• No results found

Sociale transformatie

In document Drenthe transformeert (pagina 38-45)

2 Sociaal-culturele ontwikkelingen

2.2 Sociale transformatie

De sterke groei en ingrijpende herverdeling van de bevolking in Drenthe had grote gevolgen voor de sociale structuur van de samenleving. Daarnaast hebben andere factoren, zoals de toename van het aantal voorzieningen voor onderwijs en maatschappelijk werk, hierbij een rol gespeeld, evenals de toename van de welvaart en mobiliteit. Ook de verandering van bestaansbronnen van een groot deel van de bevolking had de nodige sociale repercussies.

In het begin van de twintigste eeuw leefde het grootste deel van de bevolking in een typisch agrarische gemeenschap met een tamelijk gesloten karakter, er was weinig contact tussen Drenthe en de rest van Nederland. De volgende kenmerken werden genoemd als typerend voor Drenthe: een sterk gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid ten opzichte van de buitenwereld, een sterk gemeenschapsgevoel, een relatief geringe afstand tussen de standen, een sterke gehechtheid aan tradities en daarmee samenhangend een afkeer van vernieuwing, een eenvoudige en sobere leefstijl.87 Drenthe sloot zich af van de buitenwereld. Het statische karakter van de gesloten gemeenschap gaf gemakkelijk aanleiding tot sociale verstarring. Ondanks het verminderen of verdwijnen van bestaansmogelijkheden bleef men in het eigen dorp wonen. De gebrekkige infrastructuur in combinatie met geografische factoren speelden hier een belangrijke rol in. Vanuit de centrale overheid werd er in de negentiende eeuw weinig in de provincie geïnvesteerd en de Drentse gemeenten hadden zelf ook weinig geld voor zaken als de aanleg van infrastructuur, woningbouw, zorg en onderwijs. Drenthe was zeer dunbevolkt, maar ook erg arm.88

Langzaam was bij de Drenten desondanks het besef ontstaan dat het leven in gesloten gemeenschappen zijn langste tijd had gehad en dat veel dingen anders en beter konden. Door verbetering van de verkeersmogelijkheden en –middelen kwamen de dorpen meer open te liggen. In het begin van de twintigste eeuw was er in Drenthe sprake van een sterke bevolkingsgroei. Ook werd het wegennet gestaag uitgebreid en veranderden dorpen in stadjes (zie hoofdstuk 3 voor meer hierover).89 De ontsluiting van de provincie en de ontginning van de woeste gronden kwam in de tweede helft van de negentiende eeuw op gang en zette zich voort in de twintigste eeuw; hierover meer in hoofdstuk 4. Toch bleef Drenthe een achterstandsgebied ten opzichte van de rest van Nederland. De economische

87

Spek, Th., Het Drentse esdorpenlandschap, een historisch-geografische studie, Utrecht 2004, inleiding; Kleijn, A., Y.S. Dijkstra, De Drentse Dorpen, Meppel 1948, p. 191

88

Heringa, J. (ed.), Op.cit., p. 591; Assen, Drents Archief, verder afgekort als D.E.T.I., inv.nr. B26, ‘Drenthe op drift’, 1960

89

uitgangssituatie was dan ook verre van optimaal. Dit bleek nogmaals gedurende de periode tussen de twee wereldoorlogen, een periode van diepe ellende in Drenthe.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de wederopbouw echter krachtig ter hand genomen. De Drenten namen zich voor om zich niet langer achter te laten stellen. Op het economische vlak werd de industrialisatie hiervoor ingezet, in combinatie met de rationalisering van de landbouw. Dit leverde zeer positieve resultaten op. Op sociaal gebied was emancipatie dringend nodig. Onderwijs en maatschappelijk werk waren hierbij van groot belang.

