• No results found

Sturing van de Unie in de kustgebieden

In document Rebels with a cause (pagina 49-58)

2. Verzetsgroepen tegen de Confederatie

3.3 Sturing van de Unie in de kustgebieden

Met de komst van Noordelijke troepen in 1862 in de kustgebieden van North Carolina en een jaar later aan de grens met Tennessee veranderde de staat deels in een strijdtoneel, waarin de federale overheid pogingen gedaan heeft om de lokale bevolking over te halen om de kant te kiezen voor hen en tegen de Confederatie. De mensen die op deze wijze ondersteuning boden aan de Unie, werkten samen met over het algemeen beperkte middelen en manschappen die het leger kon bieden tijdens de oorlog. De meest succesvolle regio waarin samenwerking tussen burgers uit North Carolina en de federale overheid tot stand kwam, waren de

kustgebieden, al zal later blijken dat ook in de berggebieden en de Piedmont-regio sporen van deze samenwerking te vinden zijn.

De eerste voorbeelden hiervan zijn te vinden in de eerste fase van de Burnside-expeditie. Een van de eerste plekken die in handen van de Unie viel, was Roanoke Island. Een groot deel van de bevolking ondersteunde de expeditie op verzoek van de Unie na de slag om het eiland. Zo liet Lewis S. Mann zijn huis tijdelijk ombouwen tot het hoofdkwartier van generaal Burnside tot aan de verovering van New Bern in 1862.176 Buurtgenoot Samuel Baum leende een deel van zijn grond voor de bouw van een tijdelijk kamp waar troepen in werden gestationeerd. Charles M. Foster droeg ook bij door geld te lenen aan financieel gestrande troepen van wie de dienst erop zat: ‘I loaned money to some union people that worked on the beach to get them home.’177 Foster was een van de weinigen die geld leende, want in de meeste gevallen leverden lokale inwoners goederen die het leger nodig had. George B. Bliven, C. F. Fulcher en Wilson R. Sutton leverden hout, spijkers en andere bouwmaterialen voor de opbouw van het kamp op het eiland en Silas Vernoy en Nathan Shannon leverde vis, maïs en vlees voor de gestationeerde manschappen. Op deze wijze droeg de lokale bevolking van het eiland bij aan de opbouw en onderhoud van het Noordelijke leger, al was dit niet het enige wat de unionisten hebben bijgedragen. In een redelijk aantal gevallen werden de mannen ook in dienst genomen van de Unie. Mann en

176 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Dare County, Lewis S. Mann, 9.

177 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Dare County, Charles M. Foster, 13.

50

Sutton werden ingehuurd door het leger om kanonneerboten te varen voor het leger.178 Sutton gaf daarbij aan dat hij meer dan een jaar ingezet werd: ‘Served in the federal navy about 20 months, during the war, at Roanoke Island.’179 Verderop werd Fulcher (collega van Mann en Sutton) door de legerleiding van de Unie aangewezen als de nieuwe vuurtorenwachter bij Cape Hatteras, een belangrijke positie voor de aanvoer van goederen aangezien de

noordoostelijke kust van North Carolina moeilijk te navigeren was zonder de vuurtorens.180 Tenslotte maakte het leger gebruik van Baums kennis over geneeskunde in het kamp dat op zijn land gebouwd werd, want hij verzorgde de zieke en gewonde soldaten die hier waren.181 De inwoners van Roanoke Island leverden dus een significante bijdrage aan de opkomst van het Noordelijke leger, maar hierin waren zij niet uniek. Ook uit naburige counties leverden unionisten goederen en diensten waar de Unie dankbaar gebruik van kon maken. Zo was het Josiah Simmons uit Pasquotank County die samen met anderen het

vlaggenschip van generaal Burnside bestuurden: ‘(I) acted as a pilot on board Gen Burnsides’ flag ship when Roanoke Island was taken.’182 Niet veel later werd Simmons deel van de Noordelijke vloot op zijn eigen schip: ‘I worked for the union cause in my vessel, transporting troops, provisions and also served as a pilot on board some of the steamers during the war.’183 Percival D. Sikes en William W. Brown uit dezelfde County werden ook als schippers ingehuurd, Sikes op zijn eigen boot en Brown op een boot van de Unie.

Hierover gaf Brown aan: ‘I was pilot on board of the steamers in the employ of the United States government cruising in the water of North Carolina and Virginia.’184 In deze functie vervoerde hij voornamelijk kolen voor het leger.

In de meeste Counties zijn er voorbeelden van unionisten die op deze wijze

samenwerkten met de Unie. In Camden County (tussen Paquotank en Roanoke Island) gaf Daniel B. Squires de namen van gevaarlijke “secessionists” door aan de vloot van de Unie, terwijl Susan Flora hulp verleende door zorg te bieden aan soldaten en de families van lokale

178 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Dare County, Lewis S. Mann, 9.

