• No results found

Ras en nationaliteit

5 socIAle beschermIng

Een onderwijsgerelateerde discussie betrof het uiteenlopende beleid van gemeenten ten aanzien van hoogopgeleide vluchtelingen. De Wet Werk en Bijstand (WWB) laat de gemeenten de ruimte om deze mensen met behoud van uitkering te laten (bij) studeren. Deze vrijheid leidt al enige jaren tot onwenselijke rechtsongelijkheid tussen vluchtelingen die willen studeren.70 Echter, ook waar de gemeente toestaat om met behoud van uitkering te studeren kunnen zich problemen rondom gelijke behande-ling voordoen, zoals blijkt uit oordeel 2008-122. Een voormalig asielzoeker uit Iran, thans Nederlander, studeert rechten. Hij is al sinds zijn geboorte slechtziend en ont-vangt een uitkering krachtens de voornoemde WWB. De Wet arbeidsongeschikt-heidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) kent echter betere voorwaarden die zijn toegespitst op zijn (studie)situatie. Zo wordt hij onder meer gekort op zijn uit-kering wegens de studiefinanciering die hij ontvangt. Het UWV heeft zijn aanvraag voor een Wajong uitkering afgewezen omdat de Iraanse student onbetwist niet vol-doet aan de voorwaarden, noch aan de daarop geformuleerde uitzonderingen. De Wajong stelt namelijk als eisen dat uitkeringsgerechtigden tussen het 17e en 18e levensjaar arbeidsongeschikt dien(d)en te zijn en ingezetene van Nederland.

De Commissie onderstreept dat de ingezetenen-eis, anders dan het UWV stelt, in de Wajong wel degelijk indirect onderscheid op grond van ras oplevert bij het toeken-nen van deze sociale voorziening. Het verweer dat het onderscheid de grond natio-naliteit betreft (niet verboden bij sociale voorzieningen) acht de Commissie niet afdoende. De uitkering kan immers ook niet toekomen aan iemand met de Nederlandse nationaliteit die op de aangewezen leeftijd niet in Nederland verkeer-de.71 Vervolgens merkt de Commissie op dat aan de uitvoerder van de wet, het UWV, geen beleidsvrijheid toekomt om af te wijken van de gestelde wettelijke eisen. Zij acht zich niet bevoegd om over deze kwestie een oordeel uit te spreken. Dit roept vragen op hoe dit oordeel zich verhoudt tot bijvoorbeeld oordeel 2007-04. Daarin werd ook het ingezetenencriterium voor toekenning van een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) aan de kaak gesteld en achtte de Commissie zich wel bevoegd (zij toetste hier weliswaar met enige terughoudendheid). Het is onduidelijk waarom in de Wajong-zaak ten aanzien van de bevoegdheid niet opgaat wat de Commissie eerder heeft vastgesteld in oordeel 2007-04:

3.6 […] Zodra lidstaten evenwel zijn overgegaan tot erkenning van een zeker niveau van sociale bescherming is het hen in het kader hiervan niet toegestaan te discrimineren. Dit verbod volgt reeds uit artikel 26 IVBPR, artikel 14 EVRM in samenhang met artikel 1 Eerste Protocol EVRM […]. Richtlijn 2000/43/EG en het daarop gebaseerde artikel 7a AWGB werken dit verbod, en de daarmee ver-bonden toetsingsbevoegdheid, nader uit met betrekking tot de grond ras. Hieruit volgt dat artikel 7a AWGB een orgaan als de Commissie, ingesteld om toezicht te houden op de naleving hiervan, de bevoegdheid toekent wet- en regelgeving inzake sociale bescherming te toetsen op onderscheid naar ras.[…].

70 ‘Vluchteling niet overal gelijk’, de Volkskrant 15 september 2008. 71 Overweging 3.6.

In een ander oordeel, 2006-222,72 stelde de Commissie zelfs dat indien er geen beoordelingsvrijheid is, er indringend getoetst dient te worden, zeker als er een grond in het geding is die extra bescherming verdient (zoals de grond ras).73 Gezien de vaststelling van indirect onderscheid naar ras in oordeel 2008-122, en vergelijkbaar gebrek aan beoordelingsvrijheid voor de uitvoerende instantie als in oordeel 2007-4 is het onduidelijk wanneer de Commissie zich bevoegd zal achten.

