• No results found

Rebels with a cause

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rebels with a cause"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Rebels with a cause

De samenwerking tussen verzetsgroepen in North Carolina tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog

“Northern POWs in Richmond Prison,” Historynet, geraadpleegd op 18 juni, 2020.

Student: Lukas de Ruiter

Studentnummer: 3256847

Docent: dr. M. Zwiers

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding…………...(Blz. 03)

1. North Carolina 1861-1865...(Blz. 10)

2. Verzetsgroepen tegen de Confederatie...(Blz. 25) 3. Samenwerking…………...(Blz. 43)

Conclusie...(Blz. 69) Bibliografie…...(Blz. 74)

Bronnenlijst...(Blz. 78) Bijlage: regio’s en counties van North Carolina...(Blz. 82)

(3)

3

Inleiding

In 1862 werd het dorpje Marshall in de bergen van West-North Carolina opgeschud door een serie overvallen.1 Huizen, boerderijen en zelfs het landgoed van kolonel Lawrence Allen van het Zuidelijke leger werden geplunderd. Allen was op dat moment aanwezig op het

strijdtoneel in Virginia, ver van huis en haard. Toen de kolonel het bericht kreeg over de plunderingen, keerde hij met een aantal infanteristen en kolonel James Keith terug om de daders op te pakken. In januari 1863 werden vijftien mannen uit Madison County

gearresteerd in verband met de overvallen. Twee van hen wisten te ontsnappen. De andere dertien werden door Allen en Keith geëxecuteerd.

De lichamen van de dertien mannen werden na de executie begraven in een

massagraf. Opmerkelijk genoeg verzamelden de inwoners van Laurel Shelton, het dorp waar de meeste van de mannen vandaan kwamen, in de dagen na de executie het stoffelijk

overschot van de mannen.2 Deze werden opnieuw begraven in de buurt van het dorp. De bewoners zagen deze mannen dus niet simpelweg als plunderaars. Waar kwam deze sympathie vandaan en hoe werden de overvallen door de inwoners gerechtvaardigd? Een groot deel van de dertien mannen en hun families waren “Southern Unionists”, inwoners van Zuidelijke staten die zich vanaf 1860 afgescheiden hadden van de Verenigde Staten, maar zelf geen aanhangers waren van deze afscheiding. Grote delen van North-Carolina hadden bij het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog nog sympathie voor de Zuidelijke Confederatie, maar maatregelen als de nieuwe dienstplicht van 1862 zorgden ervoor dat velen zich aansloten bij de Zuidelijke unionisten. Hiermee waren zij een van de groepen die actief waren binnen het verzet achter het front tegen de Confederatie.

Verzet binnen de eigen bevolking in de Confederatie is echter niet altijd een erkend onderwerp geweest. Vlak na de Amerikaanse Burgeroorlog ontstond in literaire werken de “Lost Cause” these. In dit soort publicaties is de rol van de Confederatie in de Amerikaanse Burgeroorlog verheerlijkt, is de onderlinge verdeeldheid onder de bevolking in het Zuiden niet benadrukt en worden Zuidelijke leiders als Robert E. Lee en Jefferson Davis als helden omschreven.3 Zo schreef de voormalige gouverneur van North Carolina, Zebulon B. Vance, tijdens de Reconstructie na de oorlog over hoe zijn gouverneurschap tijdens de oorlog is verlopen. Hierin vermeldde hij vrijwel niets over de grote onrust onder de bevolking en de

1 “Shelton Laurel Massacre,” Ncpedia.org, laatst gewijzigd op 2006, geraadpleegd op Januari 28, 2020, https://www.ncpedia.org/shelton-laurel-massacre.

2 Ibidem.

(4)

4

verzetsdaden die unionisten hadden uitgevoerd. De rol van deze grote groep mensen in de Amerikaanse Burgeroorlog werd dus vlak na de oorlog als het ware weggeschreven door voormalige tegenstanders.4

Vanuit de publicaties van historici als Georgia Lee Tatum en Carl N. Degler ontstond er een nieuwe visie op verzetsdaden tegen de Confederatie. Tatum benadrukte dat er wel degelijk een sterke verdeeldheid was onder witte bewoners van de Zuidelijke staten en dat verzetsdaden veel omvangrijker waren dan voorheen erkend werd.5 Degler gaf daarbij aan (weliswaar decennia later, in 1974) dat slavernij, inclusief de gevolgen van het

slavensysteem, de belangrijkste reden was voor arme witte inwoners om zich te keren tegen de Zuidelijke Confederatie.6 Hoewel Tatum en Degler een belangrijke bijdrage geleverd hebben in de discussie omtrent het verzet in de Zuidelijke staten tegen de Confederatie, heeft hun bijdrage alsnog geen compleet beeld. Zo worden verschillende verzetsgroepen door beiden genoemd, maar wordt er geen verder inzicht gegeven in de samenwerking tussen deze groepen.

In 1986 poogde Michael K. Honey als een van de eersten om deze lacune op te vullen. Hij beargumenteerde dat samenwerking een essentieel onderdeel was van het verzet, waarbij hij het voorbeeld geeft van de “Heroes of America”, die samenwerkten met deserteurs en weggelopen slaven door onderduikadressen aan te bieden.7 De Heroes of America was een geheime organisatie in de Piedmont-regio van North-Carolina, waarvan de leden elkaar konden herkennen aan de rode linten die iedereen droeg op de mouwen. Historicus David Williams vult hierbij aan dat zwarte slaven regelmatig in samenwerking met bekende

unionisten naar de Noordelijke staten konden vluchten via onderduikadressen die met elkaar in contact stonden.8

Vanaf de jaren 90 is ook een andere visie ontstaan op de samenwerking tussen verzetsgroepen. Zo benadrukt Barton A. Myers dat deze samenwerking als volgt werkte: ‘Resistance was not a coordinated assault on the central Confederate government but rather a diffuse, local resistance that destabilized Confederate county-level control in a large section

4 Myers, Rebels Against the Confederacy, 15-16.

5 Georgia L. Tatum, Disloyalty in the Confederacy (Lincoln: University of Nebraska Press, 2000), 35-38. 6 Ray Mathis, review van The Other South: Southern Dissenters in the Nineteenth Century, Carl N. Degler, Georgia Historical Quarterly 59, nr. 1 (Lente 1975), 80-81.

7 Michael K. Honey, “The War Within the Confederacy: White Unionist of North Carolina,” in Journal of the National Archives 18, nr. 2 (zomer 1986), 75-78.

8 David Williams, African American self-emancipation in the Civil War era (Cambridge: Cambridge University Press, 2014), 170-174.

(5)

5

of the state’.9 Myers ontkent hiermee dat de samenwerking tussen verschillende groepen verder ging dan alleen maar lokale acties. Het verschil tussen deze visie en die van Honey is dat het verzet volgens de visie van Myers slechts lokaal was en het verzet in de visie van Honey verder ging. Daniel E. Sutherland ondersteunt de visie van Myers. Zo geeft hij aan dat groeiende groepen deserteurs in het noorden van Georgia en het westen van North Carolina niet of nauwelijks samenwerking aangingen met andere verzetsgroepen en vooral bezig waren met overleven door lokale boerderijen te plunderen.10

De visie die door historici als Myers en Sutherland wordt gedeeld, staat lijnrecht tegenover de visie van historici als Honey en Williams. Historicus William T. Auman geeft in zijn onderzoek naar een lid van de Heroes of America, Bryan Tyson, aan dat deserteurs in North Carolina door de Heroes of America bevoorraad werden met goederen, zodat

plunderingen niet nodig waren.11 In het verlengde hiervan geeft Louis A. Brown aan dat er rondom de beruchte gevangenis in Salisbury een netwerk ontstond van verschillende verzetsgroepen die in samenwerking gevangenen hielpen te ontsnappen naar het oosten van Tennessee, dat in handen was van de Unie. Daartegenover geven John C. Inscoe en Gordon B. McKinney aan dat het unionisme in de regio’s waar veel deserteurs en gevangenen zaten, namelijk de bergen van North Carolina, vooral binnen eigen kringen bleef en men

voornamelijk incidenteel hulp bood aan deserteurs of ontsnapte gevangenen.12 Noordelijk-gezinde plaatsen als Shelton Laurel of Trap Hill waren voor een groot deel geïsoleerd van andere plekken, wat een bredere samenwerking met andere groepen onmogelijk maakte. Deze historiografische discussie omtrent de samenwerking roept een aantal belangrijke vragen op: hoe zat deze samenwerking in elkaar? Wie namen eraan deel en waarom? Hoe werkten groepen met elkaar samen en waarom? Wat uit de discussie blijkt, is dat er twee verschillende visies zijn met betrekking tot deze samenwerking. Aan de ene kant geven historici als Honey aan dat er sprake was van intensief contact tussen verschillende verzetsgroepen, die elkaar hielpen tegenover de Zuidelijke Confederatie. Aan de andere kant geven historici als Myers aan dat deze samenwerking meer incidenteel plaatsvond en

verzetsgroepen voornamelijk los van elkaar opereerden.

De centrale vraag in dit onderzoek is: in hoeverre vond er gecoördineerde

9 Myers, 12.

10 Daniel E. Sutherland, A Savage Conflict: the Decisive Role of Guerillas in the American Civil War (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2009), 185-188.

11 William T. Auman, “Bryan Tyson: Southern Unionist and American Patriot” in The North Carolina Historical Review vol 62, nr. 3 (Juli 1985), 263-265.

