• No results found

Bijlage I Huidig aanvraagformulier Gemeente Deventer

Bijlage 2 Tafel van Elf

De vijf relevante dimensies die van invloed kunnen zijn op naleving van wet- en regelgeving zijn:

1. Kennis van regels

Onbekend zijn met de relevante wet- en regelgeving kan tot (onbewuste) overtredingen leiden. Hiernaast kan de ingewikkelde en onduidelijke wetgeving ervoor zorgen dat er (per ongeluk) geen naleving plaatsvindt. Hiervoor zijn een drietal oorzaken aan te wijzen:

• Omvang van de wetten: wanneer er veel regels van toepassing zijn, worden bijstand ontvangende partijen misschien wel overvraagd in hun juridische kennis óf kennis van de inhoud van deze regels.

• Vaagheid van regelgeving: bepalingen en begrippen in de wetgeving kunnen vatbaar zijn voor een concretere uitleg.

• Complexiteit van de regelgeving: bijstand ontvangende partijen hebben juridische kennis nodig om bepaalde regels te ontleden en te begrijpen.

Wanneer er wel sprake is van kennis met betrekking tot de relevante wetgeving, betekent dit niet automatisch dat er sprake is van een goede naleving. In sommige gevallen geeft kennis van de relevante wetgeving juist mogelijkheden om te frauderen of om regels te ontduiken. Denk hierbij aan subsidie en belastingregels.

Een gebrek aan kennis van de relevante wetgeving leidt daarentegen ook niet altijd tot overtredingen. Soms kan er (per ongeluk) naleving ontstaan doordat mensen zich aanpassen aan hun omgeving. Denk hierbij aan de verkeersregels.

Voorbeeld: Het niet kunnen lezen van verkeersborden. Er zijn analfabeten of allochtonen die

de Nederlandse taal nog niet machtig zijn. Voor hen is het niet vanzelfsprekend dat een ieder de taal en daarmee ook de wet begrijpt. Voor hen zou dit ook een belemmering kunnen zijn in het naleven van de Participatiewet.

Verbetermogelijkheden: Denk aan gerichte voorlichting in het algemeen en meer mondelinge

voorlichting (ook in vreemde talen). Het zo eenvoudig mogelijk houden van de beleidsregels kan bijdragen aan een betere naleving.

2. Kosten/baten

Het gaat in dit geval om alle financiële en immateriële kosten en baten van (niet-)

nalevingsgedrag. Dit kan worden uitgedrukt in moeite, tijd en geld. Er zijn 4 categorieën die onderscheden kunnen worden:

1. Kosten van naleving 2. Baten van naleving 3. Kosten van overtreding 4. Baten van overtreding

Voorbeeld: Als kosten van naleving kunnen bijvoorbeeld tijdrovende en/of kostbare

69 Als baten van naleving kan bijvoorbeeld het verkrijgen van uitkering op grond van de

Participatiewet worden aangemerkt. Het verzwijgen van relevante gegevens is een vorm van niet-naleving. Dit kost weinig moeite. Over verkeersdrempels kan ook harder worden gereden dan is toegestaan, dit levert dan waarschijnlijk wel ongemak en schade op aan de auto. Dit zijn kosten van overtreding.

De baten van niet-naleving liggen in de financiële sfeer. In dit geval het onterecht ontvangen van een uitkering op grond van de Participatiewet.

Verbetermogelijkheden: Het instellen van extra heffingen kunnen naleving bevorderen.

3. Mate van acceptatie

Acceptatie heeft betrekking op het door de overheid opgestelde beleid en de daaruit

voortgevloeide norm(en). De wijze van uitvoering van dit beleid kan een rol spelen in deze acceptatie. Soms bevindt er zich een tussenlaag tussen overheid en burgers

(uitvoeringsinstantie). Deze is essentieel voor de vormgeving van het beleid en hiermee voor de acceptatie van de wet- en regelgeving. De mate waarin de doelgroep zichzelf

verantwoordelijk acht voor het realiseren van het beleid, is ook een indicatie voor de mate van acceptatie.

Voorbeeld: Sommige snelheidsduivels overtreden de opgelegde snelheidslimiet niet omdat zij

haast hebben, maar omdat ze in het in principe niet eens zijn met de opgelegde snelheidslimiet.

