• No results found

De stelling: ‘geen dualisme, wel dualiteit’ houdt het God-zijn van God in de navolging zuiver

Hoofdstuk 5: Navolging bij Bonhoeffer

6.3 De stelling: ‘geen dualisme, wel dualiteit’ houdt het God-zijn van God in de navolging zuiver

In de navolging staat de relatie met God centraal. Allereerst gaat het hierbij om Gods liefde en toorn, Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid, om de zogenaamde

attri-buta Dei. J.T. Bakker geeft aan dat de kern van Luthers geloof en theologie zich

steeds weer beweegt rond de discussie over de eenheid en zuiverheid en ondubbel-zinnigheid van zijn Godsbeeld. “Hoe is de verhouding tussen liefde en toorn? Hoe kan zowel liefde als toorn realiteit zijn in het ene Goddelijke hart?.”822

821

Daarnaast kan mijn inziens deze leesregel ook als paradigma in andere ethische en prakti-sche discussies behulpzaam zijn. Het functioneert dan als een hermeneutisch principe. Bij-voorbeeld in het debat rond multiculturaliteit. Niet scheiden: niet de ene cultuur boven de andere stellen; niet vermengen: iedere cultuur heeft recht op eigenheid; niet veranderen: de eigenheid van een cultuur is van zodanige aard dat door geen andere cultuur een verandering mag worden opgedrongen; alle culturen vormen samen ongedeeld de menselijke cultuur. Vgl. C. Taylor, Multiculturalism, Princeton, N. J. 1994. Taylor laat zien dat de behoefte aan cultu-rele erkenning een legitieme behoefte is, mits het welzijn van alle burgers gewaarborgd blijft. Het in de Verlichting geformuleerde idee van ‘individuele gelijkheid’ doet daarbij geen recht aan de culturele identiteit.

822

J.T. Bakker, Coram Deo, Bijdrage tot het onderzoek naar de structuur van Luthers theo-logie, 64. Opnieuw duikt hier de naam van Marcion op. Hij wilde de zuiverheid van de liefde

169 Opnieuw gaat het hier om de discussie tussen ‘wet en evangelie’ welke al in hoofd-stuk vier ter sprake is gekomen. In de discussie over ‘wet en evangelie’ willen we nu benadrukken dat ook hier de theologia crucis belangrijk is om wet en evangelie en het opus proprium en het opus alienum bij elkaar te houden. De straffende God is ook de liefhebbende God. Luther komt dan bij de kerngedachte: ‘ad deum contra

deum confugere’.823 Ondanks aanvechtingen over Gods toorn toch vast blijven hou-den aan het liefdevolle hart van God.824

Bakker laat zien hoe de realiteit van deze toorn volgens Luther het sterkst uitkomt in het kruislijden van Christus. Christus heeft de toorn van God persoonlijk op zich genomen. Hij treedt tussen de toorn en de zondaar in. Zo wordt Hij middelaar. “Zo is dus de theologia crucis de beweging, waarin de mens na wil tekenen de barmhar-tige daad van Gods genade, waarin Deze zich heeft neergebogen over een verloren wereld. Maar juist omdat deze beweging in concreto betekent de doorbreking van de menselijke eigenwaan en zelfgenoegzaamheid kan deze manifestatie van Gods liefde niet gezien worden in het verlengde van wat de mens van zichzelf uit van God meent te weten. Daarom voltrekt Luther dan ook de gelijkstelling tussen de Deus crucifixus en de Deus absconditus.”825 De theologia crucis is het doorbreken van de machten van de zonde, de toorn wordt gestild en wel door God zelf. Zo ontstaat er ruimte voor een verzoening, die Luther een ‘fröhliche Wechsel’ noemt, in de persoonlijke relatie tussen God coram hominibus en de mens coram Deo, in de verlossingsdaad van Christus.826

van God niet opofferen door haar te verbinden met toorn en gerechtigheid. Zo kwam hij tot de leer van een scheppergod, die de slechte wereld had gemaakt, en een andere God, de God der liefde, die de onzichtbare, geestelijke wereld gemaakt heeft. Deze verwijzing naar Marcion laat wel iets van de problematiek zien tussen het vreemde werk van God en het eigenlijke werk van God. Mijn inziens is het te makkelijk om de toorn te verbinden met het ‘vreemde’ werk van God en de liefde met zijn ‘eigenlijke’ werk. Ook Luther weigert deze weg. J.P. Boendermaker laat dat ook zien aan de hand van Mt. 15, 21-28, het verhaal van de Kana-nese vrouw en haar bezeten dochter. Achter de aanvankelijke weigering om de dochter te genezen, zit de genade verborgen. Het gaat erom, “het diepe, verborgen ‘ja’ onder het ‘nee’ beetpakken en dat vasthouden met een vast vertrouwen op het Woord van God, zo doet die vrouw het hier ook; zij geeft God gelijk in zijn oordeel over ons en als we dat doen, dan hebben we gewonnen, dan vangen wij Hem, in zijn eigen woorden.” “De vrouw neemt Gods toorn en oordeel ten volle serieus, maar vertrouwt er vast op dat zijn goedheid eronder ver-borgen ligt. Dat is vasthouden aan Gods beloften.” Vgl. J.P. Boendermaker, Lezen in de lijn van Luther, Zeven meditaties met citaten uit preken van Maarten Luther, Zoetermeer 1996, 17-24.

