• No results found

Lokale netwerken

In document Rebels with a cause (pagina 63-82)

2. Verzetsgroepen tegen de Confederatie

3.6 Lokale netwerken

De Unie was echter niet de enige sturende factor als het ging om samenwerking tussen verschillende verzetsgroepen in North Carolina. Hoewel het meeste verzet zich richtte op het leveren van manschappen (ontsnapte gevangenen en deserteurs) naar de Unie en het

ondersteunen van deze troepen, waren lokale kennissen de beslissende factor in het succes van unionisten om zich in te zetten voor de Unie. In bijna ieder geval van verzet werkten familieleden, buren en vrienden met elkaar samen, want in deze kringen kon er in vertrouwen gewerkt worden. Een goed voorbeeld hiervan is het verzet in Henderson County, waar vele

236 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Madison County, Benjamin F. West, 18.

237 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Alexander County, John M Carson, 15.

64

deserteurs ondergedoken zaten in de tweede helft van de oorlog. In deze county werd John Cantrell opgeroepen voor de Zuidelijke dienst, maar hij weigerde deze: ‘I deserted them, and lay out in the woods to avoid them.’239 Vervolgens besloot Cantrell om naar Tennessee te vluchten en daar vrijwilliger in het leger te worden: ‘I was engaged in farming and

blacksmithing until about 1863 when I went through the lines and joined the federal army and served as a soldier the remainder of the time.’240 Twee getuigen van Cantrells verhaal waren Richard Sentell en Penny Cantrell, een buur en een familielid. Beiden waren bekend met Cantrells acties tijdens de oorlog en ook met de verzetsdaden van anderen. Sentell getuigde namelijk ook voor Betty Ann Hamilton, wiens man vocht in het regiment van Kirk en zelf deserteurs hielp: ‘I fed deserters to keep them out of the rebel army.’241 Ook V. C. V. Hamilton getuigde voor Betty Ann. Hij werd in 1863 lid van het Noordelijke leger en werd tevens door anderen genoemd als een ‘“known unionist”: ‘I served in the union army from october 1863 until the end of the war.’242 Een van de mensen die hem als unionist noemde, was Edward Osteem, die steun gaf aan unionisten: ‘I did, during the war I fed unionists + assisted them all in my power, I also gave them information of rebel raids on them, I concealed + harbored them in every occasion offered.’243 Twee familieleden van Edward, Jefferson Osteem en Thomas Osteem, getuigden op hun beurt weer voor Betty Ann Hamilton. Edward Osteem noemde ook Jeremiah King als bekende unionist en Thomas Osteem getuigde voor hem in zijn claim samen met Thomas Drake. Twee familieleden van Thomas waren ook betrokken met het verzet. Keziah Drake hielp haar zonen en andere mensen om Tennessee te bereiken: ‘I had several sons in the union army during the war. I aided them in furnishing clothing and provisions where I could, had one son died at

Cumberland Gap term, his name was William Drake.’244 Keziah hielp ook andere unionisten op deze wijze, waarbij ze John Cantrell vermeldde als bekende unionist. Een van haar kinderen, H.D. Drake, kon dus dankzij haar de Unie bereiken en hielp ook anderen om dit te doen: ‘I was conscripted, I deserted as soon as I had an opportunity to do so, I took six others

239 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Henderson County, John Cantrell, 14.

240 Ibidem, 13.

241 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Henderson County, Betty Ann Hamilton, 13.

242 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Henderson County, V. C. V. Hamilton, 13.

243 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Henderson County, Edward Osteem, 10.

244 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Henderson County, Keziah Drake, 16.

65

away with me.’245 Ten slotte getuigde ook V. C. V. Hamilton namens Drake, waaruit blijkt dat ook hij bekend was met de acties van Drake.

