• No results found

Hoofdstuk 3: Het tweeërlei regiment bij Maarten Luther

3.5 De rechterhand en de linkerhand van God

3.5.3 Beschrijving van de regimenten

Wat verstaat Luther precies onder het geestelijk en wereldlijk regiment? In de vol-gende onderdelen zoek ik naar een antwoord.

3.5.3.1 Het geestelijk regiment

Onder het geestelijk regiment rekent Luther het Koninkrijk van God. Het heeft zijn oorsprong in de hemel en is van een totaal andere orde dan de wereldlijke regimen-ten. Het geestelijk regiment regeert de mensen door het in Woord en Sacrament aangereikte Evangelie. Hier wordt de vergeving van zonden verkondigd en de vrij-heid van de kinderen van God.304 In dit rijk (geen bereik maar een personenverband) ontmoet de mens dus niet een God van toorn en wet, maar een Vader die hem barm-hartigheid en vergeving schenkt. Christus heerst door zijn Heilige Geest, die leerten maakt de mens zo, dat hij niemand onrecht doet, voor iedereen liefde heeft, voor iedereen graag en vrolijk onrecht lijdt, ja zelfs tot in de dood toe.305 Het geestelijke regiment bepaalt het leven van de mens. Dit betekent niet dat de christen vrij is van wereldlijke structuren of dat christenen onderling voor elkaar geen verantwoorde-lijkheid zouden moeten dragen, maar wel dat alles binnen het geestelijk regiment

302

WA 11, 251, 15: “Darumb hatt Gott die zwey regiment verordnet, das geystliche, wilchs Christen unnd frum leutt macht durch den heyligen geyst unter Christo, unnd das welltliche, wilchs den unchristen und bösen weret, dass sie eutzerlich müssen frid halten und still seyn on yhren danck.” Luther zegt verder: “Es ist der eine und selbe Gott, der beide regimente verordnet hat.”

303

Een voorbeeld hiervan is Luthers verklaring van het Hooglied. WA 31 II, 586-769. Hij distantieert zich van de traditionele uitleg, waarin de Bruidegom Christus is en de bruid de kerk, maar gaat een nieuwe weg door aan het Hooglied een politieke betekenis toe te kennen. In de inleiding geeft Luther aan dat het Hooglied handelt over Gods ordeningen in de regering en over zijn volk. Hij leest het lied als een gedicht, waarin God gedankt wordt voor een ‘goed en rechtvaardig regiment’. Kerk en staat zijn samen een Godsgeschenk, waaraan God zijn goedkeuring hecht, (Vgl. WA 31 II, 733.) Een omvattende studie hieromtrent is te vinden bij M. Verduin, Canticum Canticorum. Het lied der liederen. Een onderzoek naar de betekenis, de functie en de invloed van de bronnen van de kanttekeningen bij het Hooglied in de Staten-bijbel van 1637 , Utrecht 1992, 258-326.

304

P. Althaus, ‘Luthers Lehre von den beiden Reichen im Feuer der Kritik’, in: Reich Gottes und Welt, Die Lehre Luthers von den zwei Reichen, Herausgegeben von H.H. Schrey, Darm-stadt 1969 (105-141), 109:“Er regiert durch das im Wort und Sakrament dargebotene Evan-gelium, d.h. dadurch daß er den Seinen die Vergebung der Sünden und damit die Freiheit der Kinder Gottes bringt.”

305

WA 11, 250, 3: “das sie niemant unrecht thun, yderman lieben, von yderman gerne und frölich unrecht leyden, auch den todt.”

66

geschiedt vanuit het geloof en de liefde. Wezenlijke structuren zijn niet nodig: bin-nen dit regiment leven de christebin-nen volgens de geboden van God en naar de wil van God. Hier gelden de regels zoals Jezus die in de Bergrede tekent; een liefde die zonder grenzen is en zodoende grenzeloos vergeeft, niet toornt en geen andere wa-pens hanteert dan alleen de liefde op zich en het dienen van de naaste.306 Eén ding is voor Luther duidelijk, de wereld kan niet met het Evangelie geregeerd worden.307 In het wereldlijk regiment gelden andere spelregels dan in het geestelijk regiment. In het wereldlijk regiment wordt geregeerd met uiterlijke dwang. Wel regeert Christus ook in het wereldlijk regiment. Hij regeert daar door middel van mensen.

Luther zelf geeft aan dat de christen in het rijk van Christus leeft. Voor hen zijn de rechten van de staat niet beslissend, omdat zij immers bereid zijn onrecht te lijden. Zij hebben de zwaardmacht van de overheid eigenlijk niet nodig.308 Tegelijkertijd vindt Luther de staat bepalend voor de omgang met de naaste. Het wereldlijk regi-ment is er ten behoeve van de omgang met alle mensen. Luther beroept zich op Romeinen 13, 1 en 1 Petrus 2,13 en zegt: “Aber weyl eyn rechter Christen auff erden nicht yhm selbs sondern seynem nehisten lebt unnd dienet szo thutt er von art seyns geystes auch das des er nichts bedarff sondern das seinem nehisten nutz und nott ist. Nu aber das schwerd eyn grotz nodlicher nutz ist aller welt das frid erhalten sund gestrafft und den bösen geweret werde szo gibt er sich auffs aller willigst unter des schwerds regiment gibt schos ehret die uberkeyt dienet hilfft und thut alles was er kan das der gewalt fodderlich ist auff das sie ym schwang und bey ehre und furcht erhalten werde wie wol er des fur sich keynes darff noch yhm not ist Denn er sihet darnach was andern nutz und gütt ist.”309