(6)

6

samenwerking plaats tussen verschillende verzetsgroepen in North Carolina tegen de Zuidelijke Confederatie gedurende de Amerikaanse Burgeroorlog? In deze vraag is

samenwerking het centrale thema. Met “gecoördineerde” samenwerking wordt gedoeld op vooraf afgesproken acties van verzetslieden. North Carolina is als casus gekozen voor dit onderzoek, want een opmerkelijk groot deel van de bevolking was betrokken bij verzetsdaden in vergelijking met andere Zuidelijke staten.13 Deze vraag zal in dit onderzoek beantwoord worden aan de hand van drie deelvragen.

Eerst is het van belang om een schets te geven van de situatie in North Carolina ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog, wat dient als kader voor het verdere onderzoek. Daarom is de eerste deelvraag: hoe verliep de Amerikaanse Burgeroorlog in North Carolina? Dit zal in vrij grote lijnen beschreven worden, zodat de belangrijkste context voor het verzet en de samenwerking tussen verzetsgroepen helder is. Daarna is het van belang om een

duidelijk beeld te krijgen van het verzet in North Carolina tussen 1861 en 1865. Daarom is de tweede deelvraag: uit welke verschillende groepen bestond het verzet tegen de Confederatie in North Carolina? Hier zal ook een algemene schets gegeven worden van de situatie van iedere verzetsgroep en een beschrijving van wat voor soort individuen lid werden van deze groepen. Vervolgens is het van belang om aan te geven waar samenwerking ontstond tussen de verzetsgroepen. De derde deelvraag is daarom: hoe verliep de samenwerking tussen verzetsgroepen? Bij de beantwoording van deze vraag zal eerst aangegeven worden welke omstandigheden invloed hadden op de samenwerking en vervolgens hoe de samenwerking functioneerde. Als de belangrijkste punten van samenwerking uitgewerkt zijn aan de hand van deze deelvragen, is het mogelijk om een antwoord te formuleren op de hoofdvraag.

De deelvragen zullen in dit onderzoek in drie hoofdstukken worden behandeld. Na de inleiding zal in hoofdstuk één de situatie van North Carolina tijdens de Amerikaanse

Burgeroorlog chronologisch behandeld worden. Hiermee wordt het kader voor de

verzetsgroepen helder opgesteld, zodat de latere analyse van de samenwerking beter in de context van de Amerikaanse Burgeroorlog begrepen kan worden. Verschillende publicaties van Myers, Inscoe en McKinney, Tatum, Honey en andere historici zullen gebruikt worden om de situatie in North Carolina weer te geven.

Vervolgens zullen in hoofdstuk twee de verschillende verzetsgroepen van deelvraag twee behandeld worden. Deze groepen zijn de Heroes of America, “draft dodgers” en deserteurs, unionisten, zwarte North Carolinians en “buffaloes” die in de kustgebieden steun

(7)

7

boden aan het Noordelijke leger. Per groep zal de belangrijkste informatie vanuit de relevante literatuur genoteerd worden. Bij iedere groep zullen er voorbeelden van verzetsdaden

genoemd worden. Ook zal er aangegeven worden wat voor soort mensen over het algemeen deel uitmaakten van deze groepen.

In hoofdstuk drie zal de samenwerking tussen de verschillende verzetsgroepen geanalyseerd worden. Hiervoor zullen verschillende claims uit de “Southern Claims Commission”(SCC) geraadpleegd worden. Deze commissie is na de oorlog opgezet om Noordelijk-gezinde zuiderlingen een kans te geven om gecompenseerd te worden voor de verliezen die ze tijdens de oorlog geleden hadden. Daarbij moesten de indieners hun sympathie voor de Unie en verzetsdaden bewijzen, waarbij men vaak veel details gaf over hoe men te werk ging en wie er betrokken was. Van een groot aantal inzendingen in North Carolina zijn 368 zaken door de commissie goedgekeurd en uitbetaald. Iedere zaak omvat tussen de twintig en dertig pagina’s aan getuigenverklaringen. In deze zaken zijn vrijwel alle verzetsgroepen die ter sprake komen in dit onderzoek vertegenwoordigd. Met deze zaken is het mogelijk om te analyseren welke verzetsgroepen betrokken waren bij verschillende acties en waar er samenwerking plaatsvond. Berichten van verzetsacties kwamen regelmatig voor in de verschillende kranten die verspreid werden in North Carolina. Kranten met een pro-Unie visie op de oorlog gaven een positief beeld van deze acties, terwijl pro-Confederatie kranten vaak een negatiever beeld gaven van het verzet. Om een gebalanceerd beeld te krijgen van het resultaat van verzetsacties waar verschillende verzetsgroepen bij betrokken waren, zullen beide soorten kranten gebruikt worden in dit onderzoek. Een voorbeeld van een unionistische krant was de North Carolina Standard, die de grootste oplage had van alle pro-Unie kranten in North Carolina. Naast de North Carolina Standard zullen ook edities van de Sunbury

American, de West Virginia Journal, de Raleigh Weekly Standard, de Fayetteville Observer

en de Salisbury Carolina Watchmen geanalyseerd worden om aanwijzingen van

samenwerking te ontdekken. Voorbeelden van pro-Confederatie kranten die in dit onderzoek gebruikt zullen worden, zijn de Daily Confederate en de Daily Progress. Ook zullen

pamfletten uit Jon L. Wakelyn’s Southern Unionist Pamphlets and the Civil War

geanalyseerd worden op dezelfde wijze. Deze pamfletten werden net als de kranten verspreid onder de bevolking om steun te vinden voor het verzet. Wakelyn heeft in zijn werk de

pamfletten voorzien van commentaar, al gaat het met betrekking tot dit onderzoek vooral om de volledige teksten die hij opgenomen heeft. Met behulp van deze bronnen is het mogelijk om de samenwerking tussen verzetsgroepen in North Carolina te analyseren.

(8)

8

pamfletten en een aantal brieven worden gebruikt. Deze bronsoorten dragen allemaal bij aan een nieuw perspectief op de samenwerking tussen verschillende verzetsgroepen in North Carolina, want voorgaande onderzoeken hebben deze bronnen nog niet in het kader van samenwerking onderzocht. Het grootste gevaar hierbij is een onnauwkeurige analyse. Om dit te voorkomen, is het van belang om de gebreken van iedere bronsoort aan te geven, zodat er rekening mee gehouden kan worden op het moment dat er informatie uit de bronnen gehaald wordt. Zo bevatten de zaken van de SCC (368 in totaal uit North Carolina)

getuigenverklaringen van de personen die zelf verzetsdaden gepleegd hebben. Om hun verhaal te bewijzen, leverden deze personen ook andere bronnen (zoals brieven) aan tijdens de hoorzittingen van de SCC.

Deze getuigenverklaringen zijn subjectief, want men wilde namelijk zoveel mogelijk als een voorstander van de unie overkomen om een compensatie te kunnen krijgen voor geleden schade tijdens de oorlog. De werkelijke steun die men aan het verzet gaf, dreigt daarmee overdreven te worden. Aan de andere kant zijn de 368 zaken (die in dit onderzoek geanalyseerd zullen worden) al goedgekeurd door de SCC zelf, die een afweging gemaakt heeft op betrouwbaarheid van de verklaringen. Onbetrouwbare zaken die door de SCC zijn afgekeurd, zullen dus niet in dit onderzoek gebruikt worden. Ook verwijzen bepaalde zaken naar elkaar als de “claimants” elkaar kenden, waardoor verhalen met elkaar vergeleken kunnen worden om te constateren of deze realistisch waren. Eerdergenoemde historici als Myers, Williams, Inscoe en McKinney maken in hun onderzoek ook veelvuldig gebruik van zaken van de SCC, al hebben zij de zaken individueel behandeld en zich niet gericht op de samenwerking tussen verzetsgroepen. Ter compensatie van de eventuele subjectiviteit van de bronnen zal dit onderzoek zich richten op de punten van samenwerking die in de zaken van de SCC genoemd worden, wat door de commissie beter te controleren was dan bijvoorbeeld de intentie van de verzetslieden.

Om een beeld te krijgen van hoe de samenwerking tussen verzetsgroepen door de aanhang van het verzet werd geïnterpreteerd, zullen kranten worden geanalyseerd. De kranten zijn subjectiever van aard dan de zaken van de SCC, mede omdat zij voornamelijk tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog met een vooringenomen mening geschreven zijn. Zo dragen kranten vaak de visie van de redactie uit in de manier waarop het nieuws beschreven werd en is het mogelijk dat nieuwsfeiten sensationeel of overdreven opgeschreven worden.14 Een goed voorbeeld van een pro-Unie krant is de North Carolina Standard, waarvan William

14 Joseph Baumgartner, “Newspapers as Historical Sources,” in Philippine Quarterly of Culture and Society 9, nr. 3(september, 1981), 256.

