosten van huur voor een rijtuig, wanneer de afstand van het sterfhuis naar de begraafplaats verder is dan twee palen.

Art. 35. De bedienaar van het sterfhuis zorgt, dat hij zelf met het benoodigde getal dragers op geschikten tijd voor het dragen van het lijk uit het sterfhuis aanwezig zij, om het noodige te regelen. De dra-gers zullen in het zwart moeten gekleed zijn met zwarten ronden hoed.

9

V. L I J K W A G E N S .

Art. 36. Het is een ieder geoorloofd na daartoe bekomen uitdrukkelijk verlof Tan den Assistent-Eesident, rouw- of lijk-wagens te houden en te verhuren, mits die zijn ingericht over-eenkomstig de navolgende bepalingen.

Het hierboven bedoeld verlof kan wegens het voortdurend niet voldoen aan de bepalingen weder worden ingetrokken.

Art. 37. De rouw- of lijkwagens moeten zijn op vier wielen, waarvan de twee voorste half onder door moeten kunnen draaien ;—

de vloer van zoodanige lengte, dat de grootste kisten gemakkelijk kunnen worden ingezet; op den vloer twee klampen, omtrent zes duim hoog en op twee voet van ieder einde voorzien van de noodige houten nagels of pennen, tenware die vloer zoodanig zij ingericht, dat de kist van achteren op rollen, die in de wagens bevestigd zijn, naar binnen wordt geschoven; de tent op vier voet hoog, overdekt en overhangen met de noodige rouwkleeden, en franjes, als naar gebruik.

Art. 38. Hij ten wiens laste do begrafenis geschiedt of de lasthebber van dezen bepaalt het aantal paarden, zes, vier of twee, waarmede het lijk ter aarde zal worden besteld.

Art. 39. De rouw- en lijkwagens staan onder het onmiddellijk toezicht van den Assistent-Eesident.

Het reglement op het houden en gebruiken van paarden en rijtuigen, gearresteerd bij Staatsblad 1853 no. 100, is op de verhuurders van rouw- en lijkwagens van toepassing.

Art. 40. Voor een rouw- of lijkwagen wordt niet meer in rekening gebracht dan: voor een lijkwagen met zes zwarte paarden. . f 3 0 .

idem met vier idem f 15.

idem „ twee idem f 8 . voor lijkwagens voor kinderen wordt de helft minder gerekend.

Wanneer de begrafenis des avonds plaats heeft, wordt een derde meer in rekening gebracht.

Art. 41. De verhuurders van rouw-en lijkwagens zorgen, dat de bestelde wagens tijdig aan het sterfhuis zijn.

Bij gebreke daarvan verbeuren zij eene boete van f 25 tot f 100.

Art. 42. De rouw- en lijkwagens rijden met het lijk stapvoets.

Bij ieder paard is een in het zwart gekleede looper geplaatst, die het paard hij den toom leidt.

De koetsier is mede in het zwart gekleed.

Art. 42a. Voor het geval de particuliere nijverheid niet kan voorzien in de behoefte aan een rouw- of lijkwagen, is de Com-missie bevoegd daarin te voorzien en als huur het volgende te vorderen voor een wagen met kleeden te bespannen met 6 paarden f 16 voor een wagen met kleeden te bespannen mot 4 paarden f 7 voor een wagen met kleeden te bespannen met 2 paarden f 4 Voor behoeftigen wordt door de Commissie het gebruik vanden lijkwagen gratis toegestaan. 1)

VI. D O O D K I S T E M A K E E S .

Art. 43. Een ieder is bevoegd na daartoe bekomen schriftelijk verlof van den Assistent-Resident het beroep van doodkistenmaker uit te oefenen.

Art. 44. Voor doodkisten wordt niet meer in rekening gebracht dan:

a. voor een bruine effen doodkist met plat deksel van mangliet-hout, met zes ijzeren hengsels en acht ijzeren doodkist-schroeven, inwendig bekleed met fijn wit linnen of katoen, met zwart zijden lint vastgespijkerd f 60.

b. voor een zwarte doodkist van dezelfde houtsoort, met plat deksel, zes ijzeren hengsels en acht ijzeren doodkistschroeven, inwendig bekleed met wit linnen of katoen, met zwart lint

vastgespijkerd f 35.

c. voor eene zwarte doodkist, zonder hengsels, methouten schroeven gesloten en inwendig bekleed met grof wit linnen of katoen f 9.

