• No results found

Soorten forensische diagnostiek

forensische diagnostiek in strafrechtelijk kader

8 Forensische diagnostiek in civielrechtelijk kader volgens het Landelijk Kader

8.4 Soorten forensische diagnostiek

Een gedragsdeskundig onderzoek in civielrechtelijk kader kent, net als in het strafrechtelijke kader, meerdere varianten (zie 4.4):

enkelvoudig psychologisch/orthopedagogisch onderzoek;

enkelvoudig psychiatrisch onderzoek;

multidisciplinair ambulant (de combinatie van bovenstaande vormen en eventueel een medisch hulponderzoek);

multidisciplinair klinisch (door Jeugd Forensisch Psychiatrische kliniek (FPK));

multidisciplinair residentieel (door JJI mits voorzien van een verblijfstitel);

ambulant en klinische gedragsobservatie (door JJI of Jeugd FPK). Net als in het strafrechtelijk kader (zie 4.4) kunnen deze soorten onderzoek worden ingezet als:

een regulier forensisch diagnostisch onderzoek;

een second opinion;

een aanvullend onderzoek;

een contra-expertise.

8.5 Kwaliteitscriteria, formats en handreikingen 8.5.1 Kwaliteitscriteria

Om te zorgen dat de kwaliteit en de uniformiteit van de forensisch diagnosti-sche rapportages en de rechtsgelijkheid geborgd worden, zijn er net als voor het strafrechtelijk kader criteria opgesteld voor de diverse stappen in het proces.

In het civielrechtelijk kader zijn criteria ontwikkeld voor: 1 noodzaak van onderzoek

2 uniforme vraagstelling 3 uniforme rapportage 4 de rapporteur

Noodzaak van onderzoek

Net als in het strafrechtelijk kader dient een onderzoek alleen aangevraagd te worden als het daadwerkelijk meerwaarde zal opleveren en bijdraagt aan een gewogen juridische beslissing. De aanvrager is ook hier verplicht om zijn afweging met betrekking tot de noodzaak van de aanvraag in het aan-vraagdocument aan te geven. Daarbij moet duidelijk worden dat het om be-slissingsdiagnostiek gaat en niet om behandelingsdiagnostiek. Er kunnen echter wel behandelingsgerichte vragen worden gesteld als ze aansluiten bij de vragen van het forensisch diagnostisch onderzoek.

Een onderzoek is volgens het Landelijk Kader FDJ alleen noodzakelijk als de beschikbare informatie niet toereikend is voor het adviseren over of om te komen tot een juridische beslissing over de vraag of het kind bedreigd wordt in de geestelijke of lichamelijke gezondheid. Er moeten altijd twee elementen gewogen worden:

de doelstelling van de diagnostiek (behandelings- of beslissingsgericht);

de beschikbaarheid van informatie.

Vervolgens dient net als in het strafrechtelijk kader een goede afweging gemaakt te worden voor het soort onderzoek, een enkelvoudig psycholo-gisch of een psychiatrisch onderzoek. De keuze voor het soort onderzoek dient in de aanvraag gemotiveerd te worden.

Uniforme vraagstelling

Het Landelijk Kader bepaalt dat landelijk gewerkt dient te worden met een uniforme vraagstelling. De vragen moeten gedragsdeskundig gericht zijn en de juridische beslissing ondersteunen.

Uniforme rapportage

Landelijk dient gewerkt te worden volgens een zelfde rapportageformat. Kwaliteitscriteria rapporteurs

Er zijn in het Landelijk Kader FDJ aparte kwaliteitscriteria opgenomen voor rapporteurs in het civielrechtelijk kader. Forensisch civielrechtelijke rappor-teurs moeten aan volgende criteria voldoen:

1 BIG-registratie hebben of BIG-opleidingstraject volgen.

2 Universitaire opleiding tot orthopedagoog, psycholoog of (kinder- en jeugd) psychiater afgerond hebben.

3 Aanvullende forensische scholing (bijvoorbeeld via stichting Pro Justitia) volgen.

4 Als beginnend rapporteur minimaal vijf rapportages onder supervisie van senior rapporteur hebben gedaan.

5 Indien in BIG-opleidingstraject; gedurende dit traject supervisie krijgen. 6 Aan intervisie en intercollegiale toetsing door mederapporteurs en aan

specifieke forensische bijscholing doen.

7 Minimaal zes civielrechtelijke rapportages per jaar doen.

8 Erkend en geregistreerd zijn in rapporteursregister van landelijke com-missie rapportage.

Indien een rapporteur nog niet aan de criteria voldoet, dient dit in overleg met de opdrachtgever geborgd te worden (door middel van supervisie en medeverantwoordelijkheid van een senior rapporteur).

8.5.2 Formats

Er zijn formats ontwikkeld voor een uniforme vraagstelling en de rapportage: 1 Het format vraagstelling civielrechtelijke forensische diagnostiek.

