• No results found

DE ADMINISTRATEUR EN OPZIENER

In document POLITIEBEPALINGEN y-rftyrty'/. (pagina 144-163)

Deze begraafplaats moet behoorlijk worden omheind en van eene afsluiting worden voorzien

IV. DE ADMINISTRATEUR EN OPZIENER

Art. 17. De Administrateur wordt door de Commissie benoemd en ontslagen.

Hij geniet behalve vrije woning, een traktement van t 2o0 'smaands ten laste van het fonds der begraafplaats.

Aan hem wordt het benoodigd aantal koelies toegevoegd tot het verrichten der vereischte werkzaamheden op de begraafplaats en tot het behulpzaam zijn bij de begrafenissen.

Art. 18. Een Opziener, die eveneens door de Commissie be-noemd en ontslagen wordt en een maandgeld van f 150 uit het fonds geniet, staat hem in zijne werkzaamheden ter zijde en volgt daarbij zijne bevelen op.

Art. 19. De Administrateur is belast met het dagelijksch toe-zicht op de begraafplaats en verantwoordelijk voor alles, wat daar-in strijd met dit reglement geschiedt.

Hij is mede belast met het beheer van de rouw-of lijkwagens, doodkisten en het verder materieel der begraafplaats.

De leiding van de begrafenissen is tevens aan hem opgedragen.

Hij mag geene andere betrekking waarnemen of zich met handel of industrie inlaten.

Art. 20. Hij houdt aan:

eene algemeene plattegrondteekening van de begraafplaats;

eene afzonderlijke plattegrondteekening van iedere afdeeling der begraafplaats;

een dagregister van de teraardebestellingen, bevattende den dag van de begrafenis, den naam van den ter aarde bestelden persoon, zijn ouderdom, beroep of qualité« en het nummer van de afdeeling en van het graf;

een register van de graven, overeenstemmende met de plattegrond-teekening, met vermelding van de namen der in ieder graf bij-gezette lijken en van de gedenkteekenen, graftombes en dergelijke, op de begraafplaats opgericht.

131

Art. 21. Hij zorgt dat alle graven of gedenkteekens voorzien zijn van de overee istemmende nummers van het register en van de plattegrondteekening der begraafplaats.

Art. 22. Hij zorgt voorts, dat de lijken, naar gelang die aan-gebracht worden, opvolgend worden begraven en dat, zoolang eene afdeeling niet vol is, geene volgende worde aangebroken zonder vergunning der leden van dagelijksch toezicht.

Art. 23. De administrateur dan wel de Opziener is bij iedere teraardebestelling tegenwoordig.

Art. 24. De Administrateur zorgt, dat de lijken niet minder dan zes voet onder de aarde worden begraven.

Art. 25. Hij houdt de begraafplaats, voor zooveel het jaar-getijde en het weder zulks gedoogen, altijd zuiver van hoog gras en onkruid en zorgt, dat daarop geen vee weide en geene schade worde aangericht en dat de voetpaden steeds schoon, zindelijk en gemakkelijk te begaan zijn.

Art. 26. Hij zorgt, dat de weg, leidende van den grooten weg naar de begraafplaats, behoorlijk worde onderhouden, zoo-dat in het berijden van dien weg geene moeielijkheden worden ondervonden.

Art. 27. Hij zorgt ook, dat de graven niet gestoord worden, alsmede dat zijne bedienden bij begrafenissen zindelijk en in het zwart gekleed zijn en hunne gereedschappen zwart geschil-derd zijn.

Hij ziet toe dat altijd tien graven in voorraad uitgegraven en gereed zijn, waarvan drie gemetselde.

Hij vestigt de aandacht der Commissie op den voorraad dood-kisten en den staat, waarin het verder materieel verkeert.

Art. 28. Alvorens een lijk ter aarde te bestellen, vordert hij het vereischte verlof tot begraven.

Indien van dit verlof niet blijkt, doet hij het lijk in een daar-toe ter begraafplaats ingerichte lijkenkamer plaatsen. Hij geeft hiervan onmiddellijk kennis aan de leden van het dagelijksch toezicht, die het noodige bevelen.