(9)

9

Woods Holden, de bekende unionist uit North Carolina, de eindredacteur was tussen 1861 en 1865. Aan de andere kant zijn deze kranten uiterst geschikt als bronnen, omdat zij inzicht bieden in de belevingswereld van het lezers in North Carolina. Redacteurs als Holden gaven een positief beeld van het verzet, zodat lezers eerder geneigd zouden zijn om hieraan deel te nemen. Hierbij probeerde de redactie aansluiting te zoeken bij wat er speelde in de staat. Edities van kranten als de North Carolina Standard moeten vervolgens vergeleken worden met andere kranten en bronnen om te zien waar overeenkomsten zijn en waar wellicht onwaarheden in te vinden zijn. Het doel hiervan is om aanwijzingen van samenwerking tussen verzetsgroepen op te sporen en te vergelijken met de rest van het bronmateriaal. Tenslotte zullen de brieven ter ondersteuning van de zaken uit de SCC en de kranten gebruikt worden om vanuit een persoonlijk perspectief aanwijzingen van samenwerking te vinden. De meeste van deze egodocumenten zijn brieven, al zal er ook gebruik worden gemaakt van dagboeken van bijvoorbeeld John Hemming Woods, die lid was van de Home Circle (verwant aan de Heroes of America). In egodocumenten werd dit gedaan vanuit het perspectief van de persoon zelf, waardoor de kans op subjectieve waarneming groter is. Daarom zullen egodocumenten in het betoog van dit onderzoek vooral ondersteunend zijn en niet het zwaarst wegende bewijs leveren. Ook zullen enkele aanvullende bronnen gebruikt worden in dit onderzoek die de verzetsdaden verifiëren vanuit de andere kant. In de

Perquimans County petitie van 1863 werd bijvoorbeeld aan gouverneur Vance gevraagd

scherper in te grijpen met de Home Guard, want verzetsacties maakten de lokale bevolking bang om overvallen te worden. Hierin werden deze acties beschreven, waardoor deze bron vanuit een ander perspectief inzicht geeft in de verzetsdaden.

(10)

10

1. North Carolina 1861-1865

1.1 Verdeeldheid

De 31-jarige John Wesley Armsworthy woonde samen met zijn vrouw en drie kinderen in Yankin County, toen op 12 april 1861 de Confederatie Fort Sumter bij Charleston aanviel.15 Een jaar later zou hij zich aanmelden voor het leger, net als duizenden andere mannen uit North Carolina. Armsworthy vocht als onderdeel van regiment 54 uit North Carolina

voornamelijk in Virginia, waar hij tegen het einde van 1863 gevangen genomen werd. Op 15 januari 1864 stierf hij in gevangenschap, net als uiteindelijk meer dan 26.000 andere

Zuidelijke krijgsgevangenen.16

Armsworthy vocht in het leger van de Confederatie, maar hij was in eerste instantie geen voorstander van de afscheiding van North Carolina uit de Unie. Met de afscheiding van South Carolina op 20 december 1860 kregen Zuidelijke buurstaten de keuze om in de Unie te blijven of het voorbeeld van South Carolina op te volgen. Binnen één maand kozen ook Mississippi, Georgia, Alabama en Florida voor een toekomst buiten de Unie. North Carolina was echter sterk verdeeld.17

Gouverneur John W. Ellis van North Carolina, lid van de Democratische Partij, was een grote voorstander van de nieuwe president van de Confederatie, Jefferson Davis. Nadat meerdere staten uit de Unie waren gestapt, wilde Ellis dat ook zijn staat de onafhankelijkheid zou uitroepen. Hierin werd hij gesteund door een groot deel van de bevolking, dat regelmatig brieven naar de gouverneur stuurde om hun steun te betuigen. Zo ontving hij in maart 1861 een brief van rechter D. Froneberger uit Cleveland County, die aangaf dat ‘No true Southern man ought to hold office of any kind by which the Federal Government would possibly be aided in any way’.18 Uit verzet tegen de Unie koos Froneberger ervoor om zijn functie neer te leggen in de hoop Ellis hiermee aan te zetten om ook voor de nieuwe Confederatie te kiezen. Hoewel de gouverneur hier graag voor koos, was er op veel plekken in North Carolina weerstand tegen afscheiding.19 De westelijke berggebieden van de Appalachen en de aangelegen Piedmont-regio waren twee grote stukken van North Carolina waar nog veel

15 “The Stories: They Were There,” North Carolina Museum of History, geraadpleegd op April 5, 2020, https://www.ncmuseumofhistory.org/stories-they-were-there.

16 ibidem.

17 Louis P. Masur, The Civil War: a Concise History (New York: Oxford University Press, 2011), 19-20. 18 North Carolina Digital Collections, Civil War Collection, Letters, Governor’s Correspondence: Resignation of D. Froneberger as Cleveland County Justice of the Peace, March 18, 1861,

https://digital.ncdcr.gov/digital/collection/p15012coll8/id/2208.

(11)

11

steun voor de Unie gevonden kon worden. Aan de oostelijke kant van de staat bevonden zich de kustgebieden, waar ook nog een deel van de bevolking de Unie steunde.20

Net als Armsworthy was North Carolina dus ambivalent over de keuze om in de Unie te blijven of het voorbeeld van South Carolina te volgen. Deze verdeeldheid verdween tussen 12 en 15 april, toen de aanval op Fort Sumter door het Zuidelijke leger werd opgevolgd door de oproep van president Abraham Lincoln voor 75.000 vrijwilligers om deel te nemen aan de campagne tegen de afgescheiden Zuidelijke staten. Deze oproep gold ook voor inwoners van North Carolina, maar de meesten zagen de oproep als openlijke agressie tegen hun Zuidelijke buren en hun eigen toekomst.21 Gouverneur Ellis weigerde gehoor te geven aan Lincolns oproep en op 20 mei stapte ook North Carolina uit de Unie.22 De volgende dag werd North Carolina onderdeel van de Confederatie met een proclamatie van Confederatie-president Davis, zoals hij dat later beschreef als: ‘Our loved and honored brethren of North Carolina and Tennessee have consummated the action, foreseen and provided for at your last session, and I have had the gratification of announcing, by proclamation, in conformity with law, that those states were admitted into the Confederacy.’23

1.2 Begin van de oorlog

In bijna heel North Carolina werd de afscheiding gevierd met parades, muziek en andere festiviteiten.24 De aankondiging van Lincoln was bij een groot deel van de unionisten in het verkeerde keelgat geschoten, waardoor veel van hen zich hadden aangesloten bij het besluit van gouverneur Ellis om North Carolina onderdeel te laten worden van de Confederatie. Net als andere inwoners zagen ze het besluit van Lincoln om vrijwilligers op te roepen na de aanval op Fort Sumter als een bedreiging van de eigen gemeenschap, waardoor het steunen van de Confederatie vanuit hun perspectief hetzelfde was als het verdedigen van de staat tegen Noordelijke agressie.25 Zo veranderde The Greensborough Patriot (oorspronkelijk een unionistische krant) liedteksten als ‘Hurrah, hurrah, hurrah for the flag of the Union!’ naar ‘The minions of Lincoln upon us are streaming, defend, defend the Old North State forever!’

20 Myers, Rebels Against the Confederacy, 46-47.

21 John, C. Inscoe en Gordon B. McKinney, The Heart of Confederate Appalachia: Western North Carolina in the Civil War (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2000), 53-57.

22 Inscoe en McKinney, The Heart of Confederate Appalachia, 31-34.

23 “Journal of the Confederate Congress, p. 272, ” Library of Congress, geraadpleegd op April 7, 2020, https://tinyurl.com/y6vp8hy5.

24 Philip Gerard, the Last Battleground: the Civil War Comes to North Carolina (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2019), 5-10.

(12)

12

in slechts één maand.26 Andere unionisten die zich niet tegen de Unie keerden, probeerden tijdens de vieringen niet op te vallen, zodat zij niet het doelwit konden worden van mogelijke represailles.

De parades werden deels gehouden voor de werving van vrijwilligers die maximaal één jaar in een regiment zouden dienen ter verdediging van de eigen staat. Jonge mannen, vooral in de westelijke gebieden rondom de Smoky Mountains, voelden de

verantwoordelijkheid om huis en haard te beschermen. Geholpen door wervers vanuit Raleigh werden regimenten opgericht als de “Burke Rifles”, “Rough and Readies” en de “Lexington Wildcats”, bestaande uit mannen uit dezelfde counties.27 Deze regimenten moesten in eerste plaats zelf voor hun bewapening zorgen, want het grootste arsenaal uit de staat in Fayetteville bevatte nog voornamelijk oud wapentuig uit 1812.28 De productie moest een doorstart maken om het leger te bevoorraden met genoeg munitie. Om dit te bereiken, besloot Ellis toestemming te geven aan slaveneigenaren om slaven te “doneren” aan het arsenaal. Dit hield in dat slaafgeboren zwarte inwoners van North Carolina tewerkgesteld konden worden in het arsenaal door hun eigenaren.

Gouverneur Ellis zou de eerste hoogtepunten van de oorlog niet meemaken, want op 7 juli 1861 stierf hij en nam Henry T. Clark zijn ambtsperiode over.29 Het komende jaar zou gouverneur Clark veel tegenslagen moeten verwerken. Zo begon de Noordelijke generaal Ambrose Burnside in september 1861 vanuit Annapolis (dichtbij de kustgrens van North Carolina) een nieuw offensief tegen de kustgebieden van de Confederatie. North Carolina was in dit offensief het hoofddoel, want door het veroveren van de kuststreek kon generaal Burnside strategische knooppunten in het treinvervoer bezetten en uiteindelijk doorstoten naar Goldsboro, dat een centraal punt in het spoorwegennet van de Confederatie was.30 Een gunstig aspect hierbij voor de Unie was dat de kustgebieden van North Carolina, in

tegenstelling tot bijvoorbeeld Georgia of Virginia, gevaarlijk onderbemand waren aan de kant van de Confederatie. Al in september stuurden inwoners van Washington (gelegen aan de oostkust ten noorden van New Bern) drie brieven aan gouverneur Clark, waarin ze hem

26 Myers, 45-47.

27 Gerard, the Last Battleground, 6. 28 Gerard, 8-9.

29 Gordon B. McKinney, Zeb Vance: North Carolina’s Civil War Governor and Gilded Age Political Leader (Chapel Hill: University of North Carolina Press), 82-83.

