• No results found

Conclusies forensische diagnostiek in strafrechtelijk kader

forensische diagnostiek in strafrechtelijk kader

7 Conclusies forensische diagnostiek in strafrechtelijk kader

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen met betrekking tot forensische diagnostiek in het strafrechtelijk kader beantwoord op basis van de resulta-ten van de documenresulta-tenanalyse, de analyse van gegevens uit het FRIS, het dossieronderzoek en de kwalitatieve interviews.

7.1 Hoe ziet het Landelijk Kader eruit en welke doelstellingen heeft het?

Forensische diagnostiek in het strafrechtelijk kader is duidelijk omschreven in het Landelijk Kader. Voor de invoering van het Landelijk Kader ontbrak een dergelijke omschrijving. Forensische diagnostiek wordt in het Landelijk Kader gedefinieerd als beslissingsdiagnostiek. In het Landelijk Kader zijn duidelijke formats, criteria en landelijk bindende afspraken opgenomen. De taken en verantwoordelijk van de aanvragers, het NIFP en de rapporteurs zijn omschreven evenals formele kwaliteitscriteria. In het strafrechtelijk ka-der kan forensische diagnostiek aangevraagd worden door het OM en de ZM. De RvdK heeft die mogelijkheid alleen als het OM en het ZM besluiten geen onderzoek aan te vragen. Het NIFP heeft drie functies toegedeeld ge-kregen: advisering, bemiddeling en toetsing.

Voorafgaand aan de invoering van het Landelijk Kader werd geklaagd over de kwaliteit van de rapportages en te lange doorlooptijden, waardoor zittin-gen werden aangehouden. Het doel van het Landelijk Kader in het strafrech-telijk kader is dan ook om de doelmatigheid van aanvragen te verhogen, de kwaliteit van de rapportages te verbeteren en de doorlooptijden te verkorten.

7.2 In welke mate werken de betrokken partijen conform het Landelijk Kader

De verdeling van taken en verantwoordelijkheden is volgens de diverse ke-tenpartners in het Landelijk Kader helder. Door sommige respondenten wordt melding gemaakt van overlap en concurrentie tussen het werk van het NIFP en de RvdK. Volgens het Landelijk Kader moet advies over wenselijk-heid en inhoud van de rapportage in overleg geschieden tussen de RvdK en het NIFP. Dat gebeurt in de praktijk slechts bij twee van de vier onderzochte arrondissementen.

De aanvragen in de onderzochte arrondissementen lopen – conform het Landelijk Kader – via het NIFP. Er bestaan echter verschillen in de wijze waarop forensische diagnostiek in de vier arrondissementen wordt geïndi-ceerd en aangevraagd. In sommige arrondissementen wordt wel gebruik gemaakt van BooG, in anderen niet, in sommige arrondissementen is een standaard indicatieoverleg, in andere niet.

De geïnterviewde NIFP-coördinatoren gaven aan dat in de onderzochte ar-rondissementen het merendeel van de rapporteurs conform het Landelijk Kader BIG-geregistreerd of lid van een beroepsorganisatie is, of bezig is

met de opleiding psychologisch of psychiatrisch rapporteur. Echter, in regi-o's waar men kampt met een tekort aan rapporteurs, voldoen de rapporteurs die worden ingezet niet altijd aan de criteria. Rapporteurs blijken vaak niet aan het vereiste van de productie van minimaal zes rapportages pro justitia op jaarbasis te voldoen.

7.3 De huidige kwaliteit van de strafrechtelijke forensische diagnostiek

De formele kwaliteit van de rapportages is sinds de invoering van het Lande-lijk Kader verbeterd. Er is vooral vooruitgang geboekt op de formele kwali-teitscriteria waarvoor in het Landelijk Kader formats zijn opgenomen zoals de vraagstelling en het rapportageformat. Door de standaardvraagstelling wordt bovendien meer richting gegeven aan het diagnostisch onderzoek. Het standaardformat verhoogt de kwaliteit en de bruikbaarheid van de rap-portages. Deze verbetering wordt vooral vastgesteld in de arrondissementen waar verschillende onderzoeksbureaus werkzaam waren.