Dit gecompliceerde verhaal illustreert hoe unionisten binnen een gemeenschap bekend waren met elkaars acties en hielpen waar het mogelijk was. Het merendeel van deze individuen was familie van elkaar, buren of vrienden/kennissen. Deze samenwerking tussen bekenden kwam voort uit de onveilige situatie waarin unionisten zich bevonden. Als

informatie over het verzet namelijk bij de Home Guard of vijandige bewoners terecht kwam, konden zij opgepakt worden en in Salisbury eindigen.

Henderson County is niet het enige voorbeeld van deze vorm van samenwerking. In vrijwel ieder gebied ontstonden in gemeenschappen kringen van bekende unionisten die elkaar ondersteunden tegen de gevaren van buitenaf. In Goldsboro vormde zich een netwerk van Quakers die elkaar kenden rondom de unionisten Maurice Howell en Wily Crumpler. Zij hielpen ontsnapte gevangenen en deserteurs en gaven gevangenen in de lokale gevangenis voor unionisten proviand om de erbarmelijke omstandigheden waarin zij verkeerden te doorstaan. De leden van dit netwerk getuigden voor bijna iedere unionist in de omgeving. Howell stond bekend vanwege zijn pro-Unie preken die hij hield als dominee en het onderdak dat hij bood aan ontsnapte gevangenen in de stad. Zijn dochter Harriet was ook betrokken bij dit netwerk in Goldsboro. Maurice bevestigde het volgende antwoord van zijn dochter: ‘Once two soldiers called at my house- they did no say there were union soldiers, but they were dressed in blue. I suspected they were union soldiers, and in that impression I gave them to eat.’246 Haar man en zoon doken onder in Washington aan de kust, waar ze de Zuidelijke dienstplicht konden ontlopen. Ook de steun van Bryant A. Scott aan Noordelijk gevangenen was bekend bij Maurice. Hij gaf aan dat hij bereid was voedsel te geven aan deze mannen: ‘When Union soldiers were brought as prisoners into my neighborhood, I did all I could to alleviate their sufferings and fed them. I never asked the name of any I fed. We had to encounter much opposition in giving them food, so that asking names was never thought of.’247 In deze uitspraak valt het op dat Bryant “we” gebruikte in de tweede zin, wat

impliceert dat hij niet alleen was. Bryant werd in dezelfde periode opgepakt en in de lokale militie geplaatst, waar hij tegen zijn eigen wil moest jagen op deserteurs. Hierover vertelde

245 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Henderson County, H. D. Drake, 13.

246 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wayne County, Harriet Howell, 13.

247 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wayne County, Bryant A. Scott, 16.

66

hij het volgende: ‘Never did any service but hunting deserters. This we had to do as a matter of form, but the deserters knew well we did not want them caught.’248 Hieruit blijkt dat de ondergedoken unionisten die niet in dienst wilden bekend waren met de tegenzin onder opgepakte unionisten om de Confederatie te helpen.

Maurice getuigde ook namens Sally Perkins, een weduwe die helder schetste waar de quakergemeenschap in Goldsboro zich op richtte: ‘During the time the Confederate army had federal soldiers at Goldsboro as prisoners just before the close of the war in a suffering condition, I prepared some provisions and sent them during the same time two federal soldiers went to our house where they staid a few days and were fed and cared for by myself and family after which my husband conveyed them through the lines.’249 In deze uitspraak wordt aangegeven dat het helpen van de troepen een taak van de familie werd en niet slechts een actie van één lid is geweest. Dit wordt bevestigd door de getuigenissen over en weer in de claims van de Southern Claims Committee; Mensen waren bekend met de steun die bekenden en familie gaven aan de Unie en werkten samen waar het mogelijk was. De Heroes of

America waren ook aanwezig in het netwerk van Maurice Howell en Wily Crumpler in Goldsboro. William G. Crawford, een bekende van Howell, gaf aan dat hij lid was en dat hij meedeed aan de ondersteuning van de gevangenen door de gemeenschap: ‘... Except some clothing and provisions to union prisoners which confined near Goldsboro, N.C.’250 Hoewel het (Quaker-)netwerk in Goldsboro dus uit bekenden en familie bestond, waren er ook contacten met de bredere beweging tegen de Confederatie.