30 David C. Skaggs, “A Thorn, Not a Dagger: Strategic Implications of Ambrose Burnside’s North Carolina Campaign,” in Union Combined Operations in the Civil War, ed. Craig L. Symonds (New York: Fordham University Press, 2010), 23-26.

(13)

13

verzochten meer troepen en goederen te sturen nu de Unie besloten had om aan te vallen.31 Veel kon Clark niet doen, want de meeste troepen waren al vertrokken naar het hoofdfront in Virginia.

1.3 Burnside’s expeditie in 1862

De “Burnside Expedition”, zoals het offensief werd genoemd, was een groot succes voor de Unie. In de slag bij Roanoke Island werden 3.000 Zuidelijke troepen verslagen en 2.500 daarvan gevangengenomen. Het Zuidelijke leger was daarmee zodanig verzwakt dat generaal Burnside verdere veroveringen kon maken.32 Met drie divisies marcheerde hij langs de kust naar New Bern, dat op 14 maart 1862 viel. Hiermee kreeg generaal Burnside een belangrijke schakel in het spoorwegennet van North Carolina in handen, wat een pijnlijke klap was voor gouverneur Clark en de Zuidelijke troepen in de regio. Om door te zetten in zijn offensief, besloot generaal Burnside het nabijgelegen Fort Macon te belegeren. Dit fort bewaakte namelijk het eindpunt van het spoorwegennet bij Morehead City, dat een cruciaal punt was voor de Zuidelijke bevoorrading van de troepen op het strijdtoneel in Virginia. Op 26 april gaf het garnizoen zich over en was Fort Macon in handen van de Unie.33

Generaal Burnside had met zijn expeditie een groot deel van het kustgebied van North Carolina terug in handen van de Unie gebracht. Hij werd gepromoveerd tot de generaal van de rechtervleugel van de “Army of the Potomac”, de grootste strijdkracht van de Unie, dat vocht in het noordelijke deel van Virginia, Maryland en de Shenandoah Valley.34 Grote delen van Burnside’s veroveringen zouden tot aan het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog in handen blijven van de Unie en een doorn in het oog zijn van de Confederatie.

Gouverneur Clark moest een nieuw beleid formuleren om de verdere infiltratie van de Unie in zijn staat te voorkomen. Al aan het einde van juli 1861 kreeg hij het verzoek vanuit Richmond om een gevangenis voor krijgsgevangenen op te bouwen. In december 1861 koos hij Salisbury als de locatie voor deze gevangenis. In mei 1862, vlak na de val van New Bern en Fort Macon, groeide het aantal gevangenen van 120 naar 1400.35 Naast krijgsgevangenen werden ook veel dissidenten en deserteurs naar Salisbury gestuurd, waarvan het percentage

31 North Carolina Digital Collections, Civil War Collection, Letters, Governor’s Correspondence: Three Letters from Beaufort County’s Civil War era Committee of Safety, Sept. 7-27, 1861,

https://digital.ncdcr.gov/digital/collection/p15012coll8/id/8806.

32 Kevin Dougherty, Strangling the Confederacy: Coastal Operations in the American Civil War (Philadelphia: Castemate, 2010), 70-72.

33 Dougherty, Strangling the Confederacy, 84-85. 34 Masur, The Civil War, 45-46.

(14)

14

snel steeg na april 1862. Op 16 april 1862 nam het Congres van de Geconfedereerde Staten namelijk het besluit om een algemene dienstplicht in te stellen voor alle lidstaten.36 Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar werden verplicht om dienst te nemen en de duur van deze dienstplicht (inclusief de dienstplicht van de vrijwilligers, die anders na een jaar al naar huis mochten) werd gesteld op drie jaar.

1.4 Dienstplicht in 1862

Voor gouverneur Clark was de dienstplicht ook een oplossing voor een heel ander probleem. Zo werd hij regelmatig geïnformeerd over groepen inwoners uit de Piedmont-regio en de berggebieden die weigerden vrijwilligers te leveren vanwege sympathie voor de Unie. Hoewel concrete cijfers niet beschikbaar zijn, stelt historicus David Brown dat het in de Piedmont-regio ging om ongeveer vier op de vijf inwoners met deze gevoelens, waardoor een groot deel van de mogelijke manschappen niet gemobiliseerd werden.37 Met de dienstplicht zou deze potentiële oppositie dus ingezet kunnen worden aan het front, waardoor mogelijk verzet voorkomen kon worden.

De invoering van de dienstplicht had echter een averechts effect op de staat, want het stond haaks op wat verschillende gemeenschappen hadden verwacht van gouverneur Clark en zijn beleid. Zij hoopten namelijk dat Clark meer weerstand zou bieden tegen het besluit van het Congres van de Confederatie. Inwoners van de Piedmont-regio werden opgeroepen voor de dienstplicht, terwijl grote delen van de bevolking van huis uit pacifistische Quakers waren.38 Het weigeren van de dienstplicht, zelfs vanwege religieuze motieven, werd niet mogelijk gemaakt. Ook bij inwoners van de westelijke berggebieden van North Carolina schoot de dienstplicht in het verkeerde keelgat. Zo hadden veel dorpen al een groot aantal jonge mannen als vrijwilligers naar het front zien gaan, waarbij men het idee had dat zij na zes maanden tot een jaar terug zouden komen.39 Nu moesten zij nog vele malen langer aan het front in Virginia blijven en waren de overgebleven mannen binnen de dienstplichtige leeftijd ook verplicht te vertrekken. Men zag al in dat dit, zeker voor de rurale gebieden rondom de Smoky Mountains, desastreuze gevolgen zou hebben voor de lokale economie. De gewassen zou op het land verrotten zonder de arbeidskracht om het te oogsten, diensten

36 Masur, 36.

37 David Brown, “North Carolinian Ambivalence Rethinking Loyalty and Disaffection in the Civil War

Piedmont,” in North Carolinians in the Era of the Civil War and Reconstruction, ed. Paul D. Escott (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2008), 18.

38 Brown, “North Carolinian Ambivalence Rethinking Loyalty and Disaffection in the Civil War Piedmont,” 23-25.

(15)

15

zouden niet meer aangeboden kunnen worden en hele families zouden de belangrijkste kostwinners voor jaren kunnen verliezen.40

Als klap op de vuurpijl bleek ook nog dat slavenhoudende families per dertig slaven één dienstplichtig lid uit het leger mochten houden, wat juist in de westelijke slaaf-arme gebieden als provocatief gezien werd.41 Deze uitzondering op de dienstplicht kwam voort uit angst voor een gebrek aan opzichters in delen van de Confederatie waar veel slaven aanwezig waren. Gouverneur Clark kreeg voorafgaand aan de invoering van de dienstplicht al brieven waarin hem gevraagd werd milder te zijn tegenover slavenhouders. Zo schreef Abram

Riddick op 3 februari 1862 een brief aan Clark, waarin hij vroeg of zijn voormalige opzichter Richard Barden ontslagen mocht worden uit het leger om hem te helpen op de plantage.42 Acht dagen later schreef J. Browne, ook een planter met meer dan dertig slaven, een brief aan de gouverneur of zijn opzichter ook ontslagen mocht worden.43 In beide gevallen gaven de planters als rechtvaardiging op dat zij al een bijdrage geleverd hadden aan de oorlog. Zo noteerde Riddick dat zijn plantage goederen leverde aan het front en gaf Browne aan dat zijn zoon al vrijwillig diende in het leger.44

Een groot deel van het enthousiasme dat aan het begin van de oorlog in de westelijke berggebieden en de kustgebieden was te vinden, verdween nu dus langzamerhand. Lokale gemeenschappen, vooral in de Piedmont-regio en de berggebieden begonnen openlijk verzet te plegen tegen de dienstplicht en de verplichte afdracht van goederen voor het leger.

Sommige pro-Unie gemeenschappen besloten de wapens op te pakken om

vertegenwoordigers van de Confederatie, die bijvoorbeeld goederen kwamen ophalen of nieuwe rekruten wilden werven, weg te jagen uit het gebied.45 Dit was echter niet altijd mogelijk vanwege de aanwezigheid van pro-Confederatie milities. Een andere optie waar veel families voor kozen, was dienstplichtige leden laten onderduiken in de bergen en in de bossen rondom de Smoky Mountains. Deze deserteurs vormden groepen die in de loop van de oorlog sterk in aantal groeiden. Om te kunnen overleven, waren zij aan de ene kant afhankelijk van wat pro-Unie dorpen voor hen konden overhouden. Aan de andere kant

40 Inscoe en McKinney, 142-145.

41 Albert B. Moore, Conscription and Conflict in the Confederacy (New York: Macmillian Co., 1924), 70-72. 42 North Carolina Digital Collections, Civil War Collection, Letters, “Governor’s Correspondence: Abram Riddick to Gov. Henry Toole Clark, Feb. 3, 1862,” geraadpleegd op April 19 2020,

https://digital.ncdcr.gov/digital/collection/p15012coll8/id/10698.

43 North Carolina Digital Collections, Civil War Collection, Letters, “Governor’s Correspondence: J.S. Browne to Gov. Henry Toole Clark, Feb. 11, 1862,” geraadpleegd op April 19

2020,https://digital.ncdcr.gov/digital/collection/p15012coll8/id/10702. 44 ibidem.