Naast de verbeteringen werden binnen het onderzoek ook verschillende knelpunten gesignaleerd die ook reeds aanwezig waren vóór invoering van het Landelijk Kader. De rapportages kunnen korter en bevatten teveel over-bodige informatie. Ook de relatie tussen het plegen van het delict en de ma-te van toerekeningsvatbaarheid ma-ten tijde van het plegen van het delict is niet altijd even duidelijk volgens de aanvragers. Er worden volgens de respon-denten nog steeds rapporten geproduceerd en strafadviezen gegeven die de nodige onderbouwing missen en te weinig aansluiten bij de juridische con-text waarin de informatie gebruikt moet worden. Ook over de beargumente-ring van het gebruik van diagnostische instrumenten wordt geklaagd. De geuite klachten zijn terug te vinden in de resultaten van het dossieron-derzoek. Op de vormaspecten van rapportages is duidelijk vooruitgang ge-boekt. Er is echter nog winst te boeken ten aanzien van de volgende aspec-ten:

Kennis van de behandelmogelijkheden en afwegen van de mogelijkhe-den.

Tijdigheid van de rapportages.

Beargumenteerde testkeuze.

Conclusie en advies besproken en toegelicht met jeugdige en/of ouders.

Beschrijving van de pedagogische (on)mogelijkheden van ouders.

Beschrijving van het morele functioneren van jongeren.

Functioneren thuis, op school/werk en met belangrijke anderen.

Beschrijving en toelichting van gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis en relatie tot het tenlastengelegde.

Beschrijving kans op recidive aan de hand van gestructureerde taxatie.

Beschrijving wenselijke en haalbare doelen.

Vermelding van de uitvoerbaarheid van het advies.

Alle vragen beargumenteerd beantwoorden.

In dit onderzoek is enkel gekeken naar formele kwaliteitscriteria en niet naar de inhoudelijke kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek. Ook het NIFP toetst rapportages enkel op formele kwaliteitscriteria.

7.4 De doorlooptijden van de forensische diagnostiek

Uit de interviews blijkt dat de aanvragers van jeugdforensisch onderzoek van mening zijn dat de tijdigheid van de rapportages te wensen overlaat en nauwelijks verbeterd is. Als gevolg daarvan moet een belangrijk deel van de zittingen worden aangehouden. Analyse op de registraties van de doorloop-tijden van de onderzoeken pro justitia in het FRIS laat zien dat, afhankelijk van het type onderzoek, tussen de helft en eenderde van de rapportages niet binnen de normtijd wordt opgeleverd. Ook blijkt dat, afhankelijk van het type rapport, tussen de helft en eenderde van de rapportages vlak voor of pas na de initiële zittingsdatum beschikbaar komt.

7.5 De doelmatigheid van de aanvragen voor forensische diagnostiek

Uit de interviews blijkt dat de doelmatigheid van de aanvragen sinds de in-voering van het Landelijk Kader is verhoogd. De respondenten beoordelen de aanvragen als doelmatig, in de zin dat aanvragen meer doordacht plaatsvinden. Bij de werkwijze om te bepalen of forensisch onderzoek nood-zakelijk is, moet een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Op grond van de interviews kan namelijk worden geconcludeerd dat in de praktijk verschil-len bestaan in de wijze waarop forensische diagnostiek wordt geïndiceerd: wel of geen gebruik van BooG, wel of geen indicatieoverleg. Daarnaast blijkt ook dat in sommige arrondissementen praktische overwegingen, zoals de beschikbaarheid van rapporteurs, meespelen in het al dan niet terughou-dender zijn in het adviseren van forensische diagnostiek door het NIFP.

7.6 Aantallen forensische onderzoek en kosten

Uit de analyse van de FRIS-registraties blijkt dat het aantal aangevraagde strafrapportages pro justitia na invoering van het Landelijk Kader tussen de 1.300 en 1.500 beweegt. Dit aantal ligt niet lager dan de 1.200 tot 1.400 die in de nulmeting voor invoering van het Landelijk Kader werden becijferd. Op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat de meer doelmatige aanvraag van de onderzoeken, zoals die door de geïnterviewde wordt gemeld, zich niet vertaalt in lagere aantallen onderzoeken.

Het uurtarief voor de rapporteurs is in de zomer van 2008 verhoogd; voor psychologisch onderzoek van 61,71 euro naar 80 euro en voor psychiatrisch onderzoek van 100 naar 107 euro. De reiskosten per retourkilometer zijn toen verhoogd van 1,54 naar 2,50 euro. De kosten voor psychologisch on-derzoek zijn met 30% verhoogd en van psychiatrisch onon-derzoek met 7%. Gezien het feit dat de helft van de onderzoeken uit psychologisch onderzoek bestaat, kunnen we vaststellen dat de kosten voor forensische diagnostiek fors zijn toegenomen.

8 Forensische diagnostiek in civielrechtelijk