De zwarte gemeenschap in Fayetteville vormde een vergelijkbaar netwerk van verzetslieden. Eerder is al aangegeven dat mensen als Alexander Jackson Sr., Daniel Manuel en John H. Little de Unie hielpen via deserteurs en ontsnapte gevangenen. Wat daarbij opvalt, is dat dit soort activiteiten besproken werden op plekken waar veel Afro-Amerikanen

samenkwamen, zoals het arsenaal. Zo werd er door een getuige over William S. Bryant het volgende gezegd: ‘I believe and know that he sympathised with the union cause throughout the war. I knew by his frequent conversations on the subject, conversed with him alone and in the presence of other colored people. He was regarded by all colored people as a union

248 Ibidem, 17.

249 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wayne County, Sally Perkins, 39.

250 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wayne County, William G. Crawford, 16.

67

man.’251 Bryant werd door zijn eigenaar verplicht tewerkgesteld in het arsenaal als smid. Ook de eerder genoemde Daniel Manuel sprak met andere Afro-Amerikanen over zijn sympathie voor de Unie in het arsenaal. Hij werd gearresteerd op basis van ‘Talking in favor of the union cause with some of my own colored.’252 In het arsenaal spraken slaafgeboren en vrijgeboren zwarte inwoners over de acties die mogelijk waren voor hen om verzet te plegen. Net als in Goldsboro en Henderson County was hier een netwerk van kennissen aanwezig waarbinnen samengewerkt werd.

Wat opvalt bij deze vorm van samenwerking is dat het ontstond op ad hoc basis. Netwerken werden pas ingeschakeld als er een mogelijkheid was om verzet te plegen, bijvoorbeeld wanneer ontsnapte gevangenen of deserteurs langskwamen. Dit blijkt uit de manier waarop unionisten regelmatig vertelden dat alles deden voor Unie zover het mogelijk was of dat zij verder geen mogelijkheden kregen om meer te doen. Zo gaf de eerdergenoemde Mary E. Carver aan dat zij: ‘I never had an opportunity to do anything except to feed

deserters from the confederate army.’253 Ze bood dus hulp aan deserteurs, omdat dit de enige “opportunity”was om iets te doen voor de Unie. Ook Raleigh Seaberry benadrukte dat hij verder geen kans kreeg om verzet te bieden naast wat hij aangaf: ‘I never did except I put some 5 or 6 union soldiers cross the ferry at different times at night at the risk of my life if it had been known.’254 Seaberry kon de ontsnapte gevangenen alleen helpen, omdat ze de mogelijkheid genomen hadden om te ontsnappen en bij hem aan te kloppen. Lokale netwerken werden pas ingeschakeld door unionisten als dit soort omstandigheden van toepassing waren. Andere unionisten bevestigden dit door te benadrukken dat ze alles deden wat ze konden doen. Bilson B. Barber vertelde dat zij ontsnapte gevangenen uit Salisbury vervoer bood: ‘I furnished a pair of shoes to a prisoner who had escaped from the

Confederate prison at Salisbury N.C. I did all I could, I piloted some federal soldiers who had escaped from the Salisbury Prison N.C.’255 Dat Barber “All I could” zei, impliceert dat als de omstandigheden anders waren hij meer had kunnen doen. James Shermer uit dezelfde County als Barber vertelde een vergelijkbare anekdote: ‘I was in the bushes all the time and did not

251 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wayne County, William S Bryant, 19-20.

252 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, Daniel Manuel, 16.

253 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, Mary E. Carver, 18.

254 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Cumberland County, Raleigh Seaberry, 17.

255 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Yadkin County, Bilson B. Barber, 10.