3.5.3.2 Het wereldlijk regiment

Met bovenstaande uitspraak van Luther staat men midden in het wereldlijk regiment. In het wereldlijk regiment gaat het om wereldlijke gerechtigheid, die bereikt wordt door middel van heerschappij en dwang, door middel van de zwaardmacht en de wetten. Luther denkt hierbij niet alleen aan de overheid. Dat blijkt al op de wijze waarop hij ‘de macht van het zwaard’ uitlegt: Deze macht geeft aan wat tot het we-reldlijke regiment behoort, zoals alle wewe-reldlijke rechten en wetten, zeden en ge-woonten, gebruiken en standen, onderscheiden ambten, persoon, kleding

306 P. Althaus, ‘Luthers Lehre von den beiden Reichen’, 109: “Sie empfangen die Liebe, wie Jesus sie in der Bergpredigt zeichnet: die ohne Schranke gibt, grenzenlos vergibt, sich nicht rächt, keine andere Waffe führt als eben das Lieben selbst, das Dienen am Mitmenschen.”

307 Vgl. WA 11, 251, 22; WA 15, 301, 18; 306, 28: “So habe ich nu ofttmals geleret, das man die weltt nach dem Euangelio und Christlicher liebe nicht soll noch mag regieren, sondern nach strengen gesetzen mit schwerd und gewalt, darumb das die welt böse ist und widder Evangelion noch liebe annympt, sondern nach yhrem mutwillen thut und lebt, wo sie nicht mit gewalt gezwungen wird.”

308

WA 11, 250, 18. Luther zegt hier dat de christenen “durch den geyst unnd glawben aller ding genaturt das sie wol und recht thun mehr denn man sie mit allen gesetzen leren kan und dürfen fur sich selbs keyn gesetzs noch rechts.”

309

67 voort.310 Dit alles draagt bij tot de tijdelijke vrede en welvaart.311 Het wereldlijk regiment is nodig om ‘de boze’ in te dammen. Tegenover de grenzeloze begeerten en hebzucht van de mens kan de Staat slechts met de door haar verkregen macht en de doorgevoerde rechtsorde de voortdurende chaos tegengaan en de orde en vrede bewaren.312 Luther wijst er op dat christenen voor zichzelf het wereldlijk regiment niet nodig hebben. Zij doen immers vanzelf uit naastenliefde en dankbaarheid al wat God van hen vraagt. Toch behoren ook zij zich aan het wereldlijk regiment te hou-den en mee te werken aan de uitvoering ervan. Zo moeten wij begrijpen dat het wereldlijke regiment bestaat uit Gods liefde en goedheid, die de mens binnen het wereldlijk bestaan het leven schenkt en onderhoudt en geestelijk door het Evangelie rechtvaardig maakt.313

Een christen kan zo handelingen verrichten (bijvoorbeeld soldaat zijn, het zwaard hanteren, etc.) die hem voor zichzelf als christen coram Deo tot zondaar zouden maken, maar die hij met een goed geweten kan doen binnen de door God gelegde verbanden van het wereldlijk regiment. Coram Deo is de christen, een persoon, op zich zonder enige binding met anderen, maar het coram Deo is niet de enige positie welke de mens heeft. Hij staat ook voor het aangezicht van de mensen, coram

homi-nibus. Hij moet zich dus aan anderen binden en dat is nu wat Christus met het

we-reldlijk regiment wil bereiken.314Op deze wijze (de mens als staande coram Deo zowel als coram hominibus) wil Luther de Bijbelse lijn van de goddelijke genade zonder menselijke verdienste, maar ook de plicht tot goede werken tot zijn recht laten komen. Het is voor Luther een duidelijke zaak dat het wereldlijk regiment in de lijn van de goede werken niet tiranniek, maar vaderlijk moet zijn.315 “Het door God ingestelde ‘ambt’ van de overheid betekent bij Luther dan ook geen religieuze ideo-logisering van politieke machtsverhoudingen, maar verwijst naar de ‘dienst’ die met dit ambt verbonden is. Deze dienst is altijd gericht op de ander ten behoeve van wie het ambt is ingesteld.”316

310

WA 11, 258, 28; zie ook: WA 23, 514, 1: “Durchs schwerd aber verstehe ich alles, was zum weltlichen regiment gehört, als weltliche rechte und gesetze, sitten und gewohnheiten, geberden, stende, unterscheidene empter, person, kleider, etc.”

311 WA 23, 390, 14: “Diese ‘weltlich’ oder ‘zeitlich’ regiment ist nötig neben dem reich Chris-ti. ohn das könnte dies Leben nicht bestehen.”

312

P. Althaus, Luthers Lehre von den beiden Reichen, 110: “Gegenüber der grenzenlosen Begehrlichkeit und Selbstsucht der Menschen kann nur der Staat durch die von Macht getra-gene und durchgesetzte Rechtsordnung dem ständig drohenden Chaos wehren, die Ordnung und den Frieden wahren.”

313

Vgl. O.H. Pesch, Hinführung zu Luther, 232: “Das Weltliche Regiment ist jetzt einen Liebe und Güte Gottes, die dem Menschen im weltlichen Bereich sein Leben schenkt und erhält und ihn geistlich durch das Evangelium gerecht macht.”

314

Zo ook: L. Schuurman, Confusio Regnorum, 74: “Coram Deo ist der Christ eine Person für sich selbst ohne irgendeine Bindung an andere Menschen. Aber ‘Coram Deo’ ist nicht die einzige Position des Menschen: er soll auch ‘Coram Hominibus’ sein und das ist es was der Christ mit dem weltlichen Regiment zu schaffen hat.”

315

Zie: M. Luther, De Grote Katechismus, vertaald en ingeleid door P. Boendermaker, Ro-zenburg 1978, 34 – 45.

316

68