(16)

16

moesten zij van het land leven of boerderijen en dorpen overvallen om aan wapens en voedsel te komen.46 Hoewel de Zuidelijke kranten de omvang van het geweld van deserteurs vermoedelijk onderschatten, publiceerden zij wel stukken over deze groepen. Zo

waarschuwde de Daily Confederate in 1864 dat G. Ross probeerde om de bevolking van North Carolina bang te maken: ‘The “Rev. G. W. Ross” a refugee direct from Raleigh, furnishes the New York papers with the statement that North Carolina and Georgia are filled with armed and organized deserters from the rebel armies and runaway slaves, who make raids upon the planters and depots of supplies.’47 In het volgende artikel werd Ross zwartgemaakt als een leugenaar en ophitser tegen de Confederatie. Het doel hiervan was waarschijnlijk de bevolking ervan te overtuigen dat er niks aan de hand was in North Carolina, al bleek het tegendeel waar te zijn.

Met de komst van deze deserteurs vreesden voorstanders van de Confederatie in de westelijke berggebieden en de Piedmont-regio voor mogelijke hinderlagen en overvallen. Deze angst groeide naarmate steeds meer mannen van juist deze gemeenschappen vertrokken naar het front en men ervaarde dat er niet genoeg bescherming geboden werd vanuit de Zuidelijke overheid.48 De gouverneur ontving regelmatig brieven van bezorgde burgers die actie eisden van hun staatshoofd. Zo schreef een anonieme auteur op 29 januari 1863 een brief waarin hij/zij de gouverneur waarschuwde voor de groeiende aantallen draft-dodgers, die zich in de bergen van Burke County hadden verstopt.49 Andere inwoners besloten zelf in te grijpen door milities te vormen. Zo organiseerden de mannen van Jackson County een lokale militie ter bescherming van de eigen gemeenschap, genaamd de “Horse Cave Wolf Hunters”. Deze groep gaf bij gebrek aan bescherming vanuit de overheid aan dat zij zelfs bereid waren om de grens met Tennessee over te gaan om eventuele activiteiten van de Unie of deserteurs te saboteren.50 Ook in de kustgebieden werden milities opgericht. In Chowan County vormde een groep mannen in de omgeving van Edenton de “Yellow Jackets”, die in de februari 1863 delen van de New York Mounted Rifleman versloegen.51

Het verlies van grote delen van de kust aan de Unie en de onvrede over de spanningen na invoering van de dienstplicht brachten gouverneur Clark tot het besluit zich niet meer

46 Myers, 135-138.

47 N.N., “Rumors,” The Daily Confederate, november 9, 1864, 2. 48 Inscoe en McKinney, 108-109.

49 North Carolina Digital Collections, Civil War Collection, Letters, “A “Friend” sends Governor Zebulon B. Vance a letter, January 29, 1863,” geraadpleegd op April 22 2020,

https://digital.ncdcr.gov/digital/collection/p15012coll8/id/13132/rec/274. 50 Inscoe en McKinney, 108.

(17)

17

verkiesbaar te stellen bij de komende verkiezingen van 1862. De Democratische Partij, inmiddels ook wel de “Confederate Party” genoemd, koos voor William Johnston als kandidaat voor het gouverneurschap.52 Tegenover Johnston zou Zebulon B. Vance zich namens de Conservatieve Partij verkiesbaar stellen. Deze nieuwe partij was de opvolger van de “Whig Party”, waarin voornamelijk unionisten zaten. Ideologisch gezien stonden deze twee partijen dus tegenover elkaar: de Democraten waren voorstander van de Confederatie en het bewind van Jefferson Davis, terwijl de Conservatieven kritisch waren tegenover beiden.53 Vance was zelf lid geweest van de voormalige Whig Party en steunde de eenheid in de Unie. Met de oproep voor vrijwilligers van Lincoln na de aanval op Fort Sumter zag hij zich echter genoodzaakt om voorstander te worden van het besluit van gouverneur Ellis om North Carolina te verdedigen, want net als een groot deel van de bevolking wilde hij zich verzetten tegen wat gezien werd als Noordelijke agressie.54 Zo richtte hij in mei 1861 een regiment genaamd de “Rough en Ready Guards” op, dat later opgenomen werd in het reguliere leger van de Confederatie in Virginia. Naast verschillende veldslagen in Virginia was Vance ook betrokken in de slag bij New Bern in 1862. Tijdens de verkiezingen wist Vance dankbaar gebruik te maken van zijn militaire status, evenals de onvrede tegenover het besluit van Richmond om de dienstplicht in te voeren. Hij won met een grote meerderheid van Johnston, al bestond zijn aanhang wel uit twee kampen die later tegenover elkaar zouden staan:

unionisten die graag vrede wilde sluiten met de Unie en voorstanders van een onafhankelijk North Carolina.

Vance zou tot het einde van de oorlog moeten balanceren tussen de eisen van

Richmond en de behoeften van zijn eigen bevolking. In juli 1863 werd onder zijn supervisie de Home Guard opgericht. Dit was een nieuwe organisatie die de lokale milities zou gaan vervangen. Deze Home Guard bestond uit alle mannen tussen de achttien en vijftig die uitgezonderd waren voor de dienstplicht. Zij kregen naast het behouden van de orde ook de taak om deserteurs en “draft-dodgers” te arresteren. Hoewel de Home Guard op papier werd ingezet om de bevolking van North Carolina te beschermen, mondde dit al snel uit op het hardhandig aanpakken van verdachte unionisten. Zo vertelde Daniel W. Revis aan zijn vrouw Sarepta dat hij en twee kennissen bij Webster (west-North Carolina) ‘[m]et with some of the militia (who) started out to ketch up conscripts and they stopt us hier and wont let us go any

52 McKinney, Zeb Vance, 101-104. 53 McKinney, 105-106.

(18)

18

further.’55 Revis werd uiteindelijk losgelaten door de troepen, maar de meeste mannen van dienstplichtige leeftijd die met de Home Guard in contact kwamen, werden naar het front gestuurd of eindigden in de gevangenis van Salisbury.

1.5 1863: een nieuw front in het westen

Nu de Unie grote delen van het oosten van de staat in handen had, groeide de spanning onder de bevolking. Deze situatie escaleerde nogmaals toen ook het westen van de staat een front werd vanaf de zomer van 1863. Generaal Burnside werd na een promotie in 1862 generaal-majoor van het leger van de Potomac als opvolger van George B. McClellan. Als de belangrijkste figuur in het leger van de Unie werd hij aansprakelijk gesteld voor het grote verlies aan manschappen tijdens de slag bij Fredericksburg, waar onnodig veel Noordelijke troepen het leven lieten bij het beruchte Marye’s Heights. Burnside hield hier de bijnaam “The Butcher of Fredericksburg” aan over.56 Later werd hij gedegradeerd tot generaal van het leger van de Ohio, waarbij hij de opdracht kreeg om het oostelijke deel van Tennessee

rondom de stad Knoxville te veroveren. Nadat een aantal divisies onder generaal William T. Sherman zich bij generaal Burnsides troepen voegden, gaf hij het bevel om richting

Knoxville te marcheren. De eerste troepen kwamen op 3 september 1863 aan in de stad, gevolgd door het gros van het leger en Burnside zelf de volgende dag.57

Het bevel aan generaal Burnside om Knoxville en het oosten van Tennessee te bezetten, werd gegeven vanwege twee redenen. Ten eerste was Knoxville een knooppunt in de bevoorrading en communicatie tussen de Zuidelijke troepen in het westelijke en oostelijke strijdtoneel. Door de spoorwegen in Knoxville over te nemen, kon Burnside de logistiek van de Confederatie een zware klap geven.58 Dit was vergelijkbaar met de eerdere strategie om New Bern en Goldsboro te veroveren in 1862. Ten tweede was het oosten van Tennessee, net als het westen van North Carolina, een gebied met veel unionisten onder de bevolking.59 Deze twee berggebieden vormen samen met het noordwestelijke deel van Georgia en South Carolina de Smoky Mountains. De staatsgrenzen weerhielden de Appalachenbewoners er niet van om handelsrelaties, vriendschappen en huwelijken te sluiten. De sociale samenhang was

55 North Carolina Digital Collections, Civil War Collection, Letters, “Daniel W. Revis to Sarepta Revis, Aug. 15, 1863,” geraadpleegd op April 20 2020,

https://digital.ncdcr.gov/digital/collection/p15012coll8/id/1261/rec/365.

56 Earl J. Hess, The Knoxville Campaign: Burnside and Longstreet in East Tennessee (Knoxville: University of Tennessee Press, 2012), 3-5.

57 Hess, The Knoxville Campaign, 15-18. 58 Hess, 1-2.

(19)

19

daarmee tussen deze gebieden in sommige gevallen sterker dan tussen bijvoorbeeld het westen van North Carolina en de Piedmont-regio. Inwoners van North Carolina kwamen op deze manier ook in contact met nieuwe politieke opvattingen en de armere gebieden van de Smoky Mountains waren met hun gebrek aan vruchtbare grond voor plantagebouw en gebrek aan geld voor slaven een broedplek voor unionisme.60 Hier wilde Burnside gebruik van maken door vrijwilligers regimenten in Knoxville op te richten bestaande uit mannen uit North Carolina, die strooptochten door de westelijke berggebieden konden maken.

