• No results found

Hoofdstuk 5: Navolging bij Bonhoeffer

5.4 Voortgezette bestudering

5.4.2 Etsi Deus non daretur

Bovenstaande term is terug te vinden in één van de brieven in Widerstand und

Erge-bung.681 Bonhoeffer heeft het over de machtige ontwikkeling, die uitloopt op de autonomie van de wereld. Hij noemt dan grote figuren uit de wereld van de politiek, de filosofie en de natuurwetenschappen. En dan komt hij te spreken over Hugo de Groot, de Nederlandse rechts- en staatsfilosoof uit de 17e eeuw. Opvallend is dan de volgende zin: “… H. Grotius, der sein Naturrecht als Völkerrecht Aufstellt, das Gültigkeit hat etsi deus non daretur auch wenn es kein Gott gäbe.” Etsi Deus non

daretur: Ook al zou er geen God zijn.

Deze uitspraak van Bonhoeffer heeft voor spraakverwarring en dus ook voor een verkeerd verstaan ervan gezorgd. 682 Wat bedoelt Bonhoeffer hier precies mee? De

677

Bij Luther geldt finitum infiniti capax. Het eindige is in staat het oneindige te vatten! Dat geldt slechts Christus.

678

DBW, 6, 160. Bonhoeffer merkt daar ook op dat ‘laatste’ en ‘voorlaatste’ beiden hun eigen ernst hebben. Bonhoeffer wil dus enerzijds niets weten van radicalisme, die of de nadruk legt op het ‘laatste’ of op het ‘voorlaatste’, en anderzijds wil hij ook niets weten van een compro-mis. Het gaat om Gods werkelijkheid die in Jezus Christus indaalt in onze werkelijkheid.

679

DBW, 6, 151.

680

Widerstand und Ergebung, 176. Bonhoeffer zelf verwijst hier naar het begin van Nachfol-ge. (ook: DBW, 8, 226)

681

Brief van 16-7-1944, zie: Widerstand und Ergebung, Neuausgabe, 393. DBW, 8, 530-531. In de voetnoten bij DBW, 8, 531 wordt ook verwezen naar R. Seeberg, Lehrbuch der Dog-mengeschichte IV, 1, 324. Hij refereert naar M. Luther: “Die weltliche Obrigkeit solle ihre Pflicht erfüllen ‘als were keyn Gott da.”

682

Er is in de literatuur veel kritiek op deze stellingname van Bonhoeffer. Allerlei radicale auteurs uit die tijd vatten deze ideeën op als het einde van het christelijke gemeenschapsleven, of het overboord zetten van traditionele christelijke ideeën. Maar Bonhoeffer wilde de gehei-menissen van het geloof behoeden, zij mogen niet geprofaniseerd worden. Tegelijkertijd dient bedacht te worden dat Bonhoeffer tot zijn levenseinde zijn dag indeelde rondom gebed, Bij-bellezen, zingen van liederen, meditatie. Daarnaast was preken voor hem een hartstocht. Vgl. J.J. Buskes, God en mens als concurrenten, 124-125. Wil men Bonhoeffer begrijpen dan

138

formulering heeft verschillende doelen. Allereerst denk ik dat Bonhoeffer religie afwijst als een vorm van heidendom waarin God wordt voorgesteld als Deus ex

machina.683 In de tweede plaats is het christelijk geloof niet op het hiernamaals, maar op de aarde gericht. Geen geloof in ‘verlossingsmythen’, waardoor men altijd kan wegvluchten naar het laatste toevluchtsoord, de eeuwigheid, maar een gericht-heid op het aardse leven. ‘Wat boven deze wereld uitgaat, is in het evangelie be-doeld voor deze wereld.’ Dit houdt ook in dat het christelijk geloof niet op het eigen heil, maar op het heil van de ander is gericht. Een derde element van het christelijk geloof is dat het niet op de randen of de grenzen van het leven, maar op het centrum van het leven is gericht. Evenmin mag het geloof beperkt worden tot het zogenaam-de privéleven van zogenaam-de mens. Het laatste en zeker niet minst belangrijke element is dat het in het geloof niet om ‘de leer’ maar om ‘het leven’ gaat. Geloven is niet het instemmen met en handhaven van een bepaalde leer of belijdenis, maar het is Chris-tus navolgen, het is gehoorzamen.684