Op het gebied van sociale bescherming zijn nog twee oordelen gewezen, waarin echter geen principiële rechtsvragen aan de orde zijn gekomen en die hier daarom buiten beschouwing blijven.74

6 slot

In 2008 maakten de politiek, media en academia menigmaal minderheden tot het middelpunt van de aandacht. De Commissie en haar oordelen staan midden in deze dynamiek en laten hun eigen spoor na. Dit jaar vallen ons bij ras en nationaliteit met name drie zaken op. Ten eerste dat, naast de uitdagingen die indirect onderscheid ons voorlegt, het niet eenvoudig is om een klacht over ongelijke behandeling in de soci-ale zekerheid aan de CGB voor te leggen.

Ten tweede is het herkennen en bewijzen van indirect onderscheid veelal een lastige zaak. Als het al wordt aangekaart, lijken betrokken instanties traag en reageren zij veelal niet alert. Dit is een probleem dat zich ook voordoet buiten de AWGB zoals bleek uit de strafrechtelijke discriminatiecijfers. Belangrijk is oog te hebben voor de gevoeligheid en de complexe onderliggende vraagstukken en dynamiek, en tegelij-kertijd de gelijkebehandelingswetgeving kracht bij te zetten waar het stelt dat intentie om onderscheid te maken niet doorslaggevend is.

Ten slotte noemen we het doelgroepspecifiek beleid, waarvoor het bovenstaande in het bijzonder opgaat. Het leidt tot de nodige vragen omtrent de effectiviteit ervan. Ten eerste wordt deze tegengewerkt zolang er ook beleid wordt gevormd dat inclu-siviteit onlosmakelijk verbindt met aanpassen aan de heersende norm. Ten tweede worden de blinde vlekken omtrent de verschijningsvormen van uitsluiting – en daar-mee de bestrijding ervan – niet consequent ter hand genomen, wat tot slot ook opgaat voor de uitvoering van diversiteitbeleid.

Als er wel een beleid of een klachtenregeling is, voldoet deze doorgaans wel aan de eisen van de AWGB. Het schort echter vaak aan een zorgvuldige uitvoering of toe-passing ervan. Bij werkgevers leven er ook de nodige onduidelijkheden zoals geïllu-streerd in oordeel 2008-48, waar bepleit werd dat er sprake zou zijn van een wette-lijke uitzondering vanwege de uit te voeren functie en geslacht en religie van de beoogde werknemer (affiniteit met eerculturen). De vraag is op welke manier een adequate uitvoering beter gefaciliteerd kan worden. Het benadrukken van een geza-menlijk belang neemt hierbij een prominente plaats in. Juist vanwege de moeilijkheid indirect onderscheid aan te tonen is het noodzaak streng toezicht te houden, duide-lijkheid te verschaffen en oog te hebben voor verschillende situaties binnen de maat-72 Overwegingen 3.11-3.16 en 3.23.

73 Zie over de wenselijkheid van deze constructie oordeel 2006-222, Toetsingsintensiteit bij overheidshandelen, met noot J.H. Gerards, in: J.H. Gerards e.a. (hoofdred.), Gelijke behandeling: oordelen en commentaar 2006, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2007, p. 377-378.

schappelijke dynamiek. Uitgevoerde onderzoeken die deze in kaart brengen kunnen door de Commissie gebruikt worden bij het verder ontwikkelen en toepassen van toetsingsmodellen voor de verschillende gronden. Hierdoor kan steeds beter worden aangesloten bij de wet en de werkelijke behoeften.

2008-1

Terrein: sociale bescherming Dictum: geen verboden onderscheid Samenvatting:

College van B&W maakt geen onder-scheid naar ras bij uitvoering akkoord betreffende uitstroom van In-/Door-stroom medewerkers (ID-ers). Volgens een belangenvereniging en twee vrouwen, één van Marokkaanse en één van Turkse afkomst is het College van B&W van de gemeente Rotterdam bij de uitvoering van een akkoord betreffende de uitstroom van In-/Doorstroom medewerkers (ID-ers) tekortgeschoten in zijn toezichthoudende en controlerende taken. Hij heeft daarmee vol-gens personen van niet- westerse afkomst, die volgens hen circa 70% van de groep ID-ers vormen, onevenredig benadeeld. De Com-missie oordeelt dat hoewel is gebleken dat er een en ander heeft geschort aan de gang van zaken, verzoekende parijen er niet in zijn ge-slaagd hun stelling dat daarbij direct of indirect onderscheid op grond van ras is gemaakt, te concretiseren. Geen onderscheid.

2008-12

Terrein: leveren van en toegang tot goederen of diensten Dictum: verboden onderscheid Samenvatting:

Sportschool maakt bij toelating en in lidmaatschapsvoorwaarden niet objectief gerechtvaardigd onderscheid op grond van godsdienst en ras.