Art. 29. Hij houdt de administratie overeenkomstig de voor-schriften der Commissie, in de aan het fonds verschuldigde gel-den en verantwoord ze aan de Commissie.

132

Op den laatsteu dag van iedere maand stort hij de door hem ontvangen gelden bij den Thesaurier.

Hij heeft het recht, om bij het bestellen eener begrafenis de onmiddellijke betaling van het bedrag der daaraan verbonden kosten dan wel eene voldoende borgstelling daarvoor te eischen.

Hij zorgt voor een genoegzaam aantal dragers, die op eene voor eene begrafenis passende wijze gekleed zijn.

Voor elke begrafenis worden minstens acht dragers gebezigd.

V. DE DKACfEKS.

Art. 30. De dragers gaan te voet bij het lijk, bij groote af-standen slechts de helft daarvan, in dier voege dat de eene helft de andere afwisselt.

Art. 31. Voor iederen drager worden in rekening gebracht f 4 voor salaris en bovendien de kosten van transport, welke naar billijkheid worden berekend, doch in geen geval meer dan f 2 mogen bedragen.

"Wanneer het lijk wordt afgehaald buiten de limieten der Stad en Voorsteden van Batavia wordt voor iederen drager eenderde meer voor salaris in rekening gebracht dan wel naar gelang van den afstand zooveel meer als de billijkheid zal medebrengen.

VI. LIJKWAGENS.

Art. 32. Zoolang door particulieren in de behoefte aan rouw-of lijkwagens niet naar behooren zal zijn voorzien, zorgt de Commissie steeds in voorraad te hebben:

«. een staatsielijkwagen, bespannen met zes paarden, waar-voor in rekening wordt gebracht t 100.

b. een rouw- of lijkwagen, bespannen met zes paarden, voor begrafenis eerste klasse, waarvoor in rekening wordt ge-bracht f 30.

c. een rouw- of lijkwagen, bespannen met vier paarden, voor begrafenis tweede klasse, waarvoor in rekening wordt ge-bracht f 15.

d. een rouw- of lijkwagen, bespannen met twee paarden voor begrafenis derde klasse, waarvoor in rekening wordt ge-bracht f 8.

133

Art. 33. De rouw- of lijkwagens moeten zijn op vier wielen, waarvan de twee voorste half onder door moeten kunnen draaien, de vloer der wagens moet zijn van die afmetingen, dat de grootste kisten gemakkelijk kunnen worden ingezet; op den vloer moeten zijn twee klampen ongeveer zes Ehijnlandsche duim hoog en op twee Ehijnlandsche voet van ieder einde voorzien van de noo-dige houten nagels of pennen, ten ware die vloer zoodanig zij ingericht, ôat de kist van achteren op rollen die in den wagen bevestigd zijn, naar binnen wordt geschoven; de tent der wagens moet staan op vier stijlen vier Ehijnlandsche voet hoog, over-dekt en omhangen met de noodige rouwkleeden en franjes als naar gebruik.

l>e paarden moeten zijn zwart of zeer donkerbruin, goed ge-dresseerd, ongeveer vier Ehijnlandsche voet hoog, met zwarte en met zwart ijzer beslagen tuigen en met lange rouwkleeden als naar gebruik,

V I I . DOODKISTEN.

Art. 34. De Oommissie zorgt, zoolang particulieren niet volle-dig in de behoefte aan doodkisten zullen hebben voorzien, voor de aanwezigheid van een voldoend aantal doodkisten.

Art. 35. Voor doodkisten wordt niet meer in rekening gebracht dan:

Ie. voor eene doodkist van djatihout, de planken ter dikte van anderhalven Ehijnlandschen duim met verwulfd deksel, met ijzeren schroeven in elkander gezet, met zwart copal gever-nist, met acht ijzeren handvatsels, inwendig bekleed met fijn wit linnen, met zwart zijden lint vastgespijkerd, het deksel voorzien van negen koperen schroeven voor begrafenis eerste klasse f 100.