68

have an opportunity to make anything. I did all I could by advising and dividing my provisions with soldiers of the Federal army who escaped from Salisbury prison.’256 De relatief kleine omvang van de verzetsdaden van deze mensen laat ook zien dat de samenwerking op ad hoc basis ontstond. In de meeste gevallen gaat het om een aantal deserteurs of gevangenen die hulp kregen, of een aantal goederen zoals een paar schoenen of kleding. In tegenstelling tot de samenwerking met de legerleiding van de Unie was de gecoördineerde samenwerking via deze netwerken dus meer minder sterk, omdat het ter plekke tot stand moest komen als de omstandigheden het mogelijk maakte.

256 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Yadkin County, James Shermer, 9.

69

Conclusie

De bevolking van North Carolina was tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog verdeeld over de vraag welke van de twee strijdende partijen gesteund moest worden. Een groot deel van de staat steunde gouverneur Ellis, Clark en Vance en het lidmaatschap van de Confederatie, terwijl een ander deel meer sympathiseerde met de Unie. In dit onderzoek zijn de punten van samenwerking tussen verschillende verzetsgroepen behorende tot het deel van de bevolking dat de Unie steunde behandeld. Het doel hiervan was om een antwoord te formuleren op de volgende vraag: in hoeverre vond er gecoördineerde samenwerking plaats tussen

verschillende verzetsgroepen in North Carolina tegenover de Zuidelijke Confederatie gedurende de Amerikaanse Burgeroorlog? Aan de hand van de deelconclusies van dit onderzoek is het nu mogelijk om een antwoord te geven op deze vraag.

North Carolina stapte later dan de meeste Zuidelijke staten uit de Unie. Het grootste deel van de bevolking was in 1860 nog niet voor onafhankelijkheid van de Unie, maar met de oproep van president Lincoln voor 75.000 soldaten voelde men zich dusdanig bedreigd dat de meerderheid voor aansluiting bij de Confederatie koost. Gouverneur Ellis voerde dit door en North Carolina werd onderdeel van de “rebels”. In 1862 vormde een aantal belangrijke gebeurtenissen de basis voor het verdere verloop van de oorlog in North Carolina. De nieuwe gouverneur Clark voerde een algemene dienstplicht in en generaal Burnside van de Unie lanceerde zijn expeditie, waarin grote delen van de kustgebieden door de Unie werden heroverd. Voorstanders van de Unie pleegden verzet door geen gehoor te geven aan dienstplicht en deserteurs te helpen om gebieden in handen van de Unie te bereiken. Gouverneur Clark gaf ook het startsignaal voor de bouw van een gevangenis in Salisbury, waar regelmatig krijgsgevangenen ontsnappingspogingen deden.

In 1863 heroverde de Unie in een nieuw offensief het oostelijke deel van Tennessee en Knoxville. Vanuit dit gebied lanceerde het Noordelijke leger meerdere invallen door de westelijke berggebieden, geleid door kapitein G. Kirk en Goldman Bryson. De Home Guard vocht terug tegen Kirk en bryson en probeerde zo veel mogelijk deserteurs en draft dodgers op te pakken. Aan beide kanten van de staat werden tevens vrijwilligersregimenten door de Unie opgericht, bestaande uit mannen uit North Carolina. In de westelijke berggebieden en de Piedmont-regio richtte het verzet zich op het verstoppen en verplaatsen van deserteurs en ontsnapte gevangenen naar Tennessee. In de kustgebieden ondersteunde de lokale bevolking het Noordelijke leger via diensten en goederen. Met het verlies van Gettysburg en Vicksburg groeide de druk op het Zuidelijke leger, waardoor er meer ingezet werd in het opsporen van

70

deserteurs. In de Piedmont-regio werd een geheime organisatie genaamd de Heroes of America opgericht ter bescherming van unionisten die lastiggevallen werden door de Home Guard en vijandige buurtgenoten. Generaal Hoke werd naar de Piedmont-regio gestuurd om deserteurs op te jagen en in 1864 lanceerde hij en generaal Pickett een tegenoffensief om de kustgebieden te veroveren. Het Zuidelijke leger slaagde er niet om om steden als New Bern te veroveren. Dit in combinatie met de komst van generaal Shermans troepen vanuit Georgia leidde tot het einde van North Carolina’s weerstand tegen de Unie.

