• No results found

De laatste jaren zijn veel maatregelen genomen om het gebruik van de sociale zekerheid terug te dringen. Zowel op het nationale niveau en het sectorale niveau als op het niveau van de

individuele werkgever is dat het geval. Tot voor kort waren deze maatregelen vooral ingegeven vanuit f inanciële en maatschappelijke overwegingen. Thans staat ook de

arbeidsmarkt-problematiek hierbij centraal. Verder is van belang dat in het kader van het normalisatieproces bij de overheid, is voortgegaan met het onderbrengen van het overheidspersoneel onder de algemene socialezekerheidsregelingen.

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gebruik van de regelingen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. De relatie met (het beperken van) de arbeidsmarkt-problematiek staat daarbij centraal. Dit betekent dat met name aandacht besteed wordt aan de mogelijkheden voor preventie en reïntegratie.

Ziekteverzuim

Na een aanvankelijke daling van het ziekteverzuim, is dit verzuim sinds 1996-1997 weer aan het stijgen. De stijging geldt voor zowel de marktsector als de collectieve sector. Absolute cijfers over het ziekteverzuim zijn niet zonder meer vergelijkbaar vanwege verschillen in populatie,

leef tijdsopbouw en kwaliteit van de ziekteverzuimregistratie. Wel zijn de cijfers indicatief voor ontwikkelingen in een sector.

37

B1.6

Graf iek B1.23 laat zien dat het geregistreerde ziekteverzuimpercentage in de collectieve sector ruim 2 procent hoger ligt dan in de marktsector. Het is onduidelijk in hoeverre dit te wijten is aan onderregistratie in de marktsector. Andere relevante factoren zijn de ongunstige

arbeidsomstandigheden (met name in het taakveld zorg en welzijn) en de leef tijdsopbouw. Feit blijf t dat het ziekteverzuim in de collectieve sector relatief hoog is, en evenals in de marktsector na een aanvankelijke daling de laatste jaren weer stijgende is. Opmerkelijk is dat de stijging van het ziekteverzuim in de collectieve sector niet te wijten is aan een verhoging van het aantal ziekmeldingen, maar aan een verlenging van de verzuimduur. Deze toenemende duur van het ziekteverzuim kan van invloed zijn op de kans op arbeidsongeschiktheid.

Binnen de collectieve sector is het ziekteverzuim het hoogste in het taakveld zorg en welzijn en het taakveld onderwijs en wetenschappen (met name in de sector Onderwijs (po,vo,bve)). In zorg en welzijn is dat, gezien de leef tijdsopbouw in vergelijking met de andere delen van de collectieve sector, opmerkelijk. Hierbij spelen de ongunstige arbeidsomstandigheden (werkdruk, fysiek zwaar werk, werktempo niet zelf kunnen regelen, onregelmatigheidsdiensten) in dit taakveld een belankrijke rol.

Arbeidsongeschiktheid

In graf iek B1.24 is een overzicht gegeven van de meest relevante indicatoren voor de WAO, namelijk de instroom, de uitstroom en de lopende uitkeringen. In het kader van de preventie is het van belang de instroom in de WAO in beschouwing te nemen. De graf iek laat zien dat de instroom in de collectieve sector hoger ligt dan in de marktsector. Gegeven het feit dat het WAO-risico nauw gerelateerd is aan de leef tijd, is een hogere instroom in de collectieve sector niet verwonderlijk. Des te opmerkelijker is het dat de hogere instroom volledig voor rekening komt van het taakveld zorg en welzijn, het taakveld met het kleinste aandeel ouderen. De factoren die genoemd als verklaring van het hogere ziekteverzuim in het taakveld zorg en welzijn, zijn ook hierbij van belang. De andere delen van de collectieve sector hebben elk een lager instroom-percentage dan de marktsector. Dit geldt in het bijzonder voor het taakveld defensie en politie.

Relevant daarbij is dat in dit taakveld het leef tijdsontslag over het algemeen laag ligt, en dat voor de uitoefening van de executieve functies een goede gezondheid een belangrijke voorwaarde is.

38

Grafiek B1.23 Ziekteverzuim (exclusief zwangerschapsverlof) naar sector en taakveld (percentage 1997 + toename 1998)

Bronnen: Trendnota Arbeidszaken Overheid 2001, BZK; Rapportage Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn 2000, VWS; Ziekteverzuim binnen de overheid 1998, CBS; gegevens HBO-raad.

Een eerste relevant gegeven voor de reïntegratiemogelijkheden binnen een taakveld, is de omvang van de lopende uitkeringen. Bovenstaande graf iek toont dat het aantal arbeidsongeschikten (gerelateerd aan de werkgelegenheid) in de collectieve sector weliswaar lager is dan in de marktsector, maar met bijna 10 procent is ook de omvang van de arbeidsongeschiktheids-problematiek in de collectieve sector groot. Slechts het taakveld defensie en politie valt met 4 procent in positieve zin op.

