• No results found

2. NIEUWE MEDIA & SOCIAL MEDIA PLATFORMS

2.3 Een kritische analyse van social media platforms

2.3.4 De filter bubble

De werking van de web economie zorgt ervoor dat niet iedereen online hetzelfde ziet. In plaats daarvan krijgt elke gebruiker op basis van eerder gemaakte keuzes en

46

voorkeuren een gepersonaliseerde selectie van het volledige aanbod. ‘[…] Every citizen can construct her own custom lifestyle and ‘select’ her ideology from a large (but not infinite) number of choices (Manovich, 42).’ Zo omschreven lijkt het alsof de gebruiker zijn online aanwezigheid zelf kan sturen. Dat dit in werkelijkheid absoluut niet het geval is, maakt Eli Pariser duidelijk in zijn boek The filter bubble, what the internet is hiding from you.

Hij gebruikt de term filter bubble om te beschrijven wat de effecten zijn van gepersonaliseerde filters en hoe die het web vormgeven door voor de gebruiker te bepalen wat hij te zien krijgt, op basis van wat het internet verwacht dat die wil zien. “So the term filter bubble serves as a metaphor for this personalized universe of information we live in” (Albanese 22). Het probleem en gevaar van de filter bubble is dat men zelf de controle verliest over de zoekresultaten die aangeboden worden, en dat deze resultaten door personificatie erg eenzijdig worden. Dit verlies aan variatie en verlies aan de confrontatie met andere inzichten, zorgen voor een vernauwing van het wereldbeeld.

In een TED-talk van maart 2011, illustreert Pariser dit met een mooi voorbeeld uit zijn eigen ervaring. Hij vertelt dat hij progressief is, maar ook graag

conservatieven ontmoet en wil horen waaraan ze denken, waarnaar ze verwijzen en dat hij van ze wil leren. Op een dag merkte hij dat de conservatieven verdwenen waren uit zijn Facebook-feed. Wat bleek was dat Facebook bijhield op welke links hij klikte, en dat hij meer op de links van liberale vrienden klikte dan op die van zijn conservatieve vrienden. Zonder hem op de hoogte te stellen werden deze links gewist uit zijn feed, waardoor zijn beeld dus wordt beperkt.

Ook Google gebruikt gebruikersdata en intelligente algoritmes om

gepersonifieerde zoekresultaten weer te geven. Een zelfde zoekopdracht op Google door verschillende gebruikers, levert verschillende resultaten. Daarbij weet de

gebruiker nooit wat hij niet te zijn krijgt en is zich daar nauwelijks van bewust. Er heeft een overgang plaatsgevonden naar algoritmes die onze levens cureren in plaats van menselijke curatoren. Het belangrijkste verschil tussen algoritmes en menselijke curatoren is dat algoritmes onzichtbaar zijn, en dat maakt ze gevaarlijk. Pariser pleit voor meer transparantie door grote internetbedrijven.

47

online wereld, waarin onzichtbare filters bepalen wat wij zien. In een interview met New Scientist (23 juli 2013) zegt hij over het doel van zijn boek;

“I want people to know that the more you understand how these tools are actually working the more you can use them rather than having them use you. My other objective is to highlight the value of the personal data that we're all giving to these companies and to call for more transparency and control when it comes to that data. We're building a whole economy that is premised on the notion that these services are free, but they're really not free. They convert directly into money for these companies, and that should be much more transparent. ”

48

3.TOEPASSING

In het voorgaande hoofdstuk is duidelijk geworden dat op een social media platform technologie, gebruikers en content de drie factoren zijn die de structuur en

infrastructuur bepalen. Wanneer kunstobjecten worden getoond in een social media omgeving, krijgen zij te maken met de actoren en mechanismen die daar actief zijn.

De technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een nieuwe fase, een online sociale ruimte die niet voorkomt in bestaande theorie over de totstandkoming van het waardeoordeel over kunstobjecten. De verwachting is dat de manier waarop de beoordeling van kunstobjecten door publiek plaatsvindt in de traditionele, fysieke kunstwereld, anders is dan in de nieuwe situatie op een social media platform. Om er achter te komen wát er nu precies nieuw en anders is, wordt in dit hoofdstuk de nieuwe situatie beschreven aan de hand van aspecten uit bestaande sociologische theorie over de totstandkoming van het waardeoordeel van kunstobjecten, zoals beschreven in Hoofdstuk 1.

Het gebruik van oude methoden om een nieuw medium te bestuderen, brengt een aantal moeilijkheden met zich mee. “Changes in the forms, production,

distribution and consumption of media is more complex than the implied division into the ‘old’ and ‘new’ suggest” (Lister et al. 10 ). Media staan namelijk niet op zichzelf, maar hebben een lange geschiedenis van gebruiken, betekenissen, gewoonten en conventies die verweven zijn met de cultuur. Daarnaast bestaat het gevaar dat het unieke van het nieuwe medium verloren gaat wanneer het wordt onderzocht met een bestaande theorie, omdat het wordt geforceerd binnen de theoretische kaders te passen.

Bij de toepassingen die in dit hoofdstuk worden gemaakt ben ik mij bewust van deze valkuilen en is het doel te onderzoeken hoe juist de mediumspecifieke

eigenschappen een rol spelen bij de beoordeling van kunstobjecten door het publiek. Hierbij kunnen Heinich’s stelregels voor kunstsociologisch onderzoek helpen. In plaats van een theoretisch model om de sociale ruimte te onderzoeken, zoals de veldtheorie van Bourdieu en de theorie over de werelden van Boltanski & Thévenot, geeft zij vooral richtlijnen voor goed kunstsociologisch onderzoek. Waar de

49

beschrijvend moeten worden onderzocht. De onderzoeker neemt hierbij de rol van observator in die de situatie vanuit verschillende perspectieven en met kennis van verschillende werelden bestudeert. Door op deze manier de situatie op een social media platform te onderzoeken zal duidelijk worden welke aspecten overeen komen met de traditionele kunstwereld, wat er is veranderd en wat wezenlijk nieuw is.

In de afsluitende paragraaf wordt vervolgens gekeken wat de omstandigheden op een social media platform betekenen voor de bruikbaarheid van Kant’s theorie over het esthetische oordeel.