Het verzet in North Carolina bestond voor het grootste deel uit deserteurs,

vrijwilligers in het leger van de Unie en de unionisten die deze twee groepen ondersteunden door voedsel, onderdak en vervoer te bieden. Het is belangrijk om in te zien dat de

verzetsgroepen, zoals ze beschreven zijn in hoofdstuk twee, moeilijk van elkaar te

onderscheiden zijn. Zo was een behoorlijk aantal buffaloes ook deserteur en kon de Heroes of America ook gezien worden als een organisatie van unionisten. Samenwerking tussen deze groepen is daarom moeilijk te onderscheiden van overlap tussen verzetsgroepen, al is er genoeg bewijs gevonden om te kunnen concluderen dat er gecoördineerde samenwerking plaatsvond tussen verzetsgroepen in twee verschillende vormen: op sturing van de Unie en in lokale netwerken van kennissen en familie.

De directe confrontatie met de Confederatie was voor de meeste inwoners van North Carolina te gevaarlijk, wat blijkt uit de vele bedreigingen die mensen ontvingen als ze

simpelweg uiting gaven aan hun voorkeur voor de Unie. Daarom was de inzet van unionisten in North Carolina voornamelijk gericht op het ondersteunen van de Unie, waarvan de

legerleiding dankbaar gebruik kon maken. Inwoners van de kustgebieden, zoals de mensen van Roanoke Island, Pasquotank County en New Bern, werkten als zeevaarders op

Noordelijke boten, leverden zelf boten en bouwmaterialen voor het leger en stelden hun infrastructuur (inclusief eigen huizen) ter beschikking voor de Unie. Tegerlijkertijd werden vrijwilligersregimenten opgericht, waar North Carolina’s buffaloes dienst in konden nemen. Afro-Amerikanen, waarvan een deel ontsnapt was aan de slavernij, werkten als verkenners voor het Noordelijke leger en gaven informatie door over de bewegingen van het Zuidelijke leger. Via de Unie werkten deze groepen samen en de leiding van het Noordelijke leger bood daarin de coördinatie, door actief verzetslieden te adressen en samenwerking aan te bieden. Zo wierf de legerleiding via advertenties in kranten nieuwe buffaloes en zeevaarders. Tijdens de invallen van kolonel Draper en brigadegeneraal Wild werden deze buffaloes ingezet om Zuidelijke contra-rebellen weg te jagen, Unie-gezinde inwoners te beschermen en slaven vrij te maken, die vervolgens weer lid konden worden van het leger. Hierin werden ze gesteund

71

door Unie-gezinde zeevaarders die via rivieren proviand brachten. Ook berichtte het leger over nieuwe aanstellingen in de kranten. Een aantal van deze aanstellingen droegen bij aan de samenwerking tussen het leger en de bevolking van de kustgebieden, zoals die van James Means en Horace James.

In de kustgebieden die nog in handen waren van de Confederatie, de Piedmont-regio en de berggebieden werkten verzetslieden samen door deserteurs en ontsnapte gevangenen buiten het bereik van de Home Guard te houden, zodat zij naar de Unie konden vluchten en daar een bijdrage konden leveren via het leger. Dat er contact is geweest met de Unie, blijkt uit het feit dat het Noordelijke leger bekend was met de symbolen van de Heroes of America. Het leger had vermoedelijk ook gebruik gemaakt van het netwerk van de Heroes of America voor de verspreiding van de Union League. In de berggebieden gaf de lokale bevolking steun aan de invallen van Kirk en Bryson, waarbij bekende unionisten als John M. Carson vitale informatie gaven aan de Noordelijke troepen om succesvolle operaties uit te voeren. In deze

In document Rebels with a cause (pagina 63-82)