• No results found

2. NIEUWE MEDIA & SOCIAL MEDIA PLATFORMS

2.1 Digitale representatie

Nieuwe media geven via geconstrueerde interfaces representaties van de wereld. Daarvoor worden nieuwe, op de computer gerealiseerde beelden ontwikkeld of worden digitale representaties gegeven van objecten uit de fysieke werkelijkheid. In het kader van dit onderzoek wordt hier alleen aandacht besteed aan fysieke

kunstobjecten die worden omgezet naar digitale beelden en vervolgens via nieuwe media worden verspreid.

In The Language of New Media (2001) bespreekt Lev Manovich vijf punten waarop nieuwe media zich wezenlijk onderscheiden van analoge media; 1.) numerieke representatie 2.) modulariteit 3.) automatisering 4.) variabiliteit en 5.) transcodering. Aan de hand van deze vijf eigenschappen kan worden afgeleid welke technologische transformatie een beeld ondergaat bij digitalisering. De vijf

eigenschappen worden hieronder besproken.

Zoals eerder genoemd zijn nieuwe media numerieke representaties. In een digitaliseringsproces wordt een beeld omgezet in digitale code die bestaat uit nullen en enen. De digitale code geeft een formele mathematische beschrijving van een beeld waardoor het beeld kan worden ‘gesampled’ in verschillende gegroepeerde pixels, die gezamenlijk het geheel vormen. Elk sample heeft een eigen identiteit en kan op zichzelf worden aangepast en aangestuurd. Door de eigenschappen van samples los van elkaar aan te passen en op nieuwe manieren te combineren, kunnen nieuwe beelden ontstaan. Dit maakt nieuwe media modulair. Met modulair wordt in deze context bedoeld dat de op zichzelf staande onderdelen, de modules, of samples in dit geval, op verschillende manieren kunnen worden samengesteld en gecombineerd om een nieuw geheel te vormen.

De numerieke representatie en modulariteit maken het mogelijk dat nieuwe media tot in een ver stadium geautomatiseerd en voorgeprogrammeerd kunnen worden. Hiervoor wordt in algoritmes vastgelegd wat er gebeurt bij een bepaalde handeling van de gebruiker. Een voorbeeld van zo’n algoritmische,

34

voorgeprogrammeerde regel is wanneer een afbeelding verandert van kleur wanneer er met een cursor over heen wordt bewogen. Of wanneer er bijvoorbeeld een

interesse in abstracte schilderkunst wordt aangegeven, er vervolgens allerlei

aanbevelingen voor het volgen van abstracte kunstenaars op de pagina verschijnen. De hierboven genoemde eigenschappen zorgen ervoor dat nieuwe media objecten niet in een vaste vorm bestaan, maar dat zij verschillende

verschijningsvormen kunnen aannemen. De eigenschap die Manovich hieraan verbindt is variabiliteit. Interfaces en databases bieden verschillende modellen en kaders van waaruit gebruikers de wereld kunnen ervaren. Vaak kan de interface aangepast worden aan persoonlijke voorkeuren en kunnen gebruikers binnen de structuur van het medium een oneindig aantal verschillende ‘routes’ kiezen. Ze

volgen geen lineair, van te voren vastgelegde weg, maar verplaatsen zich binnen een hypertekstuele omgeving, geleid door associatieve keuzes. De presentatievorm en ervaring is hierdoor voor elke gebruiker anders.

Er heeft een overgang plaatsgevonden naar een product dat deels of geheel wordt gecreëerd, gedistribueerd, opgeslagen en gearchiveerd op een computer. Hoe de computer de wereld representeert - de data, de mogelijkheden om daar gebruik van te maken, de verschijningsvormen en hoe die worden georganiseerd -

beïnvloeden de culturele betekenis van nieuwe media (Manovich 46). De

beïnvloeding van de cultural layer door eigenschappen uit de computer layer noemt Manovich transcoding. Transcoding gaat dus meer over de sociale gevolgen van nieuwe media dan over de transformatie van het object zelf.