2e. voor eene doodkist van deugdzaam hout, de planken ter dikte van anderhalven Ehijnlandschen duim met glad deksel, zwart geschilderd, inwending bekleed met wit linnen, met zwart lint vastgespijkerd en met acht ijzeren handvatsels voor begrafenis tweede klasse f 4 5 ;

3e. voor eene doodkist van deugdzaam hout, de planken ter

134

dikte van één Bhijnlandschen duim zwart geschilderd, in-wendig met wit linnen bekleed, met acht ijzeren handvat-sels voor begrafenis derde klasse f 20.

Behalve bovenvermelde doodkisten zijn bij den Administrateur voorhanden meer bewerkte doodkisten voor begrafenis eerste klasse tegen den prijs van f 150.

Voor doodkisten voor kinderen minder dan zeven jaren oud wordt een derde en die voor kinderen van zeven tot twaalf jaren oud, twee derden van de gestelde prijzen berekend.

I n de prijzen der verschillende doodkisten zijn begrepen de kosten van het transport en sluiten dier kisten.

Art. 36. De verpleegden in de liefdadigheidsgestichten als : het Parapattan-weezengesticht, het Djatti-gesticht, het gesticht van den Heiligen Vincentius à Paulo en het Diaconie-gesticht, hebben aanspraak op kostelooze begrafenis tweede klasse d. w. z. kos-telooze verstrekking van doodkisten, lijkwagens, roef, dood-kleed en baar voor begrafenis tweede klasse en de noodige dragers, alsmede vrijstelling van de betaling van recognitie voor graven.

Art. 37. Voor het begraven op kosten van den lande van lijken van behoeftige personen wordt vereischt eene verklaring van het hoofd van plaatselijk bestuur, dat de overledenen geen middel van bestaan hadden en in hun onderhoud moesten voor-zien door de liefdadigheid van anderen.

Die lijken worden alsdan begraven in de derde klasse.

Art. 38. Deze verordening treedt in werking op den dag harer afkondiging, op welk tijdstip vervalt het reglement voor het beheer der begraafplaats voor lijken van Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen te Batavia, zoomede voor de Commissie met dat beheer belast, den opziener dier begraafplaats, de be-dienaars van sterfhuizen, de dragers, de doodkistenmakers, en lijkwagenverhuurders aldaar, vastgesteld den 29en April 1859, zooals het is gewijzigd bij de verordening van den 14™ April 1864.

{Verordening van den Resident van Batavia dd. 13 October 1882, Jqvasche Courant dd. 20 October 1882 No. 84).

N o . 2 1 . V E R O R D E N I N G op h e t g e b r u i k v a n stoom,-zeil- en a n d e r e v a a r t u i g e n i n h e t H a v e n k a n a a l

te B a t a v i a

Art 1 De stoom-, zeil- en andere vaartuigen, welke door het Havenkanaal varen, mogen bezuiden de Welkomstbatterij met niet meer vaart dan twee mijl worden voortgedreven.

Buiten strikte noodzakelijkheid mogen geene vaartuigen t i -schen de Welkomstbatterij en de monding van het Havenkanaal met meer vaart dan vijf mijl worden voortgedreven.

Art 2. Door vermindering en zoo noodig zelfs door geheele stuiting van de vaart der vaartuigen of door andere naar gelang van omstandigheden te nemen maatregelen moeten ongelukken on beschadigingen worden voorkomen, wanneer vaartuigen

elkan-der ontmoeten of voorbijvaren. _ Art 3. Vaartuigen met zeilvermogen, onder welke benaming ook,

zullen bezuiden de Welkomstbatterij geen zeil meer mogen voeren.

Gesleept wordende, moeten de zeilen dier vaartuigen ook m elk geval worden neergelaten.

Art 4. De vaartuigen met stoomvermogen, die niet in gebruik zijn, zullen aan de Westzijde van het kanaal moeten verblijven.

Art 5 Yan zonsondergang tot zonsopgang zullen alle m vaart zijnde vaartuigen voorzien moeten zijn aan stuurboord van een groen, aan bakboord van een rood licht.