Bonhoeffer richt zijn kritiek zo op vormen van christendom die aannemen dat de mens van nature religieus is. Bonhoeffer acht dit voor onhoudbaar. De situatie in zijn tijd helpt hem dit zo scherp te zien en te formuleren. Het gaat Bonhoeffer niet om natuurlijke menselijke religiositeit, maar om Gods zelfopenbaring in Christus.685 Religie is bij Bonhoeffer derhalve te definiëren als alles wat afwijst van deze werke-lijkheid. Een dergelijk geloof in God noemt hij religie waarin God verwordt tot een ‘Lückenbüßer’. Volgens Bonhoeffer bestaat er geen werkelijk christen-zijn buiten de werkelijkheid van de wereld en geen werkelijke wereldlijkheid buiten de werkelijk-heid van Christus.686 Christus is de middelaar. Juist door hem is er relatie mogelijk tussen de mens en de wereld om hem heen. Deze werkelijkheid en Gods werkelijk-heid zijn op elkaar betrokken.687

moet men hem lezen vanuit zijn tijd en vanuit de traditie van Luther. Bonhoeffer geeft een pastorale handreiking.

683

Deus ex machina is de aanduiding voor het verschijnsel uit het klassieke Griekse en Ro-meinse theater, waarmee een einde werd gebracht aan een hopeloos vastgelopen situatie waarvoor de schrijver kennelijk zelf geen andere oplossing wist. Hierbij werd op ingenieuze wijze (vaak letterlijk) een god van bovenaf op het toneel neergelaten, die vervolgens de situa-tie tot een goed (of kwaad) einde bracht.

684

Vgl. E. Feil, Die Theologie Dietrich Bonhoeffers, 373.

685

Vgl. Alister Mc Grath, Christelijke Theologie. Een introductie, 471. Ook Barth spreekt over Aufhebung der Religion. Hij erkende het gevaar van de religie als menselijke instelling die opgenomen wordt in het christendom. Later wordt Barth wat milder, maar hij blijft bena-drukken dat, door Gods genade, deze ‘religie’ door God wordt getranscendeerd en overtrof-fen. Het is een neutraal gegeven, niet negatief. Die negativiteit had het bij Bonhoeffer wel. Bonhoeffer wilde een christendom zonder religie.

686

DBW, 6, 47: “…daß es kein wirkliches Christsein außerhalb der Wirklichkeit der Welt, und keine Weltlichkeit außerhalb der Wirklichkeit Jesu Christi gibt.”

687

Tiemo Rainer Peters, Die Präsenz des Politischen in der Theologie Dietrich Bonhoeffers, 86: “Relevant werden diese Spannungen jedoch erst vor dem Hintergrund des christologi-schen Geheimnisses, so daß die Arkan-These speziell gegen alle Versuche steht, die christo-logische Spannung von Göttlichem und Weltlichem bzw. Glaube und aufgeklärter Vernunft zu nivellieren und insofern hoffnungslos zu profanieren. Geschützt wird durch sie also jenes chalcedonensiche Ungetrennt und Unvermischt, durch das Bonhoeffer die Beziehung Christi zur Welt charakterisiert sieht.” Ten aanzien van de Disciplina Arcani merk ik op dat deze bij

139 Bonhoeffer ziet religie als een historisch verschijnsel, waarin God tot een werkhypo-these geworden is en daar wil hij niet aan. In een brief op 29 mei 1944 schrijft hij vanuit de gevangenis: “Es ist mir wieder ganz deutlich geworden, daß man Gott nicht als Lückenbüßer unserer unvolkommenen Erkenntnis figurieren lassen darf (…) nicht erst an den Grenzen unserer Möglichkeiten, sondern mitten im Leben muß Got erkannt werden; im Leben und nicht erst im Sterben, in Gesundheit und Kraft und nicht erst im Leiden, im Handeln und nicht erst in der Sünde will Gott erkannt werden. Der Grund dafür liegt in der Offenbarung Gottes in Jesus Christus. Er ist die Mitte des Lebens und ist keineswegs ‘dazu gekommen’ uns ungelöste Fragen zu beantworten.”688 En op 27 juni 1944: “Die christliche Auferstehungshoffnung unter-scheidet sich von den mythologischen darin, daß sie den Menschen in ganz neuer und gegenüber dem A.T. noch verschärfter Weise an sein Leben auf der Erde ver-weist. (...) Das Diesseits darf nicht vorzeitig aufgehoben werden. (...) Christus aber faßt den Menschen in der Mitte seines Lebens.”689

Maar hoe kan dan leven, etsi Deus non daretur? Opnieuw Bonhoeffer: “Und wir können nicht redlich sein, ohne zu erkennen, daß wir in der Welt leben müssen – etsi Deus non daretur. Und eben dies erkennen wir – vor Gott! Gott selbst zwingt uns zu diese Erkenntnis. So führt uns unser Mündigwerden zu einer wahrhaftigeren Er-kenntnis unsrer Lage vor Gott (…) Vor und mit Gott leben wir ohne Gott. Gott läßt sich aus der Welt herausdrängen ans Kreuz, Gott ist ohnmächtig und schwach in der Welt und gerade und nur so ist er bei uns und hilft uns.”690 En in andere brieven:

“Der Mensch wird aufgerufen, das Leiden Gottes an der gottlosen Welt mitzuleiden. Er muß also wirklich in der gottlosen Welt leben und darf nicht den Versuch ma-chen, ihre Gottlosigkeit irgendwie religiös zu verdecken, zu verklären; er muß ‘welt-lich’ leben und nimmt eben darin an dem Leiden Gottes Teil (…). Nicht der religiö-se Akt macht den Christen, sondern das Teilnehmen am Leiden Gottes im weltlichen Leben.”691

“Ich habe in den letzten Jahren mehr und mehr die tiefe Diesseitigkeit des Christentums kennen und verstehen gelernt; nicht ein homo religiosus, sondern ein Mensch schlechthin ist der Christ, wie Jesus – im Unterschied wohl zu Johannes dem Täufer – Mensch war. Nicht die platte und banale Diesseitigkeit der Aufgeklär-ten, Betriebsamen, der Bequemen oder der Laszieven, sondern die tiefe Diesseitig-keit, die voller Zucht ist, und in der die Erkenntnis des Todes und der Auferstehung immer gegenwärtig ist….”692

Uit al deze brieffragmenten van Bonhoeffer spreekt een radicale kritiek op de chris-tendommelijkheid. Hij heeft het over het leven in deze wereld als ‘uithouden voor

Bonhoeffer de invulling heeft van het bij Christus blijven, in zijn kerk blijven, de niet goed-kope maar de kostbare genade. Disciplina Arcani en de wereldlijkheid worden dialectisch op elkaar betrokken en met elkaar verbonden.

688

Widerstand und Ergebung, 341. DBW, 8, 454, 455.

689

Widerstand und Ergebung, 369. DBW, 8, 500.

690

Widerstand und Ergebung, 394. DBW, 8, 533 (16 juli 1944).

691

Widerstand und Ergebung, 395. DBW, 8, 535 (18 juli 1944).

692

Widerstand und Ergebung, 401. Bonhoeffer voegt er dan aan toe: “Ich glaube, daß Luther in dieser Diesseitigkeit gelebt hat.” DBW, 8, 541 (21 juli 1944).

140

Gods aangezicht.’693 En hij denkt daarbij zeer christocentrisch: Jezus Christus is het midden van deze wereld. Bonhoeffer wijst met zijn kritiek op de religie zowel de wereldmijding af, alsook religieus passivisme of activisme. Het gaat hem ten diepste om de liefde. De liefde voor Christus, die zich uit in de liefde tot de medemens. De gemeenschap met Christus, met het er voor de anderen zijn door Jezus Christus. Hier zit ook een dubbele plaatsbekleding in. Men is voor de ander een ‘Christus’ maar achter de ander kan men ook een ‘Christus’ zien.694 Juist dat geeft een ver-antwoordelijk leven in vrijheid. ‘Het hemelse’ en ‘het aardse’ liggen dan als het ware in elkaars verlengde; niets is de mens meer nabij dan het transcendente: ‘iedere naaste vlak bij mij is het transcendente.’ God in mensengestalte! Bonhoeffer wil niet zonder God leven, maar wel zonder een god als ‘Lückenbüßer’. Hij onthult de God-loosheid van deze wereld en van de mens en wil met die belijdenis voor God komen. Daarmee neemt hij juist het leven en het lijden van God in Jezus Christus in deze wereld serieus. En daarmee neemt hij ook het lijden van de mens serieus. Daarmee neemt hij het geloofsleven serieus alsook het gebed, de prediking en de sacramenten. Zo maakt hij juist Christus weer tot Heer van de wereld, maar wel in modo crucis. In de zoektocht naar de heerschappij van God in deze wereld kan men niet om het kruis heen.695

Dat het kruis van Christus op deze aarde is betrokken is voor Bonhoeffer een pasto-rale ontdekking. Bonhoeffer vertelt over een gesprek met een jonge Franse predi-kant. “We hadden ons eenvoudig de vraag gesteld wat we eigenlijk wilden met ons leven. Hij zei: ik zou heilige willen worden (en ik acht het niet voor onmogelijk dat hij het geworden is). Dat maakte indruk op mij. Toch kwam ik met een andere me-ning en zei ongeveer: ik zou willen leren geloven. Lange tijd heb ik niet beseft hoe