Op het platteland werd na de oorlog een ingrijpende verschuiving binnen de sociale structuur teweeggebracht. Van oudsher waren de bewoners van de zandgebieden

overheersend, zij bekleedden over het algemeen de leidinggevende functies binnen de samenleving. Het betrof een besloten groep, waar een vreemdeling niet zomaar tussen kwam. Daar kwam echter langzaam verandering in. Er was sprake van een ‘emancipatie van het veen’, die sinds 1950 ook doelbewust werd nagestreefd door de rijksoverheid. Daartoe werd een tamelijk intensieve maatschappelijke begeleiding in de vorm van opbouwwerk en buurtwerk aangewend. De bewoners van de veengebieden waren van oudsher arm. Zij verrichten vooral seizoenswerk en woonden vaak onder erbarmelijke omstandigheden in het veen. Mede door de industrialisatie en emancipatie werden de onderlinge verschillen tussen de maatschappelijke groepen na de Tweede Wereldoorlog kleiner. De economische en sociale verhoudingen tussen de bewoners van de zandgronden en die van de veengebieden werden tijdens de wederopbouwperiode feitelijk omgedraaid. Waar de macht in eerste instantie bij de rijke boeren van de zandgronden lag, verschoof dit na de oorlog naar de veengebieden, waar de industrialisatie goed aansloeg. Ook binnen bestuurlijke kringen was deze omslag in de machtsverhoudingen merkbaar.90

Onder meer door dergelijk overheidsingrijpen werd de gesloten Drentse samenleving na de Tweede Wereldoorlog verder opengelegd. Overheidsbemoeiingen en decentralisatie verlegden het zwaartepunt van het dorpsgezag naar de wereld daarbuiten. Het aantal

overheidsinstellingen dat taken die vroeger door buren en familie werden uitgevoerd is na de oorlog sterk uitgebreid. Het gaat dan om instellingen op het gebied van maatschappelijk werk en buurtwerk, gezondheidszorg (kruisgebouwen) en onderwijs (voor zowel kinderen als volwassenen). De verzorgingsstaat vond zijn wortels eveneens in deze periode. De

Nederlandse bevolking werd door opbouwwerk en onderwijs ‘verheven’.91 De provincie heeft zich in de naoorlogse periode in Drenthe sterk ingezet voor het vergroten van de

90

Stapel, C., ‘De sociale ontwikkeling in het Noorden’ in: Economisch-statistische berichten, 44 (1959), p. 953-956

91

Vossen, H. , M. Schwegman, P. Wester (eds.), Vertrouwde patronen, nieuwe dromen, Nederland naar

contactmogelijkheden tussen bewoners, met als gevolg de stichting van vele dorpshuizen, verenigingen en dergelijke.92 In bijna elk dorp in Drenthe is sinds de wederopbouw een dorpshuis en een jeugdhonk te vinden. De stedelijke samenleving was niet langer ver weg, maar drong binnen in het landelijke leven. Niet langer hoefde men naar de grote stad om onderwijs te kunnen krijgen of een interessant verenigingsleven te kunnen onderhouden. De leerplicht werd alsmaar verhoogd, de dorpsjeugd kreeg een voortgezette opleiding (zie figuur 2.10 en 2.11). Jongere generaties stelden hogere eisen aan de levensstandaard en bleven niet meer in de dorpen wonen. Het hogere opleidingsniveau speelde hierbij mede een rol, in combinatie met de economische en maatschappelijke verzelfstandiging van de jongeren. Velen hadden zelf een baan in een fabriek of in de dienstensector, waren economisch onafhankelijk en gingen zich afzetten tegen de normen en waarden van de oudere generaties. De jeugd was niet langer tevreden met het gezapige dorpsleven, maar wilde meer leven in de brouwerij. Er moest op zaterdagen gedanst kunnen worden en men wilde kunnen kiezen uit een keur van verenigingen en activiteiten om aan deel te nemen.93 Het sterke gezag van de oudere generaties brokkelde af. De Drentse bevolking kreeg oog voor vernieuwing. De rol van de kerk nam eveneens af, met name onder de jeugd. De Drentse samenleving was nog steeds zeer stabiel, maar het isolement verdween. De functie van het dorp als samenhangende landbouwgemeenschap was afgenomen.94 De sociaal-culturele verschillen tussen stad en platteland hebben zich in de naoorlogse periode snel gewijzigd. Het platteland is niet langer los te zien van de steden, er is sprake van verweving van stedelijke met landelijke functies. Tegenwoordig ligt de betekenis van het platteland in de functie van vestigingsplaats voor wonen, werken en recreëren, het wordt niet langer primair als een landbouwgebied beschouwd. Het voorzieningenniveau van de grotere Drentse dorpen werd langzaam maar zeker opgekrikt, totdat het onderscheid tussen stad en