De planken van de hier bedoelde kisten zullen eene dikte moeten hebben van 375 Ned. strepen. Voor doodkisten, welke minder clan 1.2 Nederlandsche el lang zijn, zal niet meer dan de helft van de bo-venstaande prijzen worden in rekening gebracht. Wanneer iemand een doodkist verlangt, anders gemaakt dan hiervoor is aangegeven, moet deswege met den doodkistenmaker vooraf een accoord worden getroffen.

Art. 45. Een doodkistenmaker, aangenomen hebbende eene kist te maken, is gehouden die binnen bepaalden tijd te leveren op verbeurte van een geldboete van f 25 tot f 100.

Art. 40. De doodkistenmaker levert bij iedere kist de noodige sehragen en bankjes, benevens 'knechts en koelies voor het dicht-schroeven, te huis brengen en stellen dor kist; zonder daarvoor iets meer in rekening te mogen brengen, dan bij het tarief is vastgesteld.

ALGEMEENE BEPALINGEN.

Art. 47. Het onbevoegd uitoefenen der beroepen in de artikelen 31,36, en 43 omschreven, wordt gestraft met een geldboete van f 5 tot f 50, zoo ook alle overtredingen der in dit reglement gemaakte bepalingen, voor zooverre geene zwaardere boete voor elke over-treding afzonderlijk bedreigd is.

Art. 48. Een rekening van den bedienaar van het sterfhuis, den ijkwagenverhuurder en den doodkistenmaker behoeft niet te wor-den voldaan, alvorens die voor gezien geteekend is door wor-den Pre-sident der Commissie.

Art. 49. Voor gekochte grafkelders of gedeelten van dien wordt een eigendomsbewijs afgegeven, opgemaakt overeenkomstig het aan dit reglement gehechte model ")

Art. 50. Voor de huur van een graf in de tweede klasse wordt almede een bewijs afgegeveD, opgemaakt overeenkomstig het aan dit reglement gehechte model. .)

Bij de wederinhuur, ingevolge het bepaalde bij artikel 16, wordt daarvan op het bewijs en in het register der gehuurde graven door de Commissie aanteekening gehouden.

No. 3. REGLEMENT op de begraafplaats voor lijken van Çhineezen te Buitenzorg.

Art. 1. Het beheer der begraafplaats voor lijken van Chineezen is onder het oppertoezicht van den Assistent-Eesident van Bui-tenzorg opgedragen aan eene commissie, samengesteld uit:

*) Niet opgenomen.

12

den Commies belast met de administratie van 's lands kas, als voorzitter ;

de officieren dor Chineezen-natie te Buitenzorg, als leden en een door den Assistent-Resident aan te wijzen ter plaatse bescheiden Agent van het College van Boedelmeesteren, als secretaris en thesaurier.

Het dagelijksch toezicht is opgedragen aan eenen opziener.

Art. 2. Het is op straffe eener boete van f 25 verboden eenig lijk van Chineezen elders clan op de daarvoor bestemde algemeene begraafplaats te begraven.

I n buitengewone gevallen kan door den Assistent-Resident wor-den vergund eene begraving elders te doen gevolg hebben, doch zal zoodanige vergunning niet anders verleend kunnen worden dan na betaling, ten voordeele der kas van het begrafenisfonds, eener som van f 100, ongeacht de betaling der recognitie bere-kend overeenkomstig het bepaalde bij art. 9.

Art. 3. Onverminderd het bepaalde bij het voorgaande artikel, worden de lijken, die na de inwerkingtreding van dit reglement en zonder daartoe erlangde vergunning, buiten de algemeene begraaf-plaats zijn ter aarde besteld, op last van het hoofd van gewes-telijk bestuur opgegraven en ten koste van den overtreder naar de algemeene begraafplaats overgebracht, terwijl de op de graven geplaatste gedenkteekenen gesloopt en weggeruimd worden.

Art. 4. De begraafplaats wordt verdeeld in twee vakken als : één voor de lijken van gegoeden en één voor de lijken van be-hoeftigen.

Art. 5. Geen lijk wordt op de begraafplaats toegelaten en geene begraving mag aldaar geschieden, zonder schriftelijke vergunning der Commissie, houdende tevens aanwijzing van het terrein, dat tot begraving wordt afgestaan.

Begraving aldaar zonder die vergunning wordt gestraft met eene boete van f 10 tot f 25 te verbeuren door hem, die haar heeft bewerkstelligd.

Art. 6. De begraving mag niet plaats hebben vóór zes uur des morgens en na zes uur des avonds.