Een sportschool deelt een islamitische vrouw met hoofddoek desgevraagd mee dat zij niet met een hoofddoek mag sporten. De Com-missie gaat ervan uit dat de sportschool zich hierbij beroept op haar lidmaatschapsvoorwaar-den. De sportschool maakt hiermee indirect onderscheid op grond van godsdienst jegens de

vrouw. De sportschool brengt geen objectieve rechtvaardiging naar voren, zodat sprake is van verboden onderscheid.

Voorts heeft een antidiscriminatiebureau een oordeel verzocht over de, in de lidmaatschaps-voorwaarden opgenomen, kledingeis en tevens over de hierin opgenomen taaleis.

De motivatie van de sportschool om de grond godsdienst niet expliciet te noemen in de lid-maatschapsvoorwaarden wijst er volgens de Commissie op dat de sportschool het oogmerk heeft om vrouwen met een hoofddoek in min-dere mate toe te laten. De kledingeis van ver-weerder heeft tot gevolg dat de toegang tot de sportschool voor vrouwen die een hoofddoek dragen uit geloofsovertuiging de facto wordt beperkt. Derhalve is sprake van indirect onder-scheid op grond van godsdienst, waarvoor de sportschool geen objectieve rechtvaardiging is aangedragen. Derhalve is sprake van verboden onderscheid op grond van godsdienst. Door het stellen van de taaleis (onderling communiceren in de oefenzaal dient zoveel mogelijk in de Nederlandse taal te geschieden) maakt de sportschool indirect onderscheid op grond van ras. Ter objectieve rechtvaardiging heeft de sportschool aangevoerd dat zij met de regel een gevoel van intimidatie bij de spor-ters wil voorkomen. Naar het oordeel van de Commissie is het voorkomen van een gevoel van intimidatie geen legitiem doel, omdat het aansluit bij vooroordelen. Het gemaakte (in-directe) onderscheid is derhalve niet objectief gerechtvaardigd. Verboden onderscheid op grond van ras. Aanbeveling.

2008-13

Terrein: arbeid

Dictum: geen verboden onderscheid Samenvatting:

Onvoldoende feiten die onderscheid op grond van ras doen vermoeden. Kritiek op het functioneren was reden om ar-beidsovereenkomst niet te verlengen. Een werkneemster met een oproepovereen-komst in de zorg klaagt erover dat zij niet

Overzicht van oordelen 2008 over de

gronden ras en nationaliteit

langer wordt opgeroepen en dat haar oproep-overeenkomst vervolgens niet verlengd wordt. Zij vermoedt dat dit is vanwege haar afkomst. Ze stelt dat de cliënten die zij verzorgt geen allochtonen gewend zijn en één van hen heeft haar ‘mevrouw zwart’ genoemd. De werkgever heeft aangevoerd dat de reden om de werk-neemster niet meer op te roepen, is gelegen in haar functioneren. Het is niet aan de Com-missie om te bepalen of een werknemer goed functioneert, maar de Commissie oordeelt dat de werkgever voldoende heeft gemotiveerd dat het functioneren de reden was voor het niet meer oproepen en vervolgens niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. Aanbeveling. 2008-32

Terrein: arbeid

Dictum: geen onderscheid Samenvatting:

Geen vermoeden van onderscheid op grond van ras bij de arbeidsomstandig-heden.

Een lerares stelt dat zij, in tegenstelling tot haar collega’s, ongefundeerd werd gewantrouwd in haar capaciteiten en aanpak van klassen en dat door de school niet tot nauwelijks werd ingegrepen wanneer zij problemen ondervond met scholieren en/of hun ouders. De lerares stelt voorts dat haar Surinaamse afkomst een rol heeft gespeeld in de door haar gestelde slechte behandeling. De school heeft de door de lerares gestelde gang van zaken en dat de afkomst van de lerares daarin een rol zou heb-ben gespeeld gemotiveerd betwist. De Com-missie concludeert dat de lerares geen feiten heeft aangevoerd die een vermoeden kunnen wekken dat zij anders is behandeld dan haar collega’s. Daarnaast heeft de lerares geen fei-ten aangevoerd die kunnen doen vermoeden dat haar afkomst een rol speelde in de wijze waarop zij is bejegend.

2008-35

Terrein: arbeid

Dictum: geen onderscheid Samenvatting:

Geen onderscheid op grond van ras en/ of seksuele gerichtheid bij de werving en selectie van een gastheer.