platteland grotendeels verdwenen was. In de kleinere dorpen traden problemen op, doordat er onvoldoende draagvlak was voor dergelijke voorzieningen. Deze dorpen liepen dan ook leeg.95

Ook in de Drentse steden vonden grote veranderingen plaats. De Drentse steden veranderden na 1945 van kleine, open stadjes met een landelijk karakter in moderne grote steden, weinig anders dan de steden in het westen van het land. Kort na de oorlog was er sprake van een groot woningtekort in Drenthe. De woningtelling van 1947 bracht aan het

92

Groen, P.C., Op.cit.

93

Galesloot, H., M. Schrevel (eds.), In fatsoen hersteld: zedelijkheid en wederopbouw na de oorlog, Amsterdam 1987

94

Kleijn, A., Y.S. Dijkstra, Op.cit., Meppel 1948; Waterbolk, A., D.M.E.A.J. Stork-van der Kuyl, F. Lutterop (ed.), Op.cit.

95

Knaap, G.A. van der, Stedelijke bewegingsruimte: over veranderingen in stad en land, Den Haag 2002, p.26

licht dat er een tekort van bijna 20 procent was.96 Een groot deel van de woningen in Drenthe was bovendien heel klein en verkeerde in slechte staat. In de naoorlogse periode vond dan ook op grote schaal woningbouw plaats in Drenthe. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van rijenbebouwing en ook werd in de Drentse steden geleidelijk steeds meer hoogbouw toegepast, iets dat voor Drenthe helemaal nieuw was. Alles bij elkaar nam de bebouwingsdichtheid sterk toe, niet alleen in de steden, maar ook in de dorpen.97

Voor de Drentse bevolking betekende de nieuwe dichte bebouwing een totale

omschakeling van levensgewoonten; men was gewend aan ruimte om de woning voor een geit, een varken en een moestuin. Daarvoor was in de nieuwe stads- en dorpsuitbreidingen geen ruimte. Dit veranderde de gehele sociale situatie. Nieuwe manieren van (zinnige) vrije tijdsbesteding moesten ontwikkeld worden wanneer men geen landje meer had om te bewerken. In feite was dit alleen haalbaar in de steden, voor dergelijke voorzieningen was het draagvlak in de kleinere plaatsen eenvoudigweg onvoldoende.98 Buiten de stedelijke kernen kende men praktisch geen voorzieningen.

Enerzijds was er sprake van een snelle bevolkingsgroei, anderzijds liepen delen van het platteland leeg ten gevolge van werkloosheid en migratie.99 Dit was een probleem dat in heel Nederland voorkwam. Er was sprake van een trek van het platteland naar de stad (zie figuur 2.3 en 2.12). De alsmaar groeiende bevolking legde een steeds grotere druk op de toch al beperkte ruimte. Het westen van het land raakte na de Tweede Wereldoorlog meer en meer volgebouwd. Dit gedeelte van het land had een sterke aanzuigende werking op de bevolking van andere landsdelen. Het gevolg was dat de meest draagkrachtige

bevolkingsgroepen de achterstandsgebieden verlieten. In Drenthe is te zien dat jongeren en hoogopgeleiden naar het westen trokken. In dergelijke migratiestromen is de sociale

onderlaag altijd ondervertegenwoordigd.100 Deze gebieden dreigden daardoor in een negatieve spiraal te raken. Het voorzieningenniveau kon niet op peil gehouden worden. Regionaal deden zich dan ook grote verschillen in bevolkingsdichtheid en ruimtegebruik voor. Zoals in hoofdstuk 1 uiteengezet is, trachtte de ruimtelijke ordening deze