Verbetermogelijkheden: Betrek invloedrijke leden van de doelgroep of belangengroeperingen

samen met de uitvoeringsinstanties bij het te ontwerpen beleid. 4. Normgetrouwheid van doelgroep

a. Overheidsgezag b. Concurrerend gezag

Sommige mensen voeren alles uit wat de overheid hen opdraagt of wat in de wet vermeld staat. Het gaat bij overheidsgezag om het hij de doelgroep levende respect voor de overheid in algemene zin.

Bij concurrerend gezag gaat het niet om de houding van de doelgroep ten opzichte van het gezag van de overheid maar om het gezag van de eigen normen en waarden. Deze normen en waarden kunnen samenhangen met bijvoorbeeld geloof of gewoontes. Deze kunnen

conflicteren met de intenties van de overheid.

Voorbeeld: Gezagsgetrouwheid kan blijken uit het afstaan van belasting aan de Staat door een

doelgroep of juist niet. Bepaalde doelgroepen toetsen nieuwe wet- en regelgeving eerst aan hun eigen voorschriften van bijvoorbeeld hun religie. Voorbeelden hiervan zijn orthodox- christenen die weigeren hun kinderen in te enten, vrouwen die geen lid mogen zijn van een politieke partij of allochtonen die volgens hun culturele normen een beroep denken te mogen doen op strafuitsluitingsgronden, o.a. eerwraak.

Verbetermogelijkheden: Deze dimensie is nagenoeg niet te beïnvloeden. Opvoeding en

leefomgeving spelen een belangrijke rol. Mogelijk kan onderwijs een nalevingsbevorderende werking hebben.

70 5. Niet-overheidscontrole (maatschappelijke controle)

a. Sociale controle b. Horizontale toezicht

Sociale controle vindt plaats in de omgeving binnen of buiten de doelgroep. Dit zijn familie, vrienden, collega’s en/of buren. De volgende aspecten spelen hierbij een rol:

• de mate waarin de omgeving het overtredingsgedrag goed- of afkeurt;

• de mate waarin de omgeving zich verantwoordelijk voelt en hierop actie onderneemt (sociale sanctie).

Horizontaal toezicht is een vorm van formele sociale controle. Dit betreft controle door niet- overheidsinstanties ter verbetering van de kwaliteit van diensten en producten. Denk hierbij aan certificeringen en keurmerken.

Voorbeeld: Onder horizontaal toezicht valt onder andere een controle door een

accountantskantoor.

Verbetermogelijkheden: Hierbij kan gedacht worden aan het geven van voorlichtingen aan de

omgeving van de doelgroep. Zodat zij beter overtredingen kunnen signaleren. Aan de hand van eerder benoemde handvatten is er een checklist ontwikkeld door de

Rijksoverheid waarop enige aandachtspunten zijn genoemd die eventueel kunnen helpen bij de naleving van wet- en regelgeving van de burger (KCWJ, 2006).

4.1 Dimensies voor spontane naleving

1. Kennis van regels

De bekendheid met en duidelijk van wet- en regelgeving bij de doelgroep

a. Bekendheid

• Kent de doelgroep de regels?

• Hoeven zij slechts beperkte moeite te doen om op de hoogte te raken van de regels? • Is de regelgeving niet te omvangrijk?

b. Duidelijkheid

• Zijn de regels zo geformuleerd dat de doelgroep ze ook gemakkelijk kan begrijpen? • Is de doelgroep wel in staat om de regelgeving te begrijpen?

• Is het voor de doelgroep voldoende duidelijk waarop de regels van toepassing zijn? • Is het voor de doelgroep duidelijk welke regels van toepassing is?

Aandachtspunten:

• Gebruik van extra voorlichtingsmateriaal • Gebruik van radio, tv, kranten

• Uitleg geven in werkgroepen en branche-organisaties • Instellen van een meldpunt voor vragen

• Uitleg in andere talen

• Technische mogelijkheden om de zichtbaarheid te verhogen of gebruik te vergemakkelijken

71

2. Kosten/baten

a. Financieel/economisch

• Kost het naleven van de regels volgens de doelgroep relatief weinig tijd, geld of moeite?

• Denken zij dat het naleven de regels hen voordelen kan opleveren? b. Immaterieel

• Levert naleving van de regels volgens de doelgroep gevoelsmatige, maatschappelijke of sociale voordelen op?