179 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Dare County, Wilson R. Sutton, 14.

180 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Dare County, C. F. Fulcher, 11.

181 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Dare County, Samuel Baum, 12.

182 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Pasquotank County, Josiah Simmons, 19.

183 Ibidem, 19.

184 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Pasquotank County, William W. Brown, 16.

51

unionisten die vochten in het Noordelijke leger.185 Verderop in Chowan County vervoerde Ellerton Newbern goederen met zijn boot voor de Unie totdat Zuidelijke guerillas zijn boot in brand staken, en in Tyrell County bood Wilson G. Ambrose goederen aan: ‘I furnished the federal troops provisions in 1864 + 65.’186

De legerleiding van de Unie had in deze samenwerking een sturende functie, wat blijkt uit de berichten die de ze lieten drukken in de lokale kranten voor de bevolking. Via de kranten konden zij de bevolking inschakelen voor hulp. In de Newbern Progress in januari 1863 zaten bijvoorbeeld advertenties van het Noordelijke leger, waarin mannen opgeroepen werden om te varen voor de Unie: “Wanted! - Good pilots for the Sounds and Rivers of North Carolina. Competent persons, of steady habits, will be well paid and found. Apply on board the U.S. steamer Hetzel.”187 Het initiatief kwam in dit geval van de Unie om

samenwerking aan te gaan met unionisten, die ingezet werden als schippers. In dezelfde editie van de Newbern Progress werden ook de aanstellingen van mensen in de stad door het leger bekendgemaakt. Zo berichtte de krant dat generaal-majoor J.G. Foster dominee James Means de volgende functie gaf: “Rev. James Means is hereby appointed superintendant of all blacks in this (war) department. The chiefs of the different departments having blacks under their charge, will report to him: and he will be obeyed and respected in all matters connected with the negroes in this command.”188 Means hield deze positie tot april 1863, toen hij stierf aan tyfus. In deze korte tijd wist Means een belangrijke stap te maken in de samenwerking tussen de legerleiding en de zwarte gemeenschap van New Bern, want hij overtuigde

generaal-majoor Foster om een volkstelling te laten uitvoeren in Craven County.189 Via deze volkstelling kon aan de ene kant het Noordelijke leger inzicht krijgen in hoe de zwarte gemeenschap ingezet kon worden ten gunste van de Unie en aan de andere kant werden de behoeftes van deze mensen ook in kaart gebracht. Zo deelde Means namens de Unie lonen, rantsoenen en kleding uit aan iedere zwarte inwoner die in dienst was van het leger.190 Na zijn overlijden koos generaal-majoor Foster Horace James uit Massachusetts om de functie over te nemen. James deelde naast lonen en kleding ook medicijnen uit tijdens een uitbraak

185 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Camden County, Susan Flora, 7-8.

186 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Tyrrell County, Ambrose G. Wilson, 16.

187 N.N., “Attention Pilots,” The Newbern Progress, januari 21, 1863, 3. 188 N.N., “Special Order no. 103,” The Newbern Progress, januari 21, 1863, 1.

189 Richard M. Reid, Freedom For Themselves: North Carolina’s Black Soldiers in the Civil War Era (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2008), 219-220..

52

van gele koorts in de stad.191

Er was dus sprake van samenwerking tussen de lokale unionisten en de federale overheid, specifiek het leger. Tegen het einde van de Burnside-expeditie in 1862 zijn in de kustgebieden ook andere verzetsgroepen te identificeren die deze samenwerking aangingen. De meest logische hiervan zijn de buffaloes, die onderdeel werden van het Noordelijke leger. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in meer Zuidelijk liggende Counties, zoals Carteret, Craven en Beaufort. Zo hadden Luke Mason, Silas Moore en William Martin, alledrie inwoners van New Bern en alledrie zwart, meerdere familieleden die in de

vrijwilligersregimenten van North Carolina dienden. Moore heeft daarnaast meegeholpen aan de bouw van fortificaties rondom Newport en Mason verstrekte informatie over de

borstweringen van de Confederatie, waar hij eerder op moest werken.192

In Carteret County waren John N. Langdale (eerder genoemd in verband met bedreigingen) en William T. Fulcher twee voorbeelden van buffaloes die dienden in het Noordelijke leger. Fulchers anekdote over zijn rol in de oorlog illustreert goed hoe, bij gebrek aan vraag, buffaloes ook ingezet werden voor de aanvoer van goederen. Zo stelde hij: ‘I piloted the fleet bearing General Burnside's army from Hatteras to New Bern N.C. I remained with that fleet for two months and afterwards was transferred as a regular pilot for the

