• No results found

De situatie bepaalt de aanpak

In document Technisch Vademecum (pagina 57-60)

6. Aanpak van de problemen

6.8 De beheer of- bestrijdingsmethode

6.8.1 De situatie bepaalt de aanpak

Er bestaat geen uniforme manier om invasieve uitheemse planten te bestrijden. De keuze is dus steeds maatwerk: ze is locatiespecifiek en afhankelijk van de aard van de besmetting. De meest optimale aanpak voor de bestrijding van invasieve uitheemse planten hangt sterk samen met de complexiteit en kenmerken van de soort, de locatie en de mogelijkheden van de beheerders. Een grondige kennis van de lokale situatie is dan ook een absolute noodzaak bij de keuze van de toe te passen methodiek.

Figuur 24. Waar houdt u rekening mee bij de keuze van aanpak?

Volgende factoren spelen een belangrijke rol in keuze en haalbaarheid van verschillende bestrijdingstechnieken:

• De doelstelling bepaalt in belangrijke mate de te hanteren methode. Wordt er gestreefd naar volledige uitroeiing, wordt er getracht de bestaande populatie onder controle te houden (beheersing), of is de logische keuze niets doen? Indien er besloten wordt om te beheren, tot op welk niveau zal dit dan zijn? Is het voldoende dat de negatieve impact weggenomen wordt of moet er initieel sterker ingegrepen worden om ook het toekomstig risico in te perken? Afhankelijk van het vooropgestelde doel zal de best beschikbare methode dus verschillen. Ook de bestrijdingstermijn, de frequentie en arbeidsintensiteit zullen vaak afhankelijk zijn van de vooropgestelde doelstelling.

• Het soort uitheemse plant, haar groeikenmerken en haar mate van invasiviteit. De keuze voor een welbepaalde techniek is in de eerste plaats soortafhankelijk. Zo zullen sommige planten zich seksueel (dus via zaden) voortplanten, terwijl andere planten zich vegetatief (uit bestaande plantendelen) kunnen vermenigvuldigen. Deze verschillende voortplantingsstrategieën vragen vaak een verschillende aanpak of specifieke beheermaatregelen. Effectieve bestrijdingstechnieken houden rekening met de verspreidingswijze die door de te bestrijden planten gebruikt worden. Zo is het bijvoorbeeld nuttig om, wanneer een soort gebruik maakt van het water om haar zaden te verspreiden, eerst de opwaarts gelegen haarden aan te pakken om continue nieuwe invasies vanuit deze bron te vermijden. Wanneer soorten vruchten produceren die via dieren verspreid worden, is het dan weer zinvol om deze vruchtzetting te vermijden. De vol te houden bestrijdingsduur van een soort kan mee bepaald worden op basis van de persistentie van de zaadbank. Een soort kan immers enkel uitgeroeid worden wanneer er geen kiemkrachtige zaden meer aanwezig zijn in de bodem. Ook wanneer een soort kan regenereren uit een overgebleven deel van de plant zijn er een hele resem technieken beschikbaar om de bestrijding zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Het efficiëntst, maar ook het meest arbeidsintensief, is het volledig verwijderen van de planten. Ook het frequent maaien van de plant tot haar voedselreserves uitgeput zijn, het afdekken van plantendelen of in zeer specifieke gevallen het gebruik van herbiciden behoren tot de mogelijkheden. Wanneer de plant in staat is terug uit te groeien vanuit verwijderde plantendelen is het noodzakelijk veel aandacht te besteden aan de afvoer en verwerking van het plantenmateriaal evenals het reinigen van de gebruikte materialen. Ten slotte zal bij soorten met een zeer geringe invasiviteit, het uitvoeren van beheer soms meer nadelige gevolgen hebben dan de aanwezigheid van de soort.

• De karakteristieken van de populatie (schaal van de besmetting, bedekkingsgraad en spreiding).

Deze vormen zeer belangrijke factoren voor het inschatten van de haalbaarheid van de bestrijding alsook voor het bepalen van de methode. De meest efficiënte methode in bijna alle gevallen is het volledig verwijderen (zowel de bovengrondse als de ondergrondse delen) van een plant. Deze techniek is echter zeer arbeidsintensief en enkel toe te passen bij kleine geïsoleerde populaties met slechts een beperkt aantal individuen. Wanneer een soort meer verspreid of in grotere aantallen voorkomt, zal het om technische en/of financiële redenen vaak noodzakelijk zijn andere technieken aan te wenden. Sommige soorten komen verspreid voor in een groot gebied (bv. Amerikaanse vogelkers) waardoor het zinvol is een techniek toe te passen die zich richt op de aanpak van individuele planten van de soort. Andere soorten vormen dichte monoculturen. Voor de bestrijding van deze soorten kan er geopteerd worden om bv. te maaien, of zelfs de besmette zone volledig af te graven. Hierbij dient steeds aandacht besteed te worden aan de vegetatie waarin de soort voorkomt.

Soms kan bv. maaien niet gewenst zijn, wanneer hierbij eveneens zeldzame inheemse soorten benadeeld worden. Bij soorten die zich reeds sterk verspreid hebben over een grote oppervlakte is het vaak zinvoller om de nadruk te leggen op het bestrijden van kleinere populaties van de soort aan de rand van het gebied dan het focussen op grote, dichte populaties. Het is vaak zo dat een beheerder onbewust aangetrokken wordt om alle inspanningen te richten op de bestrijding van één groot besmet gebied dat duidelijk zichtbaar is. Dit heeft echter weinig zin wanneer de soort zich

aan de randen van het gebied nog verder uitbreidt. Het is in dit geval meer zinvol om het beheer te richten op het bestrijden van nieuwe kleinere populaties aan de rand van het verspreidingsgebied dan enorm veel tijd en geld te besteden in een poging de kernpopulatie uit te roeien.