Een man, van Arubaanse afkomst en homosek-sueel, heeft bij een theater gesolliciteerd naar de functie van gastheer. Het theater heeft hem afgewezen. De man meent dat hij is afgewezen

vanwege zijn ras en/of homoseksuele gericht-heid. De Commissie oordeelt dat de man geen feiten heeft aangevoerd die het door hem gestelde onderscheid op grond van ras en/of seksuele gerichtheid kunnen doen vermoeden. 2008-44

Terrein: arbeid

Dictum: verboden onderscheid Samenvatting:

Hogeschool maakt onderscheid op grond van ras door docent onvoldoende te beschermen tegen discriminatoire beje-gening en door hem niet in te roosteren voor nieuwe studiejaar.

Docent is sinds 2001 werkzaam bij een ho-geschool. Hij ervaart sinds het begin van zijn dienstverband onderscheid op grond van zijn al-lochtone afkomst. Met name een collega maakt denigrerende opmerkingen over zijn afkomst. Hij heeft hier diverse malen over geklaagd bij diverse geledingen binnen de hogeschool, maar er is onvoldoende op gereageerd. Er hebben weliswaar een aantal gesprekken plaatsgevonden, maar in deze gesprekken werden de klachten van de docent over discriminatie gebagatel-liseerd en afgezwakt tot een ‘normaal’ arbeids-conflict. De situatie is op een gegeven moment verder verslechterd hetgeen onder andere heeft geresulteerd in het feit dat de docent niet is ingeroosterd voor het nieuwe studiejaar. De hogeschool weerspreekt dat de collega verzoeker heeft gediscrimineerd. Daarnaast heeft de hogeschool aangevoerd dat de docent zijn klachten desgevraagd niet heeft willen of kunnen concretiseren. De hogeschool heeft de docent meerdere malen gewezen op de klachtenregeling. Hiervan heeft de docent geen gebruik gemaakt.

In het licht van de aard van de gesprekken en de correspondentie die naar aanleiding van zijn klachten hebben plaatsgevonden, komt het de Commissie niet onbegrijpelijk voor dat de docent zijn klachten niet verder heeft gecon-cretiseerd. De hogeschool heeft de klachten van de docent (steeds) terugverwezen naar de verantwoordelijke (direct) leidinggevenden. De wijze waarop de hogeschool is omgegaan met de klachten van de docent, leveren voldoende feiten op die onderscheid op grond van ras kunnen doen vermoeden.

De hogeschool heeft niet kunnen bewijzen dat er geen sprake is geweest van onderscheid op grond van ras.

2008-45

Terrein: arbeid

Dictum: verboden onderscheid Samenvatting:

Hogeschool maakt onderscheid op grond van ras bij de herplaatsing en de voor-genomen beëindiging van de arbeidsver-houding van een docent.

Docent was sinds 1990 werkzaam aan een hogeschool. Hij heeft in 1998 geklaagd over discriminatie vanwege zijn allochtone afkomst. De hogeschool heeft destijds een onderzoek ingesteld en in 2000 geconstateerd dat er bin-nen de afdeling waar de docent werkzaam was ‘foute’ grappen werden gemaakt over onder meer allochtonen. Raciale factoren speelden een rol in de positie van de docent. De hoge-school heeft toen besloten dat de docent niet meer binnen de afdeling werkzaam kon blijven en is naar een nieuwe functie voor hem op zoek gegaan. Dit heeft niet tot een structurele functie geleid. In 2007 heeft de hogeschool besloten dat alle keuzecursussen moeten vallen onder een academie of lectoraat. Omdat dit niet met de keuzecursussen van de docent het geval was en hij niet inzetbaar was in het vaste curriculum, besloot de hogeschool de docent te ontslaan. Dit voorgenomen ontslag is door een uitspraak van de Commissie van Beroep HBO teruggedraaid. De docent heeft na het onderzoek nog diverse malen geklaagd over onderscheid op grond van ras.

De hogeschool heeft de klachten op een for-mele manier afgedaan en uitdrukkelijk geen acht willen slaan op het eerdere onderzoek. In dit verband bezien leveren de concrete klach-ten van de docent een vermoeden van onder-scheid op grond van ras op.

De hogeschool heeft niet kunnen bewijzen dat er geen sprake is geweest van onderscheid op grond van ras.

2008-48

Terrein: arbeid Dictum: onderscheid Samenvatting:

Een kennisinstituut voor maatschappe-lijke ontwikkeling maakt direct onder-scheid op grond van ras en geslacht bij de werving en selectie.