' Art. 6. Overtreding dezer bepalingen wordt, voor zoover ze niet met andere straffen bedreigd wordt, gestraft:

in geval ze begaan wordt door Europeanen en met dez-n gelijkgestelden, met eene geldboete van één tot een honderd gulden of gevangenisstraf van één tot acid dagen;

in geval ze begaan wordt door Inlanders en met dezen gelijkge-stelden met eene geldboete van een tot een honderd gulden, gevange-nisstraf van een tot acht dagen of tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van zeven tot dertig dagen.

Art. 7. Deze verordening treedt in werking op den dag harer

afkondiging. _ (Verordening van den Resident van Batavia van 16 Maart

1883, Javasche Courant van 20 April 1883 No. 32),

No. 2 1 . A T O E R A N a k e n h a l m e n d j a l a n k e n k a p a l - a p i , kapal-lajar d a n lain-lain s a b a g i n j a di d a l a m solokan T a n d j o e n g - P r i o k d a n di d a l a m parit-p a r i t ajer di s a n a .

Fasal 1. Ada di larang, tiada boleh orang mendjalanken ka-pal-api lebih kentjeng dari pada melaloei ampat satengah mijl Inggris (delapanriboe tigaratoes ampatpoeloeh toedjoeh meter) di dalam satoe djam.

Pada waktoe melaloei sampan-sampan, kapal itoe — djika per-loe — misti di tahan atawa di koerangken ladjoenja.

Fasal 2. Kapal-kapal jang pake lajar, kaloe melaloei lain kapal, maka djika perloe, misti di tarik naik ija poenja lajar penjorong atawa di koerangken ladjoenja.

Fasal 3. Kapal-api jang berdjalan, lain dari pada ada poenja pegawe-pegawe jang perloe aken mengoeroes perabot stoom, sedikitnja poen misti ada ampoenja lagi tiga orang aken meng-oeroes soewitan, kamoedi dan tambang-tambang.

Fasal 4. Kapal-kapal lajar dan sampan-sampan, salama ija di djalanken, misti teroeroes sabagimana terseboet di bawah i n i :

J a n g boleh moewat lebih dari pada doewapoeloeh ampat tong, sedikitnja poen oleh toedjoeh orang ;

Jang boleh moewat sapoeloeh sampe doewapoeloeh ampat tong.

sedikitnja poen oleh lima orang ;

J a n g melinken boleh moewat sadja koerang dari sapoeloeh tong, oleh tiga orang.

Fasal ini tiada di lakoeken dalam hal sampan-sampan dan praoe-praoe ketjil jang tida bertoetoep, jang biasanja teroeroes sadja oleh sedikit orang.

Fasal 5. Di dalam sampan-sampan jang belaboeh, djika tiada barang moewatannja, sedikitnja poen misti ada satoe orang jang mendjaga ; kaloe ada barang moewatannja, maka saparo dari.

orang-orangnja misti ada di sitoe.

Fasal 6. Sampan-sampan jang tida teroesken perdjalanannja,

137

misti di ikatkan di solokan Tandjoeng Prioek poenja pinggiran jang di sabelah oedik.

Di bagian dari solokan itoe, doewaratoes meter pandjangnja, teritoeng dari koewalanja solokan itoo di kali Tjiliwoeng, tiada boleh orang mengikatken sampan-sampan pada tepi daratan, dji-kaloe tiada ada soerat idzin dari kommandoer laoet.

Fasal 7. Moelai dari pada waktoe mata hari soeroep sampe pada waktoe mata hari terbit, segala kapal dan sampan, baik poen sedang berdiam, baik poon sedang berdjalan, misti di gantoengi lantera-lantera berkatja bening jang terpasang terang, dan biar kalihatan dari koeliling tampat.

Di kapal-kapal api jang berdjalan, maka lain dari pada lan-tera-lantera itoe, boleh djoega orang gantoengken lanlan-tera-lantera samping jang pake katja warna.

Fasal ini tiada di lakoeken dalam hal sampan-sampan dan praoe-praoe jang terboeka, jang besarnja koerang dari satoe tong.

Fasal 8. Tiada boleh orang menarik sampan atawa getek di sapandjang solokan Tandjoeng Prioek poenja pinggiran jang di sabelah oedik.