• De beschikbare middelen (financieel, materieel, contractuele gebondenheid aan bepaalde aannemers,…). Vaak is het niet haalbaar om alle IUP binnen een bepaald gebied integraal uit te roeien en zullen er keuzes gemaakt moeten worden omdat de beschikbare middelen beperkt zijn.

Daarom is het zeer belangrijk prioritaire soorten te selecteren en een meerjarenplanning op te maken waarin rekening gehouden wordt met de uitvoering van het volledige beheertraject. Het heeft immers weinig zin een bestrijding te starten als op voorhand geweten is dat het volledige traject niet doorlopen kan worden.

• De bereikbaarheid/toegankelijkheid van de locatie. De bereikbaarheid heeft een belangrijke invloed op de keuze van het materieel dat ingezet kan worden en tevens op de duur van het beheer. Men dient er eveneens rekening mee te houden dat het ingezette materieel en de toegankelijkheid kan verschillen tussen de eigenlijke bestrijding en de nazorg die meestal handmatig gebeurt. Hiermee samenhangend worden de praktische kant en de kostprijs sterk bepaald door de bereikbaarheid van de locatie. Maaien werkt bijvoorbeeld prima op vlakke ondergrond, maar het is geen optie op steil of oneffen terrein.

• De ruimtelijke context (soort ecotoop, bestemming, geomorfologie, natuurwaarde, …) en ermee samenhangende wetgeving. De milieukarakteristieken van een locatie kunnen mee bepalend zijn voor de aan te wenden methodiek (bv. bestrijding in natte omstandigheden). Daarnaast kan ook de bestemming van een gebied een invloed hebben op deze keuze (bv. verbod op gebruik van pesticiden in natuurgebied). Verder kan bijvoorbeeld een onderscheid worden gemaakt tussen sterk geürbaniseerde gebieden en meer rurale buitengebieden, en de eruit voortvloeiende (potentiële) verschillen in complexiteit. Men kan bestrijding in een grootstad immers niet vergelijken met de aanpak in een typische, kleinschalige plattelandsgemeente.

• De verstoringsgevoeligheid van de locatie en haar soorten. Sommige invasieve uitheemse planten komen voor in zeldzame vegetatietypes en/of delen hun locatie met zeldzame planten- of diersoorten. Hierdoor kan het zijn dat een bepaalde conventionele bestrijdingsmethode meer schade berokkent dan baten oplevert. Wanneer dit het geval is kan er gekozen worden voor een, veelal arbeidsintensievere, handmatige, soortspecifieke, bestrijdingstechniek of kan er beslist worden om niet in te grijpen. Ook wanneer er niet ingegrepen wordt, dient de situatie opgevolgd te worden zodat er bij eventuele verergering toch beslist kan worden om alsnog in te grijpen.

• Het aantal betrokken partijen/verantwoordelijke beheerders van de locatie en mogelijkheid tot samenwerking. Voor het beheren van soorten die reeds een uitgebreider verspreidingsgebied kennen, waardoor ze niet meer volledig uitgeroeid kunnen worden, is er een gecoördineerde aanpak nodig. Het heeft immers geen zin en leidt tot de nodige frustraties wanneer een soort op één perceel intensief bestreden wordt terwijl deze op het aangrenzende perceel sterk gedijt. De diverse betrokken partijen zijn echter vaak gebonden aan afzonderlijke wettelijke bepalingen en verplichtingen waardoor het tot stand komen van een samenwerking in de praktijk vaak als een belangrijke drempel wordt aanzien.

• Het huidige reguliere beheer van de locatie. Soms is het mogelijk om door middel van bijsturing van dit beheer tot een effectieve bestrijdingswijze te komen. Hierdoor dienen er mogelijk geen afzonderlijke maatregelen genomen te worden ter bestrijding van de invasieve uitheemse soort.

De keuze van een bepaalde methodiek is in dit vademecum in een eerste stap toegespitst op de eigenschappen van de verschillende te bestrijden soorten. Deze zijn ondergebracht in verschillende soortengroepen die veelal eenzelfde aanpak nodig hebben. Binnen de soortengroepen worden

verschillende beheertrajecten naar voren geschoven die afgestemd zijn op de verschillende doelstellingen die door de beheerder vooropgesteld kunnen worden. Deze doelstellingen zullen veelal bepaald worden door de lokale omstandigheden (vb. de grootte en spreiding van de besmetting). In bepaalde gevallen is het wenselijk en mogelijk om opnieuw een natuurlijk systeem te herstellen om zo de IUP terug te dringen, op andere plaatsen kan het wenselijk zijn om de IUP binnen één beheertraject volledig uit te roeien binnen een gebied. Anderzijds kan het zijn dat een soort gewoonweg niet meer uit te roeien valt. In zulke gevallen zal het zaak zijn om de bestaande populatie te gaan beheersen en te vermijden dat de soort zich verder gaat verspreiden in de omgeving.

In document Technisch Vademecum (pagina 57-60)