Een kennisinstituut voor maatschappelijke ontwikkeling spreekt in een advertentietekst haar voorkeur uit voor een mannelijke kandi-daat met een migranten- of vluchtelingenach-tergrond ten behoeve van de functie

project-leider/trainer diversiteit. Daarmee maakt het instituut direct onderscheid op grond van ras en geslacht. Het instituut beroept zich, ondanks de gebezigde terminologie niet op de wette-lijke uitzondering voorkeursbeleid maar wel op de uitzonderingen ras- en geslachtsbepaaldheid. Deze uitzonderingen zijn echter beide niet van toepassing in de onderhavige zaak. Het instituut maakt derhalve direct onderscheid op grond van ras en geslacht.

2008-55

Terrein: arbeid

Dictum: geen verboden onderscheid Samenvatting:

Geen vermoeden dat discriminatie een rol heeft gespeeld bij de beslissingen een werknemer op non-actief te stellen en zijn arbeidsovereenkomst niet te verlen-gen en bij het geven van negatieve refe-renties aan potentiële nieuwe werkgevers. Een man werkte als zwemonderwijzer voor Gemeente Den Haag. Hij raakte in conflict met zijn collega’s. De man stelt dat vooroor-delen omtrent moslims en mannen uit het Midden-Oosten een rol hebben gespeeld bij het hem toedichten van een vrouwonvriende-lijke houding. Dat heeft ertoe geleid dat hij op non-actief is gesteld en dat zijn arbeidsover-eenkomst niet is verlengd. Het is de man niet gelukt nadien een nieuwe baan te vinden als zwemonderwijzer. Via het reïntegratiebureau dat hem bijstond, kwam hij erachter dat zijn voormalige werkgever negatieve referenties over hem geeft danwel gaf, omdat hij vrouw-onvriendelijk zou zijn en geen leiding van vrouwen zou accepteren.

De Commissie stelt vast dat sprake was van communicatieve problemen. Hoewel niet dui-delijk is geworden hoe deze problemen hebben geleid tot de conclusie dat de man vrouwon-vriendelijk is, heeft het naar aanleiding van de klacht uitgevoerde onderzoek geen feiten boven tafel gebracht die zijn hypothese on-dersteunen dat de conclusie van de werkgever omtrent zijn gedrag en de houding van (mede) is ingegeven door vooroordelen omtrent zijn afkomst en geloofsovertuiging.

2008-58

Terrein: leveren van en toegang tot goederen en diensten Dictum: geen verboden onderscheid Samenvatting:

Geen onderscheid op grond van ras bij het beëindigen van de bancaire overeen-komst

Een man van niet-Nederlandse afkomst klaagt over onderscheid op grond van ras. Hij stelt dat een bank met hem de relatie heeft beëindigd, omdat hij een klacht had ingediend over dis-criminerende opmerkingen van een balieme-dewerker. De bank stelt dat de beëindiging van de relatie geen verband houdt met de afkomst van de man, maar het gevolg is van het door hem getoonde intimiderende gedrag tijdens zijn bezoek aan de bank. De Commissie con-stateert dat partijen elkaar tegen spreken over de reden van de beëindiging van de bancaire relatie en dat de man geen toetsbare feiten heeft aangevoerd die zijn stellingen onder-steunen. De Commissie concludeert dat niet is gebleken dat de bank onderscheid op grond van ras heeft gemaakt, door met de man de bancaire relatie te beëindigen.

2008-75

Terrein: arbeid

Dictum: verboden onderscheid Samenvatting:

Verboden onderscheid op grond van ras nu de afkomst mede een rol heeft ge-speeld bij de afwijzing voor een functie. Een man van Turkse afkomst is via een recruit-mentbureau voorgedragen voor een functie bij een provider en distributeur van tv-kanalen. Deze heeft de man afgewezen voor de functie. De Commissie is van oordeel dat de provider er, gelet op een e-mail waarin als reden voor de afwijzing tevens wordt verwezen naar de afkomst van de man, niet in is geslaagd te be-wijzen dat de afkomst van de man geen rol heeft gespeeld bij de afwijzing.

2008-76

Terrein: arbeid

Dictum: verboden onderscheid Samenvatting:

Een recruitmentbureau heeft in strijd gehandeld met de AWGB door geen ac-tie te ondernemen naar aanleiding van

klachten van een kandidaat over ongelijke behandeling op grond van ras door een opdrachtgever.

Een recruitmentbureau heeft een man