government to conduct vessels in the waters of eastern N.C. and remained in that service for about six months.’193 Overigens was hij niet de enige uit Carteret County wiens dienst op zee benuttigd werd door de Unie, want ook Cherry Blount en James B. Roberts meldden zich hiervoor aan. Roberts was eerder verplicht gesteld om dienst te nemen in het Zuidelijke leger, maar vluchtte naar de Unie toen hij een kans kreeg: ‘I was drafted a week or two before the capture of New Bern, after that the federal lines were established above me and no further attempt was made to carry me out of Carteret county.’194 Niet veel later verwoestten contra-rebellen onder leiding van Guil Martin zijn boerderij als tegenprestatie, waarbij Roberts als uitleg het volgende benadrukte: ‘I was also informed that they stated they did this because I was a-a-a buffalo or yankee.’195 Ten slotte waren ook unionisten buiten de

vrijwilligersregimenten bereid om de wapens op te pakken voor de Unie als het Zuidelijke

191 Reid, 220.

192 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Craven County, SIlas Moore, 12.

193 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Carteret County, William T. Fulcher, 10.

194 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Carteret County, James B. Roberts, 14.

53

leger dreigde aan te vallen. Asa Piver uit de omgeving van Morehead City was hier een voorbeeld van. Hij gaf aan wat hij en andere burgers bereid waren te doen tijdens het

offensief van 1864: ‘I Also went with my gun in company with other citizens with S. Fonees to repel an attack (..) Morehead City in the year 1864.’196 Als reden voor zijn besluit gaf hij aan: ‘I was an old line Whig ... my father was a Whig before me.’197

Unionisten en buffaloes werkten dus samen met vertegenwoordigers van de Unie om de Burnside-expeditie te steunen en de veroverde gebieden te bevoorraden en te beschermen tegen een mogelijk tegenoffensief van de Confederatie. Vanuit de coördinatie van de Unie en de leiding van het Noordelijke leger hielden buffaloes wacht in verschillende delen van de kust van North Carolina, terwijl unionisten ingezet werden voor de bevoorrading voor en het transport van deze buffaloes en andere soldaten. Net als bij de eerdergenoemde schippers wierf de legerleiding mannen voor de regimenten uit North Carolina via kranten. Zo plaatste kolonel Edward K. Potter meerdere malen advertenties voor nieuwe rekruten voor de First North Carolina Volunteer Regiment in Craven County: “It is proposed to raise in Craven County and vicinity, one or more companies of volunteers, to be attached to the 1st Reg. N.C. Union volunteers under my command.”198 Zwarte North Carolinians vertegenwoordigden de meerderheid van deze soldaten (buffaloes), maar een deel van de Afro-Amerikaanse

bevolking had een andere functie voor de Unie.

Zwarte mannen, voornamelijk voormalige slaven die de waterwegen en landelijke omgevingen van de regio goed kenden, werden ingezet als verkenners en spionnen en gaven vitale informatie door aan de legerleiding. Zo hield Andrew Ward uit Carteret County de bewegingen van de Zuidelijke troepen bij de White Oak river in de gaten om te voorkomen dat de Unie verrast werd: ‘The rebels were coming down White Oak river and the only way to reach there was by boats and it was necessary to look after them and observe their

movements.’199 Ward werd vrijgemaakt na de Burnside-expeditie en kocht later in de oorlog een boot die door de Unie werd ingezet om goederen te transporteren. Willis M. Lewis uit de omgeving van New Bern begeleidde Noordelijke troepen in de omgeving. Hij vertelde hierover:

196 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Carteret County, Asa Piver, 14.

197 Ibidem, 14.

198 Edward K Potter, “To the Union Men of Eastern North Carolina,” The Newbern Progress, februari 4, 1863, 3.

199 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Carteret County, Andrew Ward, 11.

54

‘I frequently acted as a guide for scouting parties of United States troops, often aided and cared for sick or wounded soldiers.’200 Als hij niet op een missie was, verzorgde hij zieke soldaten. Zo getuigde een buurman van Lewis: ‘I know that he frequently took care of, and guided sick union soldiers.’201 Ook William Merrick, die in slavernij werd geboren in de buurt van Goldsboro, diende als verkenner voor de unie. Hij gaf hierover aan: ‘I acted as a scout, and sometimes as a guide to the Union Soldiers on Picket, during the time general Burnside was in New Berne. I was so employed for six or eight months. I have penetrated the rebel lines as far as Goldsboro, to discover their arrangements as to breastworks,

encampments and the like.’202

Een groot deel van de westelijke counties in de kustregio was nog in handen van de Confederatie gedurende de oorlog. De zwarte bevolking van deze counties werd voor een groot deel verplicht gesteld om diensten te leveren voor de Confederatie, zoals het prepareren van de borstweringen bij Kinston en Wilmington of het werken in het arsenaal van

Fayetteville. Dit betekende echter niet dat deze inwoners geen waardevolle diensten konden vervullen voor de Unie als ze daar de kans voor kregen. Een significant deel van de zwarte bevolking in dit deel van North Carolina bood steun aan deserteurs, lokale unionisten die bedreigd werden en gevluchte gevangenen en slaven die de heroverde gebieden in het oosten probeerden te bereiken.