Overtredingen van dit voorschrift worden gestraft met eene boete niet te bovengaande f 25, onverminderd de toepassing, wanneer

daartoe termen bestaan, van een der straffen, omschreven in art.

28 der Bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischen, vast-gesteld bij publicatie van 5 Februari 1848 (Staatsblad no. 6).

Art. 7. De lijken worden minstens zes voet onder den grond begraven.

De graven worden zoo spoedig mogelijk dichtgemaakt.

Art. 8. De beoordeeling, of de begraving mag plaats hebben in het vak voor de lijken van behoeftigen wordt overgelaten aan de Commissie.

Bezwaren tegen hare beslissingen kunnen belanghebbenden indienen bij het hoofd van gewestelijk bestuur.

Art. 9. Wanneer de begraving plaats heeft in het vak voor de lijken van gegoeden, worden door de Oommissie de navolgende recognition geheven :

a. voor een graf met gedenkteeken, de uitgestrektheid hebbende:

van 2 tot 4 vierk. Rhijnl. roeden f 20

boven 4 „ 8 „ „ „ n 5 0

» 8 » 12 „ „ „ „ 150

» 1 2 » 1 6 „ „ „ „ 300 b. voor een graf zonder gedenkteeken voor iedere vierkante Rhijnl.

roede f ]/i (een halve gulden).

Grootere uitgestrektheid dan van zestien vierkante Rhijnl. roeden wordt voor een graf niet aangewezen.

Voor de begraving in het vak voor de lijken van behoeftigen wordt geene recognitie betaald.

Deze laatste soort van graven, zoo ook die sub b. omschreven, zullen zonder verhevenheid boven den grond worden daargesteld.

Art. 10. Eigenaren van graven zijn gehouden de daarop ge-plaatste gedenkteekenen behoorlijk te onderhouden en tevens zorg te dragen voor eene behoorlijke afleiding van het water op of bij de graven.

Indien eigenaren aan deze hunne verplichting niet voldoen, is de Commissie bevoegd de op de graven geplaatste gedenkteekenen ten hunnen koste te doen sloopen en opruimen.

Alvorens daartoe over te gaan, worden nalatigen door de Com

-14

missie behoorlijk gesommeerd, om binnen zekeren door haar te bepalen tijd de noodig geoordeelde herstellingen te doen.

"Wanneer deze last in. den door de Commissie gestelden termijn niet nagekomen is, worden betrokkenen nogmaals door de Commissie aan hunne verplichting en aan de gevolgen hunner nalatigheid herinnerd, en wordt hun nog een.uitstel van veertien dagen gegeven.

Bijaldien ook na verloop van dezen laatsten termijn aan de gegeven bevelen geen gevolg gegeven is, wordt tot de opruiming en slooping overgegaan.

Art. 11. Het batig saldo van het fonds der begraafplaats komt ten voordeele van het Chineesch hospitaal te Batavia.

Art. 12. De inkomsten der begraafplaats staan onder adminis-tratie der Commissie.

Art. 13. Alle uitgaven ten behoeve der begraafplaats worden uit het fonds gekweten, op machtiging der Commissie.

De ordonnantiën van betaling worden geteekend door den President en den Secretaris tevens Thesaurier der Commissie.

Art. 14. De Commissie doet jaarlijks van haar beheer verant-woording en zendt dezelve in, doortusschenkomst vanden Assistent-Resident, aan het College van Boedelmeesteren te Batavia.

Art. 15. De President heeft het beleid der vergaderingen en roept de leden tot het bijwonen derzelve zoo dikwijls op, als hij dit noodig oordeelt.

Wanneer de meerderheid der leden echter eene vergadering noodig acht, is de President verplicht clie te beleggen.

Art. IG. Het dagelijksch beheer der zaken is aan den President overgelaten.

Hij is verplicht zijne handelingen en verrichtingen in de eerstvolgende vergadering aan de goedkeuring der Commissie te onderwerpen.

Art. 17. De Secretaris en Thesaurier houdt nauwkeurig aan-teekening van al wat in en buiten de vergadering verricht wordt en is inzonderheid persoonlijk aansprakelijk voor de onder zijne berusting zijnde gelden van het fonds der begraafplaats.

Hij is gehouden alle drie maanden het door de Commissie te bepalen bedrag van dit fonds over te brengen in de door de Commissie zelve aangehouden wordende groote kas, waarvan de

President en een der leden ieder afzonderlijk eenen sleutel in bewaring hebben.