Fasal 9. Djikaloe sampan-sampan jang di tarik di solokan Tandjoeng-Prioek, ada bertemoe satoe sama lain, maka itoe sam-pan jang menoedjoe ka wetan, jaitoe dari Tandjoeng Prioek ka Batawi, dia misti tinggal berdamping sama tepi daratan, sedang jang satoe lagi, jang datang dari depannja, misti berlaloe ka sabelah tengah, dalam solokan itoe, dan djikaloe perloe, misti memboeka tali penarik atawa mengoeloerken itoe.

Fasal 10. Tiada boleh orang memboewangken aboe, orang bekas, sampah-sampah dan sabaginja ka dalam solokan Tandjoeng-Prioek.

Pasal 11. Sampan-sampan jang boekan sedang ada di dalam pelajaran, tiada boleh di kasih tampat jang tantoe aken bela-boeh di solokan Tandjoeng-Prioek.

Boewat kapal-kapal api, kommandoer laoet boleh oendjoek tam-pat-tampat belaboeh jang tantoe, di bagian solokan itoe dan solo-kan jang di koelon, di mana kapal-kapal itoe tiada nanti djadi sangkoetan aken lain-lain kapal dan sampan.

Fasal 12. Getek-getek kajoe atawa bamboe tida boleh di bawa liwat, melainken kaloe menoeroet pada atoeran ini :

a. sasoewatoe getek misti di seret, di tarik atawa di toentoen masing-masing ;

b. getek itoe tiada boleh lebih pandjang dari tiga poeloeh dan lebih lebar dari lima meter, dan lagi djikaloe pandjangnja ada lebih dari sapoeloeh meter, ija misti moewat sedikitnja poen ampat orang, djika pandjangnja tjoemah ada sapoeloeh meter atawa koerang, ija misti moewat doewa orang, jang mengoeroesi, lain dari pada orang-orang jang perloe aken menarik atawa menoentoen itoe.

Di antara soeroepnja dan terbitnja matahari tiada boleh orang membawa getek-getek.

Fasal 13. Sampan-sampan jang moewat obat bedil, dynamiet, minjak tanah atawa lain-lain barang jang gampang meledoek atawa djadi api, misti di tantjapi bandera pertandaan, sabagimana jang telah di tantoeken.

Barang-barang itoe tiada boleh di bawa dengan sampan jang tida bertoetoep.

Hal membawa lebih banjak dari doewa poeloeh lima kilo obat bedil, dynamiet atawa lain-lain barang sabaginja, jang gampang meledoek, katjoewali djikaloe ada terantar oleh orang militair, — tiada boleh di kerdjaken, kaloe tida diantar oleh pegawe politie, atawa oleh satoe pegawe dari goedang dynamiet di Antjol, kaloe barang itoe ada terbawa dari sana aken goenanja

Gouvernement.

Di antara soeroepnja dan terbitnja matahari tiada boleh orang membawa barang itoe.

Di sampan-sampan jang moewat barang-barang jang terseboet di fasal ini, tiada boleh orang menjimpan api, lain dari pada di dalam lantera,-lantera, sabagimana jang telah di tentoeken di dalam fasal 7 dari atoeran ini

Djikaloe berenti pada waktoe malam di -solokan itoe, sampan-sampan itoe misti di ikatken pada tepi darat di bagian sebelah koelon dari itoe solokan, pada satoe tempat di sabelah wetan dari djembatan jang ada di djalanan kareta api ka Boom ketjil dan jang tida koerang doewa-ratoes meter djaoehnja dari pada

djambatan Hoe, kaloe di bagian sabelah koelon, tiada bo eh lebih koelon dari djalanan aken pergi ka solokan jang di koelon.

Fasal 14. Sampan-sampan, getek-getek atawa lam-lam barang jang teggelan di ajer di dalam solokan Tandjoeng-Pnoek dan djadi sangkoetan aken liwatnja kapal-kapal dan -nrpan-sampan L nanti diangkat atawa « kloeken oleh pemarnrtahdeng n onkostnja orang jang ampoenja barang itoe, jartoe djikaloe orang jang ampoenja tiada perboewat itoe di dalam tempo jang di

ta-ken oleh kapala negri.