Op deze wijze ondersteunden zij de Unie. Een van deze zwarte North Carolinians was Alexander Jackson Sr., die tien mijl ten noorden van Fayetteville in Cumberland County woonde op zijn eigen boerderij. Toen zijn boerderij in 1864 bezocht werd, besloot hij hulp te bieden aan de ontsnapte gevangenen: ‘In 1864 two officers + four privates belonging to the United States army came to my house one night enquiring the way to New Bern N.C. I put them across the Cape Fear River + went with them about two miles to put them on the road to New Bern N.C. They were prisoners that had made their escape from some confederate prison.’203 De kans was groot dat deze mannen ontsnapt waren uit de gevangenis te Florence in South Carolina, aangezien New Bern de snelste route voor deze soldaten was om de Unie te bereiken. Dit werd bevestigd door de buurtgenoot van Jackson, Lewis W. Levy Sr., die

200 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Craven County, John S. Manix, 13.

201 Ibidem, 19.

202 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wayne County, William Merrick, 23.

203 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, Alexander Jackson Sr., 12.

55

aangaf dat hij de mannen ook onderdak had geboden: ‘They were fed at my house and my son Lewis W Levy went with them to another neighbor to pilot them, that neighbor

Alexander Jackson, a colored man, took charge of them and put them over the cape fear river beyond the picket lines.’204 Dit verhaal werd bevestigd door de verklaringen van

buurtgenoten, wat laat zien dat er een samenwerking was tussen bekenden als het ging om verzetsdaden. Het is onduidelijk hoe de mannen in Fayetteville zijn terechtgekomen, al zijn verzetsdaden zoals die van John H. Little wellicht een verklaring hiervoor. Little woonde 10 mijl ten zuiden van Fayetteville, maar bevond zich voor zijn werk regelmatig in South Carolina. Daar ontmoette hij zes ontsnapte gevangenen. Samen reisden ze 66 mijl naar Cumberland County, waar de gevangenen onderdoken in het bos: ‘I brought 6 US soldiers across the Pee Dee River at Society Hill S.C. in my wagon. The were from the prison at Florence S.C. They were deserters from prison, gave them something to eat and put them in the woods.’205 Little gaf aan dat de mannen spoorloos verdwenen waren toen hij ze dagen later nogmaals eten wilde brengen. Dit zouden daarom goed de mannen kunnen zijn die later bij Jackson en Levy aanklopten, maar zeker is dit niet.

Raleigh Seaberry uit Smiths Ferry, in dezelfde county als Jackson en Levy sr., kreeg in de tweede helft van de oorlog ook bezoek van ontsnapte gevangenen. Net als Jackson besloot hij ze als volgt te helpen: ‘I put some 5 or 6 union soldiers cross the ferry at different times at night at the risk of my life if it had been known, I also fed them, they told me they were deserters from confederate prisons.’206 Nog meer ontsnapte gevangen klopten in 1864 aan bij William S. Taylor, die als schilder in Fayetteville werkte. Over zijn bezoek vertelde hij als volgt: ‘Sometime in 1864 9 escaped union prisoners came to my house enquiring how they could make their way to the union line. I gave them supper + gave them directions.’207 De uniegezinde bevolking rondom Fayetteville wist dus een degelijke bijdrage te leveren aan de Unie ondanks het feit dat zij tot het einde van de oorlog in bezet gebied leefden. Door hen werden goederen die geconfisqueerd konden worden voor het Zuidelijke leger ingezet voor Noordelijke soldaten, die dankzij hen weer de wapens konden oppakken aan de andere kant van de linie. De zwarte- en witte bevolking van Cumberland County wist

204 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, Lewis W. levy Sr., 17.

205 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, John H. Little, 16.

206 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, Raleigh Seaberry, 17.

207 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, William S Taylor, 13.

56

echter ook goed hoe zij potentiële rekruten uit handen van het Zuidelijke leger konden houden. Alexander Jackson sr. bood namelijk ook onderdak aan deserteurs uit het Zuidelijke leger: ‘I helped to harbor confederate deserters.’208 Dat hij “helped” aangaf in plaats van “harbored” impliceert dat Jackson hulp bood wat betreft het bieden van onderdak in plaats van dit zelfstandig te doen, wat betekent dat meerdere mensen erbij betrokken waren. Het feit

In document Rebels with a cause (pagina 49-58)