1.6 Verkiezingen in 1864

De komst van het nieuwe front in het westen was echter niet de enige factor die bijdroeg aan de groeiende spanningen in de staat. In 1863 zouden namelijk nieuwe leden voor het

Zuidelijke Huis van Afgevaardigden gekozen worden en een jaar later zou de staat een nieuwe gouverneur kiezen. Gouverneur Vance nam het deze keer op tegen William W. Holden, die vanaf de zomer van 1863 de leider werd van de nieuwe Peace Party van North Carolina.61

De bredere vredesbeweging ontstond al eerder in verschillende staten. Het doel van deze beweging was een eervolle vrede boven een oorlog te kiezen, waarbij Zuidelijke staten een deel van hun autonomie noodgedwongen moesten opgeven.62 Hiermee zou langdurig en onnodig bloedvergieten voorkomen kunnen worden. In North Carolina ontstonden de eerste groepen binnen deze beweging met de invoering van de dienstplicht in 1862, maar de Peace Party ontstond pas in de zomer van 1863, toen planter James T. Leach zich verkiesbaar stelde namens de partij voor het Huis van Afgevaardigden. De partij organiseerde meer dan honderd bijeenkomsten in de staat, waarvan de meerderheid in de Piedmont-regio plaatsvonden.63 Ook Holden ondersteunde deze beweging. Onder zijn bewind was de North Carolina Standard de grootste pro-Unie krant van de staat geworden en hij gebruikte dit platform om informatie over de vredesbeweging te verspreiden.

Ondertussen besloot Confederatie-president Davis aan het begin van 1864 in te grijpen tegen de groeiende populariteit van de vredesbeweging. In februari kreeg hij van het Congres de mogelijkheid om het recht op Habeas Corpus uit te stellen in situaties waarin de

60 Inscoe en McKinney, 45-46.

61 Joe A. Mobley, “Zebulon B. Vance: a Confederate Nationalist in the North Carolina Gubernatorial Election of 1864,” in The North Carolina Historical Review v77, nr. 4(Oktober, 2000), 434-436.

62 Inscoe en McKinney, 140-141. 63 Myers, 114-117.

(20)

20

verdachte beschuldigd werd van anti-Confederatie propaganda te verspreiden.64 Hierdoor werd het makkelijker om leden van de vredesbeweging op te pakken, wat leidde tot een golf aan arrestaties. Holden hield daarom kort op met het publiceren van de North Carolina

Standard, al kondigde hij een maand later aan dat hij kandidaat werd voor het

gouverneurschap.65

Holden stond daarmee tegenover zijn voormalige bondgenoot gouverneur Vance, die zich namens de Conservatieve Partij verkiesbaar stelde. Hoewel beiden sceptisch waren over de oorlog, kritiek hadden op de regering van Davis en tegen maatregelen als de dienstplicht en de beslaglegging op grote hoeveelheden goederen waren, koos Holden voor een eervolle vrede en Vance voor het ondersteunen van de Confederatie in de oorlog.66 In deze

verkiezingsstrijd was de Peace Party een spreekbuis voor een grote groep inwoners die geraakt waren door de oorlog. Quakers, unionisten, slachtoffers van de confiscatie van goederen, deserteurs en familieleden van soldaten zagen in de partij en Holden hoop op een snel einde aan de oorlog. Even leek het er in het voorjaar van 1864 op dat de oorlog in North Carolina ten einde zou komen, maar in juli won Vance de verkiezingen. Gouverneur Vances sympathieke houding naar de “gewone” man en de rol die hij in het leger gespeeld had, worden als verklaringen gegeven voor waarom meer dan 80% van de stemmen naar hem gingen. Ook werd Holdens campagne in juli 1864 in verband gebracht met de praktijken van de Heroes of America, waardoor hij door tegenstanders afgeschilderd werd als een verrader.67 Aan de kant van Vance zijn er aanwijzingen geweest van vals spel. Zo zorgde uitstel van Habeas Corpus door Davis ervoor dat niemand die voor Holden stemde veilig was, werden er troepen bij de stembussen geplaatst door gouverneur Vance en werden er verschillende kleuren stembiljetten gebruikt. Aan de hand van deze kleuren konden de stembiljetten voor Holden in gebieden met veel aanhangers van Vance “verdwijnen”. Met deze uitslag bleef North Carolina in de Confederatie.68

1.7 Guerrillaoorlog in “No Man’s Land”

Toen generaal Burnside Oost-Tennessee in september 1863 in handen kreeg, besloot hij naast het opbouwen van verdedigingswerken aan de westkant ook invallen naar het oosten uit te

64 McKinney, 191-192. 65 McKinney, 191. 66 Myers, 116-117. 67 Gerard, 49-50.

(21)

21

voeren.69 Federale troepen en vrijwilligers vanuit de lokale bevolking kregen de opdracht om strooptochten door westelijke berggebieden van North-Carolina te houden. Eerder werd dit ook al vanuit New Bern aan de oostkust gedaan, waardoor de inwoners van North Carolina vanaf dit punt tussen twee fronten leefden. De druk liep daarmee op, waardoor de

guerrillastrijd in de staat nog verder escaleerde. Zo kreeg de broer van gouverneur Vance, Robert B. Vance, de leiding over de Zuidelijke troepen in oost-Tennessee en west-North Carolina om met weinig manschappen overvallen te plegen op bevoorradingslijnen van de Unie naar lokale groeperingen. Op 15 januari 1864 wist Robert Vance een groot aantal

wagens bij Cosby Creek te bemachtigen in Tennessee, maar tijdens de rit naar North Carolina werd hij zelf overvallen door Everett W. Anderson en als krijgsgevangene naar Nashville vervoerd.70

De lokale bevolking in het niemandsland tussen de grens met Tennessee en het hart van North Carolina rondom de hoofdstad Raleigh werd continu bedreigd van beide kanten. Nu in de loop van 1863 en 1864 steeds meer mankracht van de Confederatie naar het front werd gestuurd, konden pro-Unie sympathisanten openlijk de wapens opnemen tegen de Home Guard. Zo openden de inwoners van Trap Hill in west-North Carolina de deuren voor unionisten en deserteurs die op de vlucht of ondergedoken waren voor de Home Guard. Toen eenmaal genoeg mensen zich bij het pro-Unie deel van de inwoners geschaard hadden in augustus 1863, verving de unionistische leider van Trap Hill, John Quincy Adams Bryan, de vlag van de Confederatie met de vlag van de Unie in het midden van het dorp.71 Dit was het begin van een lokale opstand waar een aantal andere dorpen ook aan meedeed. Toen dit verzet zich verspreidde naar de Piedmont-regio en de Home Guard niet meer in staat was om de orde te handhaven, besloot gouverneur Vance om hulp te vragen van de minister van oorlog, James A. Seddon, en de overheid te Richmond.72

Met het verzoek aan generaal Robert E. Lee om troepen te sturen om de guerrillastrijd in te perken, begon een nieuwe periode waarin gouverneur Vance delen van het leger in liet zetten in plaats van de Home Guard. Generaal Lee stuurde twee regimenten onder generaal Robert F. Hoke naar Trap Hill om deze omgeving te pacificeren.73 Hokes operatie was typerend voor hoe Zuidelijke troepen probeerden orde te scheppen in de chaotische situatie waarin de staat verkeerde tussen 1683 en 1865. Zo reisden de regimenten apart van elkaar

69 Inscoe en McKinney, 232-236. 70 Inscoe en McKinney, 131-133. 71 Inscoe en McKinney, 126. 72 Ibidem.

(22)

22

door verschillende counties om zoveel mogelijk terrein te dekken. Hier arresteerden ze via tips van de lokale bevolking unionisten. Ook arresteerden ze deserteurs, die vervolgens werden doorgestuurd naar de gevangenis in Salisbury.74 Toen dit eenmaal gelukt was, confisqueerden de soldaten goederen van de lokale bevolking en werden pro-Confederatie milities opgericht om het gezag te dienen. Vervolgens kon men door naar de volgende county, al werd de guerrillastrijd meestal binnen enkele weken na het vertrek al weer

voortgezet. Ook in Trap Hill zijn arrestaties gemaakt, al zijn de beruchte unionisten (of “Trap Hill Gang”, zoals ze in de onderlinge berichtgeving tussen gouverneur Vance en generaal Hoke genoemd werden) niet gearresteerd.75 Later zou generaal Hoke betrokken raken bij het opsporen van groepen als de Heroes of America en de buffaloes, verzetsstrijders die volgens hem in de kustgebieden van de Unie gewapende overvallen pleegden.76

Het verlies bij Gettysburg in de zomer van 1863 deed ook gouverneur Vance en de legerleiding van de Confederatie beseffen dat de Unie al snel over zou schakelen naar een nieuw offensief in de Zuidelijke staten. Een excursie naar New Bern, Plymouth en andere kustgebieden werd gepland, met als doel om alle kustgebieden van North Carolina te beheersen.77 Generaal Hokes regimenten werden samen met anderen onder het bevel gezet van generaal-majoor George E. Pickett, bekend van de mislukte “Pickett's Charge” tijdens de slag bij Gettysburg. Na enkele voorbereidingen lanceerde Pickett op 1 februari 1864 het offensief tegen de oostelijke vestigingen, met als hoofddoel New Bern. De tweede slag bij New Bern liep uit op een mislukking voor de Confederatie. De stad zou tot het einde van de oorlog in handen blijven van de Unie. Plymouth en enkele andere vestigingen werden wel veroverd, maar de kosten waren hoog voor het Zuidelijke leger, dat al worstelde met een gebrek aan manschappen en goederen.78 Generaal Pickett vierde na het verloren offensief zijn frustratie bot op de krijgsgevangenen en opgespoorde deserteurs die hij tot zijn beschikking had. Zo hing hij in februari 1864 meer dan twintig buffaloes op bij Kinston, een van de grootste executies in North Carolina en vergelijkbaar met Shelton Laurel.79