96

Assen, Drents Archief, Gedeputeerde Staten 1814-1951, inv.nr. 113, ‘Jaarverslag Directie van de Wederopbouw en de Volkshuisvesting in de provincie Drenthe’, 1954

97

Assen, Drents Archief, Gedeputeerde J. Smallenbroek, inv.nr. 348, ‘Volkshuisvesting en stedebouw in Drenthe’, 1949

98

Assen, Drents Archief, Gedeputeerde J. Smallenbroek, inv.nr. 348, ‘Volkshuisvesting en stedebouw in Drenthe’, 1949; Assen, Drents Archief, Gedeputeerde Staten 1814-1951, inv.nr. 113, ‘Jaarverslag Directie van de Wederopbouw en de Volkshuisvesting in de provincie Drenthe’, 1954

99

Dieperink, J., ‘Ruimtelijke aspecten van de ontwikkeling van het Noorden’, Economisch-statistische

berichten, 44 (1959), p. 906; Denig, E., Op.cit.; Cammen, H. van der, L.A. de Klerk, Ruimtelijke ordening; Van plannen komen plannen, De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland, Utrecht 1999

(vierde druk), hoofdstuk 6

100

ongelijkmatige verdeling op te heffen.101 Na de oorlog had de rijksoverheid zich ten doel gesteld de welvaart en de bevolking gelijkmatig over het land te verdelen. Het opkomen van nieuwe transportmiddelen en uitbreiding van de infrastructuur maakten deze decentralisatie mogelijk. Het risico van verstedelijking van het platteland was daarbij echter groot.

Anderzijds was er echter sprake van de komst van grote aantallen nieuwelingen naar Drenthe. Het industrialisatiebeleid leverde hieraan een zeer belangrijke bijdrage. De

industrialisatie en de opkomst van het toerisme hebben gezorgd voor de introductie van grote aantallen vreemdelingen in de Drentse samenleving. Zij brachten andere, vaak meer vooruitstrevende, gewoontes en denkbeelden met zich mee. Veel van de nieuwe bewoners van Drenthe kwamen uit het stedelijke westen en waren een zeker voorzieningenniveau gewend. Zij stelden hoge eisen aan de omgeving en aan het sociale leven in hun nieuwe woonplaats. Bioscopen, zwembaden, winkelcentra, van al deze voorzieningen wilden zij kunnen genieten.

Ook de toegenomen vrije tijd leidde ook tot de introductie van meer en meer vreemdelingen in de dorpen (stedelingen die de ruimte opzochten, dagjesmensen, enzovoorts), met als gevolg snellere veranderingen en het uiteenvallen van de sociale structuur.102 Daarnaast is er sinds de jaren zestig een grote differentiatie in

huishoudensvormen in Nederland opgetreden. Er kwamen meer allochtonen,

alleenstaanden, kinderloze paren en tweeverdieners.103 Dit zorgde er mede voor dat de structuur van de samenleving ingrijpend veranderde.

Tevens droeg de sterke toename van de welvaart tijdens de naoorlogse periode bij aan de sociale veranderingen die plaatsvonden. Het industrialisatiebeleid maakte dit mede

mogelijk. In de loop van de jaren vijftig kwam er meer tijd voor ontspanning. De introductie van de vrije zaterdag in 1962 en de wet in 1966 die het recht op betaalde vakantie regelde zorgden ervoor dat de Nederlanders meer vrije tijd kregen. Cultuur, recreatie, toerisme en sport werden een steeds belangrijker onderdeel van het dagelijks leven. Veel Nederlanders werden lid van een sportvereniging of gingen in hun vrije uurtjes de natuur in. Ook het sociale leven werd uitgebreid en ging een steeds belangrijkere rol spelen.104 Met de Amerikaanse Mashalldollars en goederen had Nederland ook de Amerikaanse ‘way of life’ geïmporteerd. Nederland veranderde langzaam maar zeker in een consumptiemaatschappij. Alles wat je hartje begeerde moest te koop zijn. Er ontstond een alsmaar grotere behoefte

101

Nota inzake de ruimtelijke ordening in Nederland, eds. Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke

Ordening, Rijksdienst voor het Nationale Plan, Den Haag 1960; Het Westen en overig Nederland.

