• No results found

2. NIEUWE MEDIA & SOCIAL MEDIA PLATFORMS

2.2 Social media platforms

In deze paragraaf verschuift de focus van het object naar een specifieke omgeving waarbinnen nieuwe-media-objecten gedistribueerd en geconsumeerd worden, namelijk sociale media platforms.

Van alle sociale media is de groep sociale netwerksites (SNS’s), zoals

Facebook, LinkedIn en Twitter, waarbij het gaat om connecties tussen personen, het grootst. Daarnaast zijn er user generated content- sites (UGC) waar creatieve

content en informatie kunnen worden uitgewisseld tussen gebruikers. Voorbeelden hiervan zijn YouTube en Wikipedia. Als derde zijn er nog handel- en marketingsites, waarbij het doel is om producten aan te bieden en te verkopen (Van Dijck 8). De scheidslijnen tussen de verschillende vormen worden steeds vager en er komen meer en meer platforms die gebaseerd zijn op sociale netwerken, tegelijkertijd uitwisseling van creatieve content mogelijk maken en waar ook gekocht en verkocht kan worden.

Op dit soort platforms bepalen zichtbare en onzichtbare factoren de functionaliteit. De belangrijkste drie daarvan zijn de technologische structuur, de gebruikers en de content. Om de structuur en infrastructuur - het ‘ecosysteem’ - van sociale platforms inzichtelijk te maken worden die drie factoren hieronder verder toegelicht (Van Dijck 154).

37

2.2.1 Technologische structuur

Sociale media platforms zijn in hun functies eerder mediators dan intermediators. Ze faciliteren namelijk niet alleen sociale en creatieve uitingen, maar geven hier actief vorm aan. De technologie, de computer architectural structure, die ten grondslag ligt aan een platform zorgt ervoor dat sociale uitingen met behulp van software worden getransformeerd in computertaal en ook andersom wordt computertaal weer omgezet in sociale acties. Wanneer een gebruiker iets liked, wordt deze informatie omgezet in code die waardevolle informatie geeft over de gebruiker. Gebruikers van het platform krijgen deze informatie via een andere weg weer te zien op hun profielpagina’s. Het technologische proces dat daarvoor zorgt vindt plaats aan de achterkant van de site, waardoor het voor gebruikers onzichtbaar is (Van Dijck29).

Elke handeling die een individuele gebruiker uitvoert op het platform geeft informatie over de gebruiker die wordt opgeslagen als metadata. Vervolgens berekenen algoritmes die metadata zoals het zoekgedrag, het gebruikersprofiel en de verbindingen met andere gebruikers en berekenen zo de relatie tussen smaak en koopvoorkeuren. Op basis daarvan worden aanbevelingen gedaan, voornamelijk voor commerciële doeleinden (Van Dijck 30).

In protocollen is vastgelegd wat er met de opgeslagen metadata gebeurt. Protocollen zijn bepaalde vastgelegde structuren en regels die sturen hoe informatie wordt omgezet en gepresenteerd aan de gebruiker en via welke wegen informatie bij de gebruiker komt. Daarnaast zijn er ook van te voren vastgelegde instellingen, defaults, die bepalen welke acties gebruikers kunnen uitvoeren (Van Dijck 31-32). Hiermee sturen en beïnvloeden ontwikkelaars de manier waarop

communicatie- en informatieoverdracht plaatsvindt. Een duidelijk voorbeeld hiervan is dat je op Facebook alleen kunt ‘liken’ en niet kunt ‘disliken’, of dat je alleen iemands profiel kan zien als je bevriend bent met die persoon.

2.2.2 Gebruikers

Binnen de kaders die in de technologische structuur zijn vastgelegd kunnen

gebruikers zich bewegen en zich ontwikkelen tot invloedrijke spelers op een platform. Zij kunnen invloed uitoefenen door zelf informatie te uploaden, te reageren op

38

anderen, te klikken, liken, delen, volgen en het pushen van trending topics (en zo informatiestromen manipuleren).

Daarbij hebben professionele en veelvuldige/ actieve gebruikers meer invloed binnen de microsystemen van sociale platforms dan amateurs of eenmalige

gebruikers. Dit onderscheid wordt gemaakt met behulp van populariteitsrankings die filteren welke gebruikers meer waardevol zijn dan anderen (Van Dijck 159). De filters zorgen ervoor dat acties van populaire gebruikers, populaire berichten of reacties prominent worden geplaatst op persoonlijke pagina’s van anderen, waardoor het effect wordt versterkt. Gebruikers met veel volgers kunnen op deze manier veel invloed uitoefenen op andere gebruikers. In de praktijk is het zelfs zo dat online influentials geld krijgen van merken of bedrijven om via hun netwerk bepaalde producten of diensten te promoten.

Van Dijck noemt het Project X incident in Haren in 2012 om de macht en invloed die gebruikers online en via sociale media kunnen uitvoeren te illustreren. De uitnodiging voor het verjaardagsfeest van een 16-jarig meisje, verspreidde zich binnen korte tijd op grote schaal via Facebook. Duizenden gebruikers zetten zichzelf op ‘aanwezig’ en reisden af naar Haren, wat leidde tot een flink uit de hand gelopen tafereel met vernielingen en rellen. Het effect van sociale media sites en de aandacht van de media hebben hierin een grote rol gespeeld.

2.2.3 Content

Wat het Project X-voorbeeld ook duidelijk maakt is dat platforms geen

kwaliteitscontrole uitvoeren op content niveau. Om de orde op het platform te bewaren hanteren administrators een beleid dat onder andere racisme, geweld en bloot verbiedt. Gebruikers die deze regels overtreden kunnen van het platform

worden verwijderd. Naast deze maatregelen wordt er niet gecontroleerd of de inhoud van de content die wordt gepost correct is, wat de nieuwswaarde is en hoe

betrouwbaar de herkomst van de informatie is. In plaats daarvan bepalen het aantal sociale interacties zoals likes, reacties en het aantal keer dat een bericht wordt gedeeld, welke berichten interessant en waardevol zijn en prominent worden getoond. Zo kan het dus dat een uitnodiging voor een verjaardagsfeestje van een meisje waar nog nooit iemand van had gehoord, het hele web overgaat. Op die

39

manier kan content zelf aanzetten tot nieuwe gebruikersacties en speelt zo een actieve en invloedrijke rol op platforms.

Web 2.0 informatie is toegankelijker en transparanter dan ooit. Specialistische informatie over de meest uiteenlopende onderwerpen is niet langer enkel

toegankelijk voor professionals of binnen een bepaalde afgesloten omgeving, maar voor iedereen en overal. Logistieke of financiële obstakels worden weggenomen, waardoor bepaalde content of informatie die eerder niet toegankelijk was, dat nu wel is. Ook zijn gebruikers niet meer afhankelijk van distributeurs die selecties maken uit het volledige aanbod, en kunnen zij nu hun eigen selecties maken. Dit heeft als gevolg dat er minder controle is op de content, maar zorgt aan de andere kant ook voor een betere verspreiding en geeft meer ruimte voor niches (Van Dijck 160-161).