Het is niet voor het eerst dat technologische ontwikkeling sociale en politieke

gevolgen teweeg brengt. In de geschiedenis is het eerder voorgekomen dat culturele normen zich opnieuw moesten verhouden tot nieuwe communicatietechnologieën. Inzichten en opvattingen uit deze perioden kunnen helpen om recente ontwikkelingen beter te begrijpen en te plaatsen. Zoals bijvoorbeeld Walter Benjamin’s The work of art in the age of mechanical reproduction uit 1936, waarin hij de gevolgen van de technologie die opkomt in zijn tijd beschrijft; de overgang naar technologische reproduceerbare kunst zoals fotografie en film.

35

Volgens Benjamin verstoort de tussenkomst van de cameraman of fotograaf de natuurlijke afstand tot het object, omdat de cameraman door middel van montage en close-up shots een andere wereld weergeeft dan het menselijk oog waarneemt. Daarbij wordt het object losgemaakt van zijn originele context en is het niet meer duidelijk hoe de objecten zich tot elkaar en tot hun natuurlijke omgeving verhouden. Het unieke bestaan op de plaats waar het zich bevindt, de atmosfeer, dat wat het object authentiek maakt, de manier waarop het verbonden is met de historische en culturele traditie en de afstand tot het object, noemt Benjamin de aura van het kunstwerk. Deze is aanwezig bij traditionele, met de hand vervaardigde kunst zoals schilderijen en sculpturen. Wanneer het kunstwerk technisch wordt gereproduceerd, wordt het kunstwerk losgetrokken uit die omgeving en gaat de aura verloren.

Daarentegen maken film en fotografie een andere kijk op de wereld mogelijk, dat wat voorheen verborgen bleef, kan met film zichtbaar worden gemaakt (Benjamin).

Virilio legt de focus in zijn Big Optics (1992) op hetzelfde thema. Ondanks een verschil van bijna zestig jaar tussen het verschijnen van de twee teksten,

interpreteren Benjamin en Virilio nieuwe technologie haast op dezelfde manier. Beide auteurs beschrijven een verstoring die wordt veroorzaakt door een nieuwe

technologie; de technologie intervenieert in de menselijke natuur door de afstand tot het object, of de fysieke afwezigheid daarvan te manipuleren (Manovich 171).

Virilio schrijft over de opkomst van telecommunicatietechnologie, waardoor de fysieke afstand tot objecten wordt verstoord en vaste patronen die ten grondslag liggen aan de cultuur en politiek worden opgeschud. Hij legt dit uit door onderscheid te maken tussen Small Optics en Big Optics. De Small optics staan voor een

menselijke visie die een geometrisch perspectief biedt, zoals in de schilderkunst of in film. Big Optics daarentegen geven geen natuurlijke afstand weer tot het object, maar verzorgen een real time elektronische overdracht van informatie, zoals bij

videogames en de beschikbaarheid van video’s en kunstobjecten via het internet. Wannneer Small Optics worden vervangen door Big Optics, worden de onderscheidende kenmerken van de Small Optics uitgewist. Of, zoals Manovich het uitlegt; “If informations from any point can be transmitted with the same speed, the concepts of near and far, horizon, distance and space itself no longer have any meaning” (Manovich 173). De kritiek van Virilio is dat door het uitschakelen van de

36

dimensie van ruimte elk punt vanaf elk punt bereikbaar is en dat alles real time gebeurt, met als gevolg dat er geen tijd en ruimte meer is voor reflectie (Manovich 170-175).

Wat opvalt is dat opvattingen over de scheidingslijn tussen het natuurlijke en culturele met de tijd mee veranderen. Wat voor Benjamin nog nieuw was, was voor Virilio al gewoon en wat voor Virilio net nieuw was, is tegenwoordig al meer normaal. In de huidige situatie is er ook content die zijn oorsprong kent in de digitale wereld. Behalve dat gebruikers direct toegang hebben tot de informatie en objecten, kunnen ze de objecten via elektronische communicatieapparatuur direct bezitten, aanpassen en zelf met de omgeving delen.