Ontwikkeling van de gebieden buiten het Westen des Lands, eds. Rijksdienst voor het Nationale Plan,

Centraal Planbureau, Den Haag 1956 (2e druk)

102

Groen, P.C., Op.cit.

103

Taverne, E.R.M., I. Visser (eds.), Stedebouw: de geschiedenis van de stad in de Nederlanden van 1500

tot heden, Nijmegen 1993, hoofdstuk 13

104

aan culturele en sociale voorzieningen. De overheid ging de rol van familie en vrienden gedeeltelijk overnemen.105 De inzet van particuliere en publieke bemoeienis met sport, cultuur en recreatie was onder andere ook het opheffen en opvoeden van de bevolking. In de loop van de jaren vijftig trad echter een verschuiving op in de richting van een meer open, individualiserende optiek.106

2.3 Conclusie

Wat de provincie Drenthe onderscheidt van de rest van Nederland, is de ongelooflijke snelheid waarmee ze zich ontwikkeld heeft na de Tweede Wereldoorlog. De Drentse samenleving kwam in de twintigste eeuw terecht in een stroomversnelling van radicale veranderingen. Zoals gezegd was Drenthe voor de oorlog zeer gesloten, wat onder andere te maken had met het ontbreken van infrastructuur. Daardoor was de provincie in een sociaal en economisch isolement geraakt en was een achterstand ontstaan ten opzichte van de rest van Nederland. Na de oorlog veranderde de mentaliteit van de Drenten drastisch. De inhaalrace werd gestart, en daarvoor werd het industrialisatiebeleid ingezet. De

industrialisatie bracht welvaart naar Drenthe, en bracht daarbij grote veranderingen met zich mee. Zo werden met de industrialisatie grote hoeveelheden vreemdelingen geïntroduceerd in de Drentse samenleving. Het karakter van de snel groeiende industriesteden was aan

verandering onderhevig. Er was sprake van een verschuiving binnen de demografische structuur van Drenthe, een groot deel van de bevolking trok van het platteland naar de steden. Deze trek had niet alleen voor de steden grote gevolgen, maar ook voor de ontwikkeling van het platteland. Een andere factor die de sociale en culturele ontwikkeling Drenthe sterk heeft beïnvloed is de toenemende overheidsbemoeienis. Er was na de oorlog sprake van een grote toename van de hoeveelheid maatschappelijk werk, buurtwerk en opbouwwerk vanuit de overheid. Ook onderwijs speelde een belangrijke rol. Drenthe veranderde van een gesloten agrarische gemeenschap in een open, verstedelijkte samenleving. Het sociaal-culturele onderscheid tussen de stad en het platteland is

bovendien voor een groot deel verdwenen. De transformatie van de Drentse samenleving was, net als de economische ontwikkeling, een gevolg van een combinatie van

overheidsbeleid en de wil van de Drenten om te veranderen. Economische en demografische factoren vormden de motor achter de grote veranderingen.

Zoals duidelijk mag zijn is er sprake van een sterke samenhang tussen

maatschappelijke ontwikkelingen en de ruimtelijke inrichting van een gebied. De ruimtelijke gevolgen van de in dit en het voorgaande hoofdstuk geschetste veranderingen waren dan

105

Vossen, H. , M. Schwegman, P. Wester (eds.), Op.cit.

106

Mommaas, J.T., M.C.M. van den Heuvel, De vrijetijdsindustrie in stad en land: een studie naar de markt

ook enorm. Drenthe heeft na de Tweede Wereldoorlog niet alleen op maatschappelijk maar ook op ruimtelijk gebied een transformatie van formaat ondergaan. Hierover meer in het tweede gedeelte van deze scriptie.

Deel II

De ruimtelijke

In document Drenthe transformeert (pagina 38-45)