Het einde voor de Confederatie in North Carolina kwam vanuit Georgia en South Carolina. In januari 1865 gaf de Noordelijke generaal Ulysses S. Grant aan generaal William T. Sherman de opdracht om vanuit Savannah (Georgia) via de zee terug te keren naar

74 Myers, 141-143. 75 Inscoe en McKinney, 127. 76 Gerard, 49. 77 Gerard, 233-234. 78 Gerard, 241-244. 79 Myers, 109-110.

(23)

23

Virginia om generaal Robert E. Lee te verjagen. Generaal Sherman overtuigde Grant echter van een alternatief: via de Carolinas doorbreken naar Virginia.80 Aan het einde van de maand marcheerde Sherman door South Carolina met een overweldigende strijdmacht van meer dan 60.000 troepen, die onderverdeeld waren in twee vleugels. Terwijl een van de vleugels Wilmington en de rest van de kustgebieden veroverde, stootte generaal Sherman met de andere vleugel naar Goldsboro en Fayetteville. In Fayetteville ontmantelde hij het arsenaal en in Goldsboro nam hij het belangrijke knooppunt in het spoorwegennet van North Carolina over. Hierdoor konden de legers van generaal Joseph E. Johnston in North Carolina en generaal Lee in Virginia niet meer bevoorraad worden.81 Op 17 april 1865, twee weken na de overgave van generaal Lee in Appomattox, gaf generaal Johnston zich over aan generaal Sherman, waarmee de Amerikaanse Burgeroorlog in North Carolina definitief ten einde kwam.

1.8 Samenvatting

Samenvattend is de Amerikaanse Burgeroorlog in North Carolina begonnen toen gouverneur Ellis op 20 mei 1861 tijdens een secessie conventie het besluit nam om uit de Unie te stappen. De bevolking was over het algemeen optimistisch over dit besluit, want Lincolns oproep voor 75.000 vrijwilligers werd gezien als een directe bedreiging voor iedereen in de staat.

Vrijwilligers meldden zich aan voor het leger, maar dit was niet genoeg om te voorkomen dat de Noordelijke generaal Burnside in 1862 grote delen van de oostkust veroverde. In dat jaar werd ook de dienstplicht ingevoerd door het bestuur van de Confederatie, waardoor veel inwoners hun vertrouwen verloren in Richmond. In 1863 veroverde generaal Burnside Knoxville en het oosten van Tennessee, waardoor het mogelijk werd voor de Unie om kleinschalige expedities naar North Carolina te sturen. Dit leidde tot de oprichting van de Home Guard en andere burgermilities, die zichzelf beschermden tegen federale troepen, rondtrekkende bendes, deserteurs en andere inwoners die uit waren op represailles. Halverwege 1863 werd de Peace Party opgericht en het jaar daarop stelde William W. Holden zich namens de partij kandidaat voor het gouverneurschap. Zijn tegenstander,

gouverneur Zebulon B. Vance, won uiteindelijk de verkiezing, waardoor de oorlog doorgezet werd. De schaal van de guerrillastrijd buiten de hoofdstad Raleigh escaleerde in deze periode tot het punt dat regimenten van de Confederatie ingezet werden om de orde te handhaven. Het einde van de oorlog kwam toen generaal Sherman van de Unie vanuit Georgia en South

80 Masur, 76-78. 81 Masur, 78-79.

(24)

24

Carolina optrok naar Goldsboro en Wilmington, deze twee steden veroverde, en uiteindelijk de overgave van generaal Joseph E. Johnston op 17 april 1865 afdwong.

(25)

25

2. Verzetsgroepen tegen de Confederatie

De Amerikaanse Burgeroorlog in North Carolina werd gekenmerkt door verdeeldheid in de bevolking tussen voorstanders van de Confederatie en voorstanders van de Unie. Nu de periode tot 1865 behandeld is, rest de vraag welke verzetsgroepen een rol hebben gespeeld. Wie waren de mensen die lid werden van deze groepen? Welke verzetsdaden hebben zij gepleegd en waarom? Hoe werden ze geconfronteerd door mede-Carolinians die geprobeerd hebben een einde te maken aan het verzet?

In dit hoofdstuk wordt het verzet in North Carolina behandeld. Dit verzet is grofweg in te delen in de volgende groepen: draft-dodgers en deserteurs, politieke unionisten en leden van de Peace Party, leden van de Heroes of America, soldaten die namens de Unie vochten, buffaloes, en ten slotte de Afro-Amerikaanse gemeenschappen in de kustgebieden. De

toevoeging “grofweg” is daarbij op zijn plaats, want de meeste leden van deze groepen waren vanuit het perspectief van hun verzetsdaden “lid” van deze groeperingen. Iedere groep heeft uiteindelijk bijgedragen aan het verlies van de Confederatie in 1685. Dit kan zijn door

gewapend verzet te plegen, maar ook bijvoorbeeld door de logistiek achter de oorlogsvoering van de Confederatie te ondermijnen door diensten te weigeren of goederen te ontvreemden.

2.1 Draft-dodgers en deserteurs

De meest kenmerkende verzetsgroep in North Carolina, voornamelijk in de Piedmont-regio en de westelijke berggebieden, bestond uit de talrijke “draft-dodgers” en deserteurs die vanaf 1862 in de afgelegen gebieden te vinden waren. Met de komst van de algemene dienstplicht in april 1862 konden mannen tussen de leeftijd van achttien en vijfendertig de keuze maken gehoor te geven aan de dienstplicht of deze te weigeren. Deze laatste keuze kon op twee momenten plaatsvinden. Ten eerste kon men kiezen voordat de persoon in kwestie zich had aangemeld en ingedeeld werd in een regiment. In feite ontweek men hiermee de dienstplicht, waaruit de bijnaam draft-dodger ontleend is.82 Ten tweede kon men ervoor kiezen om tijdens de dienst aan het front of in de eigen staat het leger te verlaten voordat de minimumperiode van drie jaar dienst was afgelopen. Deze keuze valt onder de benaming deserteur. In beide gevallen ging het om een weigering van de dienstplicht, waardoor beiden vaak in het verlengde van elkaar genoemd werden. In de praktijk blijkt dat er ook weinig onderscheid was tussen draft-dodgers en deserteurs, zij het dat deserteurs daadwerkelijk in het leger

82 John, C. Inscoe en Gordon B.McKinney, The Heart of Confederate Appalachia: Western North Carolina in the Civil War (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2000), 9.

(26)

26

hebben gezeten en eerder risico liepen om opgepakt te worden vanwege de nabijheid van andere troepen.

Voorbeelden van hoe deserteurs uit handen van het leger probeerden te blijven, waren in bijna iedere county te vinden. In Wake County besloot John G. Andrews om te vluchten nadat hij meerdere keren gewaarschuwd werd door de Home Guard: ‘except that I took to the woods to keep out of the rebel army.’83 Dit hield hij twee jaar vol. Ransom J. Jinks uit

dezelfde County deserteerde ook nadat hij kort in het Zuidelijke leger had gezeten.84 Hulp werd aangeboden in Wake County door mensen als Mordicai Parrish, die ook meerdere soldaten overtuigde om het Zuidelijk leger te verlaten: ‘During the war I worked for the Union cause, by persuading every confederate soldier I could to desert from the army. And I harbored in caves on my place and otherwise, and fed numbers of them from 1863 to

1865.’85Parrish bood onderdak aan een groot aantal deserteurs, wat blijkt uit zijn reactie op de bedreiging van kapitein Anson Parker, die Parrish wilde arresteren: ‘I sent him word that I was feeding enough deserters from the confederate army to whip him and all the militia in the county!’86

Deserteurs en draft-dodgers hadden in North Carolina op twee cruciale aspecten van de Confederatie impact. Ten eerste droegen beiden bij aan het gebrek aan manschappen waar het Zuidelijke leger mee kampte.87 Logistiek gezien had de Confederatie een kleinere

bevolkingsgroep dan het Noorden om in te zetten aan het front en dit werd verergerd door de individuen in deze groep die weigerden gehoor te geven aan de dienstplicht. Ten tweede konden deserteurs en draft-dodgers over het algemeen na hun keuze het bestaan in de eigen omgeving niet meer oppakken zonder het risico te lopen om gearresteerd te worden. Daarom koos men er vrijwel altijd voor om onder te duiken in de dunbevolkte gebieden van North Carolina, waar de mannen afhankelijk waren van giften en wat er te vinden was in de omgeving. De schaarste van goederen in oorlogstijd leidde ertoe dat veel van deze mannen, die in de loop der tijd groepen vormden, overgingen tot het overvallen van

bevoorradingslijnen en boerderijen, wat weer effect had op het gebrek aan goederen voor het

83 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wake County, John G. Andrews, 17.

84 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wake County, Ransom J. Jinks, 23.

85 United States National Archives, Southern Claims Commission, North Carolina, Wake County, Mordicai Parrish, 20.

86 Ibidem, 19.

(27)

27

leger.88

Het aantal deserteurs nam tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog sterk toe. In het leger van de Confederatie dienden tijdens de oorlog zo’n 950.000 mannen.89 Van deze groep kan met zekerheid gezegd worden dat minimaal 103.000 troepen deserteerden, al geven historici aan dat het aantal hoger kan zijn vanwege de gebrekkige verslaglegging van het aantal deserteurs tegen het einde van de oorlog.90 De meeste mannen kwamen uit Virginia en North Carolina, waarbij de schattingen van North Carolina tussen de 12.000 en 23.000 deserteurs liggen. Van de meer dan duizend officieren die deserteerden, was meer dan 42% (grofweg dus 420) afkomstig uit North Carolina.91 De acties van deze officieren was bijzonder pijnlijk voor het Zuidelijke leger, want een verdwenen officier bracht het moraal van een divisie naar een nieuw dieptepunt. Dit daalde zo diep dat overgelopen soldaten van de Confederatie tijdens interviews met officieren van de Unie vertelden dat meer dan de helft van de soldaten twijfelden of ze in het leger moesten blijven. Welke argumenten hadden deze mannen om uit het leger te stappen?