693

Bonhoeffer spreekt hier over de mondige wereld. Zijn denken samenvattend, zegt Bon-hoeffer over de mondige wereld het volgende: ‘mondigheid’ is onze positie in de wereld van vandaag. De kerk zal, in haar diepgewortelde neiging tot religie, moeten seculariseren. ‘Secu-lariseren’ is geen optie, maar noodzaak. Het aanvaarden van de mondigheid van de wereld bevrijdt van een angstig, archaïsch en marchanderend godsgeloof. In de moderne tijd kan het vita christiana niet anders dan ‘wereldlijk’ zijn, maar christelijke enclaves in de wereld beho-ren niet tot de bedoeling van God. Maar dan gaat Bonhoeffer verder! Zijn brieven uit de gevangenis (Widerstand und Ergebung) zijn geen pleidooi voor mondigheid ‘an sich’ en lenen zich in hun persoonlijke karakter ook niet voor theorema’s. Wel kan worden opgemerkt dat zijn denken over de mondigheid van de wereld een richting heeft. Bonhoeffer spreekt met twee woorden over de mondigheid van de wereld. Het gaat hem om ‘Christus en de mondige wereld’. Er is er geen dualisme meer tussen christelijk en wereldlijk. Maar er blijft wel duali-teit. Ook Bonhoeffers concept van de mondige wereld wordt gedragen door zijn christologie. Wij zijn geen heren, maar werktuigen in de hand van de Heer. Het ‘Ik’ van Christus (‘zie, Ik maak alle dingen nieuw’) staat tegenover de ‘wereld’. Dat stelt Bonhoeffer niet alleen in Nachfolge, ook in Widerstand und Ergebung. Er blijven twee polen: niet van kerk en wereld, maar van Christus en de wereld.

694

In DBW, 6, 195-296, staat een mooie verwijzing naar de Bergrede die de diepe bedoeling van Bonhoeffer verwoordt (275): “Hinter dem Nächsten, den uns der Ruf Jesu anbefiehlt, steht auch für Jesus der Fernste, nämlich Jesus Christus selbst, Gott selbst. Wer hinter dem Nächsten nicht diesen Fernsten weiß und diesen Fernsten zugleich als deinen Nächsten, der dient nicht den Nächsten, sondern sich selbst, der flüchtet sich aus der freien Luft der Ver-antwortung in die Enge bequemer Pflichterfüllung.”

695

P. Filipi, ‘Bonhoeffer als Prediger’, 159: “So stößt Bonhoeffer in seiner Suche nach dem Konkreten der Gegenwart und Herrschaft Gottes immer wieder auf das Kreuz Christi.”

141 diep deze tegenstelling is. Ik dacht dat ik kon leren geloven, als ik zelf probeerde ongeveer als een heilige te leven. Mijn ‘Navolging’ schreef ik als afsluiting van die periode. Ik zie op het ogenblik duidelijk de gevaren van dat boek696, maar blijf er desondanks achterstaan. Later heb ik ervaren en ik ervaar het tot op dit moment, dat je pas leert geloven als je midden in de aardsheid van dit leven staat; als je er volle-dig van afziet iets te maken van jezelf - een heilige, een bekeerde zondaar, een man van de kerk, een priesterlijk figuur!, een rechtvaardige of onrechtvaardige, een zieke of gezonde; als je aards leeft, dus met alle taken en problemen, successen en misluk-kingen, met alle ervaringen en twijfels; want dan geef je je helemaal over aan God, dan neem je niet meer je eigen lijden maar Gods lijden in de wereld au-sérieux, dan waak je met Christus in Getsemane. Dat is meen ik, geloof, dat is metanoia (om-keer); zo word je een mens, een christen (vgl. Jer. 45). Hoe zou je bij successen overmoedig of bij mislukkingen wanhopig kunnen worden als je in het aardse leven het lijden van God mee lijdt? Ik ben dankbaar, dat ik dit heb mogen inzien en weet dat ik tot dit inzicht alleen ben gekomen langs de weg die ik in feite gegaan ben. Daarom denk ik dankbaar en gerust aan het verleden en aan het heden. (…) Gott führe uns freundlich durch diese Zeiten; aber vor allem führe er uns zu sich.”697 Nogmaals, bij Bonhoeffer gaat het om het wonder van de ‘Geheimnis Gottes im Fleisch’.698 Niet de Vader en de Geest, maar alleen de Zoon verschijnt in het bede-laarsgewaad van de menselijke natuur. In Hem vindt het eenmalige en unieke won-der van de incarnatie plaats. In de persoon van Jezus Christus zijn God en mens verenigd: onvermengd, onveranderd, ongedeeld en ongescheiden. In deze uitspraak is het geheimenis eerbiedig bewaard gebleven.

5.4.3 Diciplina Arcani bij Dietrich Bonhoeffer