Art. 18. De begraafplaats wordt driemaandelijks, bij toerbeur-ten, door een der leden bezocht, ten einde zich te overtuigen, dat de gedenkteekenen aldaar goed worden onderhouden en er gezorgd wordt voor eene behoorlijke afleiding van het water op of bij de graven.

Zij kunnen daarvoor telkenmale wagenhuur declareeren ten laste van het fonds der begraafplaats.

Art. 19. De Opziener wordt door de Commissie benoemd en ontslagen.

De benoeming is onderworpen aan de goedkeuring van het hoofd van gewestelijk bestuur.

Art. 20. De Opziener geniet als zoodanig eene bezoldiging van f 25 's maands ten laste van het fonds der begraafplaats, of zooveel minder als door de Commissie zal noodig geoordeeld worden.

Aan hem kunnen door de Commissie, ten laste van hetzelfde fonds, zoo vele wachters en op zoodanige maandelijksche bezoldiging toe-gevoegd worden als de Commissie zal noodig oordeelen.

Art. 21. Bij elke begrafenis moet de Opziener of, bij wettige verhindering van dezen, een der wachters tegenwoordig zijn.

Art. 22. De Opziener houdt aan een register, waarin bij elke begraving op de begraafplaats aanteekening wordt gehouden:

a. van den naam, den ouderdom, de woonplaats en het beroep van den overledene ;

b. van het nummer van het graf en van het vak, waarin het graf is gelegen;

c. van den dag der begrafenis.

Art. 23. De Opziener zorgt dat ieder graf of gedenkteeken voor-zien zij van het overeenstemmend nummer van het register.

Art. 24. De opziener doet alle drie maanden aan de Commissie aanwijzing der gedurende dat tijdvak bijgekomene graven.

Art. 25 De Opziener draagt zorg, dat de begraafplaats behoor-lijk zuiver worde gehouden van onkruid en hoog gras.

Hij waakt, dat door de eigenaren voldaan wordt aan hunne ver-plichting omschreven in art. 10.

16

Bij nalatigheid van dezen, geeft hij daarvan kennis aan den President der Commissie.

(Verordening van den Assistent Resident van Buitenzorg van 23 Juli 1860, Javasehe courant 28 Juli I860 No. 60).

No. P E R A T O E R A N T E M P A T K O E B O E R A N O R A N G T J I N A D I B O G O R . ( P e r i n t a h n j a p a d o e k a t o e w a n A s s i s t e n t R e s i d e n t Bogor, p a d a t a n g g a l 23 J u l i ÏBGO— J a v a - C o u r a n t t a n g g a l 28 J u l i I 8 6 0 N». 60).

Fasal 1. Adapon pemarentah atas tempat koeboeran orang Tjina di Bogor dilakoeken di bawah parintahnja padoeka toewan Assistent Resident Bogor oleh soewatoe komissie, dalam mana ada masoek terhilang :

Toewan k'ommies kantor Assistent Resident, ja-itoe Presidentnja, semoewa Ofsir bangsa Tjina di Bogor, masing-masing mendjadi Lidnja dan saorang Agent dari kantor Boedelmeester, djadi Se-cretaris dan Thesaurier (toekang oewang).

Fasal 2. Laen dari tempat koeboeran jang ditoendjoek, tiada boleh mengoeboerken majit orang Tjina pada laen tempat, jaitoe atas antjeman denda oewang, besarnja ƒ 25.

Padoeka toewan Assistent Resident boleh djoega memberi idzin meno-oeboerken majit orang Tjina di loewar tempat koeboeran jang tentoe, ja-itoe dengan hajaran ƒ 1 00! akan goena kas oewang

perhimpoenan koeboeran itoe, laen dari hajaran recognisie, jang ditentoeken dalam fasal 9.

Fasal 3. Segala majit, jang sesoedahnja atoeran ini ditetapken, dengan tiada mendapat idzin, dikoeboerken di loewar tempat pekoeboeran orang Tjina jang oemoem, dengan titahnja padoeka toewan Resident nanti digali dari koeboeran dan dibawa pindah pada tempat pekoeboeran jang oemoem, ja itoe dengan blandjanja orang jang soedah melanggar ini atoeran, semantara segala batoe

dan laen-laen tanda di atas pekoeboeran itoe, akan ditjaboet dan diboewang sama sekali.

Fasal 4. Maka tempat pekoeboeran itoe di bagi dalam doewa tempat, ja-itoe satoe boewat majitnja orang jang mampoeh, dan satoe lagi boewat majitnja orang jang miskin dan papa.