Qua omvang is er dus een groot arbeidspotentieel. In de graf iek zijn daarnaast ook gegevens over de uitstroom opgenomen. Daaruit blijkt dat die uitstroom in de collectieve sector hoger ligt dan in de marktsector. Met name in het taakveld defensie en politie is het uitstroompercentage relatief hoog. Maar ook de andere taakvelden binnen de collectieve sector geven een hoger

uitstroompercentage te zien dan de marktsector als geheel. De verschillen zijn echter niet al te groot. Deze worden echter groter als alleen de uitstroom vanwege werkher vatting dan wel herstelverklaring in beschouwing wordt genomen. In de marktsector gaat het daarbij om 35 procent van de totale uitstroom, terwijl het in het taakveld zorg en welzijn om 58 procent gaat en bij de andere drie taakvelden samen om 41 procent van de totale uitstroom. Op basis van deze gegevens blijkt dat de absolute omvang van de reïntegratie naar werk (dan wel herstelverklaring) gelijk is aan 1 procent van de werkenden in de collectieve sector. In f te’s ligt dit (beduidend) lager, aangezien het bij de werkher vatting of herstelverklaring veelal gedeeltelijk arbeids-gehandicapten betref t. In het taakveld zorg en welzijn ligt het percentage hoger dan in de andere taakvelden.

Voor meer inzicht in de reïntegratiemogelijkheden is naast de omvang van de lopende uitkeringen ook de samenstelling naar leef tijd en mate van arbeidsongeschiktheid van belang. De gedeeltelijk arbeidsongeschikten die jonger zijn dan 55 jaar, vormen een belangrijk potentieel voor

reïntegratie.

39

Grafiek B1.24 Nieuwe, beëindigde en lopende WAO-uitkeringen naar sector en taakveld (1999)

0 4 8 12 16 20

instroom per 1000 werknemers uitstroom per 100 verzekerden lopende uitkeringen per 100 werknemers Marktsector

Collectieve sector Openbaar bestuur Defensie en politie Onderwijs en

Zorg en welzijn wetenschappen

Bronnen: Ontwikkeling arbeidsongeschiktheid, jaaroverzicht wao/waz/wajong, Lisv 2000; bewerking BZK.

40

Bronnen: Trendnota 2001, BZK; Rapportage Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn 2000, VWS; Ziekteverzuim binnen de overheid 1998, CBS;

gegevens HBO-raad.

Grafiek B1.25 Aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikten jonger dan 55 jaar naar taakveld in de collectieve sector, uitgedrukt in het percentage van het arbeidsvolume (1999).

openbaar bestuur

defensie en politie

zorg en welzijn onderwijs en

wetenschappen 0,0%

0,5%

1,0%

1,5%

2,0%

0%

1%

2%

3%

4%

5%

marktsector* openbaar bestuur** onderwijs en

wetenschappen*

zorg en welzijn*

defensie en veiligheid**

Grafiek B1.26 Percentage werklozen (wachtgelders en WW’ers) naar taakveld in fte’s (1999).

Bronnen: Trendnota Arbeidszaken Overheid 2001, BZK; Abp, bewerking BZK; Informatie sociale verzekeringen naar sectoren 1999, Lisv.

* uitgedrukt in uitkeringsjaren;

** uitgedrukt in wachtgeldfte’s ultimo het jaar.

Graf iek B1.25 laat zien dat de groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten jonger dan 55 jaar bij geen van de taakvelden groter is dan 1,5 procent van de werkgelegenheid. In absolute termen betref t het voor de vier taakvelden gezamenlijk ruim 15.000 f te’s. Het merendeel van deze groep is tussen de 50 en 55 jaar.

WW- en wachtgeldregelingen

Het aantal wachtgelders en/of WW’ers in de collectieve sector daalt gestaag ten opzichte van voorgaande jaren. Tussen de taakvelden bestaan aanzienlijke verschillen als gekeken wordt naar het aantal in personen. Het taakveld onderwijs en wetenschappen blijkt een beduidend hoger wachtgeldpercentage te hebben dan de andere taakvelden. Als het werkloosheidspercentage echter uitgedrukt wordt in aantallen f te’s ten opzichte van de werkgelegenheid, dan blijken de verschillen slechts beperkt te zijn (zie graf iek B1.26). Binnen het taakveld onderwijs en wetenschappen komen blijkbaar veel wachtgelders voor die maar voor een beperkt deel in de regeling zitten.

Uit de graf iek blijkt ook dat het werkloosheidspercentage in de marktsector hoger is dan in de vier taakvelden van de collectieve sector. Hierbij dient tevens rekening gehouden te worden met het feit dat het bij de marktsector en het taakveld zorg en welzijn om WW’ers gaat en bij de andere drie taakvelden om wachtgelders.

Circa 60 procent van de wachtgelders bij de overheid is 55 jaar of ouder. Dit is een gevolg van de verhoogde instroomkans van ouderen. Ook jongeren hebben – als gevolg van de af loop van tijdelijke contracten – een hogere instroomkans, maar vinden sneller een andere baan dan ouderen. De instroom van ouderen in werkloosheidsregelingen kan wellicht verlaagd worden met een specif iek ouderenbeleid. De laatste jaren is dat reeds op gang gekomen, en thans blijkt de werkloosheidskans voor ouderen in de collectieve sector dan ook te dalen. Zo heef t men binnen de sector Onderwijs (po,vo,bve) actief de wachtgeldpopulatie benaderd. Via een mailing zijn

ex-personeelsleden gepolst en dit leverde redelijk goede resultaten op. Zo is 11 procent van de reguliere vacatures in het basisonderwijs aan het begin van het schooljaar 1999-2000 ver vuld door wachtgelders.

41

42

B2.1 Technische beschrijving rekenmodel

B2.2 Vraag naar arbeid collectieve sector naar taakveld B2.3 Uitkomsten gevoeligheidsanalyses

43