• Levert overtreding van de regels volgens de doelgroep gevoelsmatige, maatschappelijke of sociale nadelen op?

Aandachtspunten:

• Controledruk door de overheid (last) kan verminderd worden bij nalevingsgedrag • Concurrentievoordelen kunnen worden benadrukt, evenals efficiencywinst • Financiële vergoeding voor nalevingsgedrag

• Extra moeite of kosten voor niet-naleving

• Feitelijke hindernissen zoals hekken en verkeersdrempels • Goed imago benadrukken of zichtbaar maken (keurmerken) • Slecht imago publiceren (zwarte lijsten)

3. Mate van acceptatie

De mate waarin het beleid en de regelgeving acceptabel worden gevonden door de doelgroep

a. Acceptatie beleidsdoel

• Vindt de doelgroep (de uitgangspunten van) het beleid redelijk?

• Vindt de doelgroep zich mede verantwoordelijk voor realisatie van het beleid? b. Acceptatie uitwerking beleid

• Acht de doelgroep de concretisering van het beleidsdoel aanvaardbaar? • Vinden zij de daaruit voorvloeiende regel(s) acceptabel?

Aandachtspunten:

• Eventueel verkeerd beeld van de werkelijkheid bij de doelgroep corrigeren • Draagvlak bij de doelgroep, bracheorganisaties, uitvoerders

• Uitleg over de achterliggende doelstellingen, de gebruikte middelen om die doelen te bereiken, de ernst van het probleem, de gemaakte belangenafwegingen en de

onderwerpen waar de overheid zich wel en niet mee dient te bemoeien. • Redelijkheid van strafmaat

• Rekening houden met mogelijke argumenten van de doelgroep: verdeling van eigen goed, privacy, recht op werk en inkomen, recht van de natuur, oordeel over ernst van delict of toegebrachte schade, verdeling van macht en geld in de samenleving, recht van zwakkere t.o.v. sterkere, politieke overtuiging, religieuze overtuiging

• Deelname / betrokkenheid (interactief) van de doelgroep in / bij het beleidsvormingsproces

4. Normgetrouwheid doelgroep

De mate van bereidheid van de doelgroep om zich te conformeren aan het gezag van de overheid

72 a. Overheidsgezag

• Leeft de doelgroep in het algemeen regels goed na? • Heeft de doelgroep in het algemeen respect voor gezag?

• Respecteert de doelgroep het oordeel van handhavers van de regelgeving? b. Concurrerend gezag

• Sluiten de normen en waarden van de doelgroep aan bij de regelgeving?

Aandachtspunten:

• Educatie

• Aandacht voor normen en waarden • Benadrukken respect voor de overheid

5. Niet-overheidscontrole (maatschappelijke controle)

De door de doelgroep ingeschatte kans op positieve of negatieve sanctionering van de hun gedrag door anderen dan de overheid

a. Sociale controle

• Heeft de doelgroep het gevoel dat hun overtreding snel wordt opgemerkt door hun sociale omgeving?

• Keurt de omgeving van de doelgroep het overtreden in het algemeen af?

• Indien de omgeving het overtredingsgedrag afkeurt, probeert ze dit dan ook op één of andere manier te corrigeren?

• En heeft deze sociale sanctie impact op de doelgroep? b. Horizontale toezicht

• Is er sprake van een vorm van horizontale toezicht, zoals accountantstoezicht, tuchtrecht, audits in verband met certificering etc.?

• Draagt dit horizontaal toezicht bij tot betere regelnaleving van de norm in kwestie? • Ervaart de doelgroep dit horizontaal toezicht als een extra vorm van controle? • En heeft dit horizontaal toezicht impact op de doelgroep?

Aandachtspunten:

• Mogelijkheden voor controle door doel- of beroepsgroepen

• Zichtbaarheid van overtreding voor voorbijgangers, belanghebbenden, branche- organisaties

• Mogelijkheden van informele sancties: status, imago, verstoten uit groep • Loyaliteit van controlerende personen of instanties jegens de gecontroleerden • Mogelijkheden voor (strafrechtelijke) “stok achter de deur”

73

In document Afstudeeronderzoek - Wouter Borneman (pagina 68-73)