Hoewel deserteurs vaak complexe beweegredenen hadden voor hun keuze, is het mogelijk om deze in drie categorieën te verdelen: de erbarmelijke toestand van het Zuidelijke leger, het thuisfront en de overtuigingen van de deserteurs. In de loop van de Amerikaanse Burgeroorlog daalde het moraal van het Zuidelijke leger door militaire nederlagen als die bij Gettysburg, beide slagen bij Chattanooga en generaal Shermans expeditie in Georgia. Daarbij droegen mislukte oogsten bij aan een gebrek aan voedsel.92 Meer dan het leger van de Unie worstelde het Zuidelijke leger daardoor met de bevoorrading. Nieuwe rantsoenen werden ingesteld, de medische hulp was gebrekkig en overbelast en zelfs basale aspecten van een leger als voldoende uniformen en bewapening lieten te wensen over. Kenmerkend voor de erbarmelijke toestand van het leger was het hoge sterftecijfer aan ziekten: van de 260.000 doden aan de kant van het Zuidelijke leger waren 164.000 (meer dan de helft) gestorven aan ziekten.93 Vooral tyfus en dysenterie maakten veel slachtoffers onder het verarmde leger van de Confederatie. Hoewel het Noordelijke leger ook worstelde met verschillende ziekten, was er aan het Zuidelijke thuisfront meer druk op de bevolking om het leger te onderhouden.

88 Andrew F. Smith “Did hunger defeat the Confederacy?” In North & South vol. 13, nr. 1 (mei 2011), 40-41. 89 “Statistics on the Civil War and Medicine,” ehistory.osu.edu, geraadpleegd op mei 30, 2020,

https://ehistory.osu.edu/exhibitions/cwsurgeon/cwsurgeon/statistics. 90 Ibidem.

91 Richard Bardolph, “Inconstant rebels: desertion of North Carolina troops in the civil war” in The North Carolina Historical Review vol. 41, nr. 2 (april, 1964), 166-167.

92 Andrew F. Smith “Did hunger defeat the Confederacy?” In North & South vol. 13, nr. 1 (mei 2011), 40-41. 93 “Statistics on the Civil War and Medicine,” ehistory.osu.edu, geraadpleegd op mei 30, 2020,

(28)

28

Meer dan in het Noorden leverden gemeenschappen in Zuidelijke staten een cruciaal deel van de productieve bevolking in voor het leger, en toen de druk door gebrekkige oogsten en opdringerige officieren te hoog werd, besloten veel soldaten het leger te verlaten. Een voorbeeld van deze overwegingen is terug te vinden in het verslag van de executie van vijftien North Carolinians in Dalton, Georgia, op 4 mei 1864. Terwijl generaal Alexander W. Reynolds passages uit de Bijbel voorlas, smeekten de mannen het vuurpeloton om hen vrij te laten, ‘insisting that they had left the army to save starving families, without any intention of fighting against the Confederacy.’94 Geen van de vijftien veroordeelden overleefde de drie salvo’s die afgevuurd werden, al waren hun argumenten gegrond op een werkelijk probleem. Naast dat hun families namelijk afhankelijk waren van de eigen oogst, moest men ook nog tien procent van de oogst inleveren voor de bevoorrading van het leger. Met deze gehate “tax-in-kind” kwamen families nog verder onder druk te staan, waardoor veel soldaten ervoor kozen om hun naasten bij te staan en te beschermen tegen potentiële gevaren als opdringerige officieren of rondtrekkende bendes.

De laatste categorie argumenten voor deserteurs bestond uit ideologische

beweegredenen, voornamelijk de afkeer tegen de Confederatie en voorkeur voor de Unie. Vanwege de geldigheid van de dienstplicht over de hele mannelijke bevolking (tot 35 jaar, al verschoof dit snel gedurende de oorlog) werden ook unionisten en abolitionisten opgeroepen. Een deel van deze mannen koos ervoor om de dienst te ontwijken, uit het leger te stappen of informatie door te spelen naar de Unie. Een goed voorbeeld van deze groep mannen was W.H. Younce uit Ashe County. In april 1862 werd hij tegen zijn wil in opgeroepen voor het leger. Terwijl milities in de regio langs deuren gingen om ondergedoken mannen op te pakken, koos Younce ervoor om samen met zijn broer en twee vrienden via Tennessee te vluchten naar Kentucky, dat op dat moment in handen was van de Unie. Tijdens deze tocht werden de vier mannen opgepakt door Zuidelijke troepen onder het bevel van majoor George W. Long. Als verklaring voor zijn actie gaf Younce aan: ‘I owe my allegiance to that country only that is represented by that beautiful emblem of the free, the Stars and Stripes.’95 Een groot deel van de unionisten in North Carolina koos echter voor politiek verzet of collaboratie met de Confederatie om te kunnen overleven, wat later in dit hoofdstuk aan bod zal komen. Het grootste deel van de deserteurs in North Carolina dook onder in de westelijke berggebieden vanwege de grote hoeveelheid wildernis waar de kans om soldaten of Home

94 Peters S. Carmichael, The war for the common soldier: how men thought, fought and survived in civil war armies (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2018), 174.

95 Philip Gerard, the Last Battleground: the Civil War Comes to North Carolina (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2019), 266.

(29)

29

Guard tegen te komen gering was. Daarnaast was vanaf 1863 de nabijheid van de Unie in het westen ook een reden waarom juist hier veel deserteurs aanwezig waren. Gouverneur Vance schatte aan het begin van 1863 in dat ongeveer 1.200 deserteurs in deze regio van de staat verbleven.96 Trap Hill in Wilkes County was een van de plekken waar deserteurs

samenwerkten om de oorlog door te komen. Ook in Randolph County ontstond een grote groep van tussen de 300 en 400 deserteurs. Troepen die naar Randolph County gestuurd werden om de groep op te pakken, werden door de deserteurs verjaagd.97 Tegelijkertijd werden troepen naar Henderson County gestuurd om deserteurs in deze regio te arresteren, maar na het vertrek van de soldaten keerden veel deserteurs weer terug van hun

onderduikplekken.98

Terug in Wilkes County vormde de groep van meer dan 500 deserteurs een eigen militie.99 Wilkes County was daarmee een van de centrale plekken waar deserteurs kwamen om te kunnen ontsnappen aan het gezag van de Confederatie. In interviews met deze

deserteurs werd Wilkes beschreven als ‘a county so strong in its Union sentiments that the Rebels call it ‘the Old United States’.’100 Niet veel later werd ook Caldwell County

beschreven als een van de plekken waar deserteurs samenkwamen in een groep van 200 tot 300 in omvang. Halverwege 1863 werd tenslotte Yadkin County genoemd als een plaats waar veel deserteurs zwierven. Een van de officieren die naar de regio gestuurd werden om orde te herstellen gaf aan: ’[I]n the disloyal counties formerly Unionist—as Yadkin and Wilkes— they number hundreds and are committing depredations on persons and property.’101 Met de laatste toevoeging doelde de officier op de neiging die groepen deserteurs hadden (iets wat toepasbaar was op alle groepen die deelnamen aan de guerrillaoorlog in de westelijke berggebieden) om goederen te eisen van de lokale bevolking, vooral als het ging om sympathisanten van de Confederatie.

Al in 1862 werden er maatregelen getroffen om de groeiende groep deserteurs in Wilkes en andere counties tegen te gaan. Zo richtte William Holland Thomas in dat jaar het “Thomas Legion” op, een militie bestaande uit voornamelijk Cherokee-indianen die

deserteurs probeerden op te pakken en hinderlagen creëerden voor strooptochten van de Unie uit Tennessee. Thomas omschreef zijn motivatie hiervoor als volgt: ‘The

96 Inscoe en McKinney, 115.

97 Gerard, the Last Battleground, 267. 98 Inscoe en McKinney, 128.

99 Gerard, 267-268.

100 Inscoe en McKinney, 93. 101 Inscoe en McKinney, 125-126.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij vond het jammer dat zijn vrouw hem de laatste tijd niet meer in alles volgde. Eerst zaghlj hoog tegen zijn 'Molly' op, maar nu kwam hij erachter dat haar

Implementation Plans and Environmental Management Plans Under Section 15(1) of the National Environmental Management Act in Government Gazette 23232. The potential wealth

A political agenda – ‘Muslim Middle East, search for diversity in Islam to maintain our Islamic cultural identity’?. Or an in- evitability – ‘there is no alternative to

persons between 85-89 year old with physical limitations living in a 2-star house are 2.3 percentage points less likely to use nursing home care than a person of the same age

The transfer of resources and wealth from those who produce to those who do nothing except oversee the abstract patterns of financial transactions is embedded in the machine, in

The unpublished Oxyrhynchus papyri discussed at that occasion, and some more, are now presented in this volume, by the editors who themselves published the bulk of the literary

What is the experience of pedaling, steering and stopping inside of a virtual environment with a real bike.. How immersive is the experience for biking in a virtual environment with a

approaches religiously inspired terrorism as a modern and social phenomenon, with a strong focus on the creation of group identities; peace is approached with Galtung’s theories on