2 Het format rapportage civielrechtelijke forensische diagnostiek.

Om de vraagstelling aan te geven zijn in het Landelijk Kader FDJ twee vra-genlijsten opgenomen met relevante vragen. De eerste vragenlijst betreft forensische diagnostiek in het kader van omgang- en gezagsregelingen. De tweede vragenlijst betreft onderzoek in het kader van beschermingszaken (en pleeggezinplaatsingen). Beide vragenlijsten hebben vragen die betrek-king hebben op:

het kind;

moeder, vader en indien van toepassing verzorger(s)/pleegouder(s);

psychiatrisch onderzoek;

overig.

De aanvrager dient in de vragenlijst de vragen aan te kruisen die beant-woord dienen te worden in het onderzoek.

Het format rapportage civielrechtelijke forensische diagnostiek bevat de volgende onderdelen:

verantwoording onderzoek en onderzoeksopzet (onderzoeksmethoden, gebruik informanten, medewerking);

probleemanalyse en aanleiding onderzoek;

samenvatting en interpretatie; commentaar cliënt; beantwoording vraagstelling; slotbeschouwing; bijlagen. 8.5.3 Handreikingen

Voor de onderbouwing van de noodzaak van forensisch onderzoek geeft het civielrechtelijke deel van het Landelijk Kader twee instrumenten:

1 Een handreiking met richtlijnen om de beslissing te nemen tot het al dan niet doen van forensisch onderzoek in civielrechtelijk kader.

2 Een indicatieoverleg van betrokkenen om de noodzaak tot een onderzoek te bespreken.

In de handreiking ‘bepaling noodzaak civielrechtelijk forensische diagnos-tiek’ wordt eerst een omschrijving gegeven van wat forensische diagnostiek is in civielrechtelijk kader. Vervolgens wordt het verschil tussen beslissings-gerichte en behandelingsbeslissings-gerichte of zorgdiagnostiek aangegeven. Uitgangs-punt bij de beslissing of forensische diagnostiek noodzakelijk is, is de be-schikbare informatie. Op basis van die informatie en het besluit of die informatie voldoende is, komt men tot een beslissing over het al dan niet aanvragen van forensische diagnostiek.

De aanvrager bepaalt of er behoefte is aan ondersteuning op het gebied van inhoudelijke kennis met betrekking tot de noodzaak van het onderzoek, het soort onderzoek en/of de vraagstelling. Als dit het geval is, vraagt de aan-vrager bij het NIFP een indicatieoverleg aan. In overleg met het NIFP wor-den de eventueel te betrekken partijen (RvdK, BJZ en/of de kinderrechter) vastgesteld. Tijdens het indicatieoverleg worden de vragen van de

aanvra-ger behandeld en wordt eventueel advies gegeven ten aanzien van de noodzaak van een forensische diagnose, het gebruik van bestaande foren-sische of reguliere diagnose, het soort onderzoek en de vraagstelling.

8.6 Taken en verantwoordelijkheden ketenpartners Organisatiemodel

Het hoofdproces van forensische diagnostiek bestaat voor de civielrechtelij-ke diagnostiek uit zes stappen:

1 adviseren 2 aanvragen 3 bemiddelen 4 uitvoeren 5 toetsen kwaliteit

6 toetsen of vraag beantwoord is

Aan elk stap zijn verantwoordelijke spelers en hun taken gekoppeld.

Bron: bewerking schema uit het Landelijk Kader p.15, (…) is niet voor alle partijen verplicht.

Aanvragers forensische diagnostiek

Het aanvragen van forensisch onderzoek in civiele zaken is volgens het Landelijk Kader voorbehouden aan de RvdK, het BJZ en de rechter. Het Landelijk Kader is echter alleen dwingend voor de RvdK en de rechter. De aanvrager van onderzoek bepaalt volgens het Landelijk Kader of er onder-steuning en overleg nodig is in de vorm van een indicatieoverleg. Het NIFP kan hierbij adviseren over de noodzaak, het soort onderzoek en de vraag-stelling. De aanvrager dient bij een positief besluit voor een onderzoek de

(Bemiddelen)

Uitvoeren

(Toetsen kwaliteit)

Toetsen of vraag be-antwoord is

(NIFP)

Alle uitvoeringsorganisaties die aan de vastgestelde criteria voldoen (NIFP) Aanvrager Op verzoek adviseren Aanvragen NIFP BJZ, ZM, RvdK Externe borging door inspec-tie

onderzoeksopdracht met de cliënt en diens ouders/wettelijk gezagsdragers te bespreken. Als er toestemming van die zijde komt, vindt de uiteindelijke onderzoeksaanvraag plaats. De Raad dient gebruik te maken van het stan-daardformulier civielrechtelijke rapportages inclusief de vragenlijst. BJZ kan gebruik maken van dit standaardformulier.

NIFP

Volgens het Landelijk Kader FDJ dient de aanvraag te gebeuren bij het NIFP die vervolgens bemiddelt en later de kwaliteit van de rapportage toetst. Volgt er geen toestemming van de cliënt of diens wettelijk vertegenwoordi-ger(s) dan kan de aanvrager vervangende toestemming vragen van de rech-ter. Pas daarna kan de onderzoeksaanvraag bij het NIFP worden ingediend. Omdat het Landelijk Kader niet verplicht is gesteld voor de BJZ’s, zijn zij niet verplicht de aanvragen via het NIFP te laten lopen. Zij kunnen forensische diagnostiek rechtstreeks bij de rapporteurs aanvragen.