Fasal 5. Tiada satoe majit boleh dikoeboerken dalam tempat pekoeboeran, kaloe tiada ada soerat idzinnja komissie, maka dalam soerat itoe misti ditoendjoek djoega tempat dimana majit itoe misti dikoeboernja.

Siapa jang soeroeh mengoeboerken majit pada tempat itoe, dengan tiada soerat idzin dari komissie jang terseboet, di denda oewang dari / 1 0 sampei / 2 5 .

Fasal 6. Maka mengoeboerken majit itoe tiada boleh lebih siang dari poekoel anam pagi, dan lebih laat dari poekoel anam sore.

Perlanggaran dari atoeran ini dihoekoem dengan denda oewang, tiada lebih dari / 25, laen dari hoekoeman badan, jang terantjam pada soerat peratoeran hoekoeman jang ditetapken dengan Staats-blad 1848 No. 6.

Fasal 7. Majit-majit misti di pendam tiada boleh koerang dari anam kaki di dalam tanah.

Begitoe lekas abis mengoeboer, maka lobangnja lantas misti di toetoep (di-oeroek sama tanah).

Fasal 8. Maka komissie jang timbang perkara mengoeboerken majit pada tempat jang disediaken boewat orang miskin.

Fasal 9. Kaloe majit dikoeboerken pada tempat boewat orang orang jang mampoeh, maka misti dihajar recognisie jang terseboet di bawah ini, ja-itoe:

a. boewat soewatoe koeboeran dengan batoe peringetan, besarnja:

dari 2 sampei 4 • Eoede Rhijnl. ƒ 20.—

di atas 4 „ 8 „ „ „ „ 50.—

v » 8 » 1 2 » » » „ 150.—

» » 1 2 » 16 n „ „ ,, 300,—

b. boewat soewatoe koeboeran jang tiada pakei batoe peringe-tan, boewat tiap-tiap roede Ehijnl. jang pesegi ƒ '/-a (setengah roepiah).

Koeboeran lebih besar dari anam belas roede Ehijnl. jang pesegi. tiada boleh mendapet idzin.

Keuren. 2

Boewat mengoeboerken majit dalam tempat orang miskin, tiada oesah dibajar oewang recognisie.

Maka koeboeran orang miskin dan jang terseboet pada ajat b. tiada boleh di bikin lebih tinggih dari pada rata tanah.

Fasal 10. Orang-orang jang poenja koeboeran haroes rawatin jang betoel segala tanda-tanda peringetan jang dibikin di atas koeboeran itoe, dan tjari daja oepaja biar segala aer jang djatoh di atas atawa di pinggir koeboeran itoe, boleh dapet mengalir jang betoel.

Kaloe orang-orang jang poenja koeboeran, tiada toeroet parintah ini, maka segala tanda-tanda peringetan jang dibikin di atas koeboeran itoe, akan dibongkar dan diboewangken oleh komissie, ja-itoe atas blandjanja orang jang haroes rawatin koeboeran itoe.

Sabelomnja kommissie bongkar itoe tanda-tanda peringetan, maka dikasih tahoe lebih doeloe pada jang misti rawatin koe-boeran itoe, akan membikin betoel koroesakan jang dirasa wadjib oleh komissie, ja-itoe di dalam soewatoe tempo jang akan dite-tapken oleh komissie.

Kaloe parintah ini tiada dikerdjaken di dalam tempo jang ditetapken, kombali komissie nanti kasih ingat pada marika-itoe akan kewadjibannja dan kasoesahan jang boleh terbit lantaran alpanja itoe, maka dikasih tempo ampat belas hari akan laloeken parintah komissie itoe.

Djikaloe tiada djoega ditoeroet parintah itoe, maka baharoelah dikasih parintah akan bongkar tanda-tanda di atas pekoeboeran itoe.

Fasal 11. Oewang kaoentoengan atawa kalebihan dari kas perhimpoenan koeboeran itoe, akan djatoh pada goenanja Roemah Sakit Tjina di Betawi.

Fasal 12. Segala oewang jang masoek dalam kas perhimpoenan itoe, ada di bawah pegangannja komissie.

Fasal 13. Segala oewang blandja akan goena tempat pekoe-boeran itoe, dibajar dari pada kas oewang perhimpoenan koeboe-ran itoe, dengan idzinnja komissie.

Soerat-soerat boewat memblandjaken oewang itoe, misti diteeken

Soerat-soerat boewat memblandjaken oewang itoe, misti diteeken

In document POLITIEBEPALINGEN y-rftyrty'/. (pagina 21-45)