Fasal 15. Pelanggaran pada atoeran ini nanti di hoekoemi.

Diikaloe jang berboewat itoe saorang Europa atawa orang jang di samaken pada bangsa itoe, dengan hoekoeman denda d a n satoe sampe saratoes roepia atawa dengan hoekoeman toetoep d a n

satoe sampe delapan h a r i ; . Djikaloe jang berboewat itoe saorang boem! p o è t e atawa orang

, J di samaken pada bangsa itoe, dengan hoekoeman denda dart satoe sampe saratoes roepia, atawa dengan hoekoeman toe-toep dari satoe sampe delapan hari atawa hoekoeman kerdja paksa dengan dapat makan, tida dengan dapat bajaran dari toe-djoeh sampe tigapoeloeh hari. n , _ ,

Fasal 16. Pelanggaran pada atoeran mi, jang di perboewat dengan lantaran sampan atawa getek, itoe nanti terpandang se-perti telah di perboewat oleh djoeragannja sampan atawa getek itoe, atawa oleh wakilnja djoeragan itoe.

Fasal 17. Sekalian perintahnja atoeran ini, salama belon di adaken atoeran lain, aken di djaianken atas halnja solokan l a n -dioeng-Prioek dan parit-parit ajer di sana.

Fasal 18. Atoeran ini moelai di laloeken pada harian ya di moewat di dalam socrat kabar Gouvernement.

N o . 22. R E G L E M E N T op h e t v e r h u r e n v a n p a a r -d e n , rij-, voer- of v r a c h t v o e r t u i g e n i n -de r e s i d e n t i e B a t a v i a .

Art. 1. Het is verboden paarden, rij-, voer- of vrachtvoer-tuigen te verhuren zonder schriftelijke vergunning van het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur.

De vergunning wordt niet verleend dan nadat de buren en de bestierders der in de nabijheid zijnde openbare inrichtingen in hun belang gehoord zijn en onderzocht is, of eenig algemeen belang zich tegen het verleenen der vergunning verzet.

Zij wordt niet geweigerd dan met opgaaf van redenen.

De verleende vergunning geldt alleen voor den persoon en het erf, in de vergunning aangeduid.

De verhuurders zijn verplicht, om bij staking of bij over-dracht der verhuurderij dan wel bij verkoop van een of meer daartoe behoorende rij-, voer- of vrachtvoertuigën of paarden daarvan binnen veertien dageu kennis te geven aan het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur.

Art. 2. De verhuurders van paarden, rij-, voer-of vrachtvoer-tuigën zijn verplicht het tot hunne onderneming behoorende aantal paarden, rij-, voer- of vrachtvoertuigen op te geven aan het bureau van het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur.!

alwaar registratie daarvan plaats vindt.

Aan de verhuurders wordt aangezegd, welk merk en registratie-nummer elk rij-, voer- of vrachtvoertuig moet voeren.

Het merk bestaat uit de letters BV., T., M C , of B., al naar dat de verhuurderij onder de afdeeling Stad en Voorsteden van Batavia, Tangerang, Meester-Oomelis of Buitenzorg ressorteert, terwijl op de vrachtvoertuigen onder dat merk nog vermeld moet staan Gr. (grobak).

Merk en nummer moeten duidelijk met witte verf gesteld zijn op eene zwart geverfde blikken plaat, de grootte hebbende van een vierkante Nederlandsche palm en zoodanig geplaatst, dat merk en nummer zichtbaar zijn, aan de wagens en karren op veeren links aan het buitenachter gedeelte, aan de dos-à-dos en dergelijke voertuigen buiten aan weerszijden bij de achterste treden en aan de vrachtvoertuigen aan weerszijden tegen het bovengedeelte der buitenwanden.

De voerman van een rij-, voer- of vrachtvoertuig is

De voerman van een rij-, voer- of vrachtvoertuig is

In document POLITIEBEPALINGEN y-rftyrty'/. (pagina 144-163)