823

WA 5, 204, 26.

824

J.T. Bakker, Coram Deo, Bijdrage tot het onderzoek naar de structuur van Luthers theo-logie, 202: “Niet de vlucht voor, maar de toevlucht tot de toornende God opent de weg naar Gods genadig hart.”

825

J.T. Bakker, Coram Deo, Bijdrage tot het onderzoek naar de structuur van Luthers theo-logie, 148. Volgens Bakker openbaart de Deus absconditus in passionibus (= de Deus cruci-fixus) het oordeel Gods over menselijke wijsheid en eigengerechtigheid. (Vgl. 156 e.v.) Het gaat er hier niet om, om een doorbraak van Gods liefde te zien in Zijn toorn, maar er is wel sprake van een doorbreken van de macht van de zonde. De toorn staat dus wel in een correla-tie met het laatste doel van de liefde, namelijk: de ontsluiting van Gods hart.

826

170

Luther weigert de weg van extreem dualisme te gaan. Het gaat om het opus

propri-um et alienpropri-um; om Deus revelatus én Deus absconditus, om God de Schepper én

God de Verlosser. Luther wil de eenheid in God bewaren. De relatie tussen Gods toorn en zijn genade ziet hij niet in een model waar de toorn uitdrijft naar de genade. Toorn die uit moet drijven tot genade is schijntoorn. Zo’n model neemt ten diepste Gods toorn niet serieus.827 Ik denk hier ook aan Bonhoeffer’s goedkope genade. Goedkope genade bij Bonhoeffer neemt ten eerste de ‘duur betaalde’ genade van God niet serieus, maar laat ook geen ruimte voor Gods toorn.

Deze visie op de relatie tussen de verschillende attributa Dei heeft consequenties voor de relatie van de mens tot God, in concreto voor het verstaan van de vreze van de Heer. Het gaat Luther om de echte Godsvreze. Met het vrezen van God bedoelt Luther niet de slaafse vrees, geboren uit angst, onzekerheid en vertwijfeling, timor

servilus of diabolicus. Luther ziet de echte Godsvreze als “bleibende ehrfurchtsvolle

Scheu des Kindes Gottes vor dem allerhabenen heiligen Vater.”828 De vrees is de grondhouding van het staan van de mens coram Deo. Luther houdt vast aan de timor

filialis en de timor castus: de vrees vanuit het kindschap en de vrees vanuit de liefde.

Men kan God dus pas echt vrezen als men gelooft zijn kind te zijn. Men kan God pas echt vrezen als men gelooft in zijn liefde. Daarom zegt Luther ook dat het om drie dingen gaat: vrezen, liefhebben en vertrouwen.829 Luther neemt hiermee af-stand van de traditie (zoals door Eck in zijn discussie met Luther is verwoord) die ware boete laat beginnen bij vrees voor straf. Eck beriep zich daarbij op Augustinus, die de vrees als wegbereider voor de liefde voorop kon doen gaan.

Luther ontdekte in het evangelie dat tegen de toorn van God geen enkel menselijk werk of boetesysteem is opgewassen, maar alleen het eigen werk van God in Jezus Christus. De echte Godsvreze weet dat geen enkel werk van welke mens dan ook in het gericht van God kan bestaan. Luther komt zo tot de kenmerkende omschrijving van de vreze Gods als het ‘von Gott zu Gott fliehen’, contra Deum in Deum. Het gaat hem om het geloof dat ook in de ervaring van Gods toorn aan Zijn liefde vast-houdt, zonder in boete of werken te vluchten.830

Zo wil de dualiteit van Luthers denken in twee regimenten de eenheid van God in zijn openbaring vasthouden. God de Schepper en Onderhouder is ook de Verlosser en Voleinder. Tegelijkertijd doet zij recht aan de raadselachtigheid en de ondoor-grondelijkheid van Gods wereldregering, terwijl toch geschiedenis, politiek en maat-schappij niet aan de machten van de duisternis worden prijsgegeven. Hier wordt de

827

Van het signum contradictionis dat God in Christus gaf mag geen formule of werkhypo-these gemaakt worden. J.T. Bakker, Coram Deo, Bijdrage tot het onderzoek naar de structuur van Luthers theologie, 155: Geloven is voor Luther niet het doorzien van een dialectiek, die anders ondoorzichtig zou zijn. Maar het geloof herkent daarom in Christus’ kruis, in duister-nis en schande God…”

828

WA 30 I, 147, 22 -157, 11.

829

WA 30 I, 354: “Wir sollen Gott uber alle ding fürchten, lieben und vertrawen.” Het gaat hem om de drieslag: vrezen, liefhebben en vertrouwen.

830

Vgl. J.T. Bakker, Coram Deo, Bijdrage tot het onderzoek naar de structuur van Luthers theologie, 195 e.v.

171 spanning tussen de Deus absconditus en de Deus revelatus gevoeld, maar ook de

disciplina arcani. De spanning komt samen in het geloofsgeheim.