• No results found

Schoolgaande jongeren van nu

In document Slachtofferhulp Haaglanden (pagina 43-46)

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk bekijken wij waar jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar zich mee bezighouden met betrekking tot de communicatiemiddelen van deze tijd. Gezien het feit dat de meeste jongeren door de leerplicht tot 16 jarige leeftijd op school zitten hebben wij ons onderzoek, zoals eerder genoemd, gericht op schoolgaande jongeren. De jongeren van nu groeien op in een informatiemaatschappij en het is ons duidelijk geworden dat als we jongeren willen bereiken wij tevens gebruik moeten maken van de meest moderne communicatiemiddelen. Veel jongeren zijn in het bezit van een computer en een mobiele telefoon en daarom lijken deze middelen ons uiterst geschikt om hen te benaderen. In dit hoofdstuk zetten wij de communicatiemiddelen op een rij en bekijken wij wat de mogelijkheden hierbij zijn met betrekking tot hulpverlening aan jongeren. Dat hier zeker een aantal voor -en nadelen aan vast zitten is duidelijk. De vraag is dan ook wat de voordelen zijn en welke knelpunten zich voor doen. Wij proberen in dit hoofdstuk aan te sluiten bij deelvraag 6: op welke wijze kan Slachtofferhulp jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar het beste benaderen/bereiken?

7.2 Scholieren in de huidige informatiemaatschappij

De jongeren die nu opgroeien, leven in een informatiemaatschappij. Wie na 1980 geboren is maakt deel uit van de internetgeneratie. Met de meeste van deze jongeren gaat het best goed, maar volwassenen maken zich wel eens zorgen dat deze jongeren, die opgroeien in voorspoed en soms verwennerij, in de toekomst de dienst gaan uitmaken in ons land. De jongeren uit deze internet-generatie gedragen zich niet volgens de verwachtingen en zij laten zich niet meer sturen door vertrouwde patronen. Er is niet altijd meer eenheid in gedrag en overtuigingen te vinden en daarom vinden volwassenen het vaak moeilijk deze jongeren te begrijpen. K.M. van Steensel schrijft dan ook in het boek ‘De Internetgeneratie’(1998), dat jongeren ongrijpbaar lijken, doordat wij proberen hen met achterhaalde indicatoren en een oud paradigma (heersend, gangbaar idee)te doorgronden. Wij zouden dit oude paradigma op de nieuwe situatie moeten toesnijden. In het zoeken naar een nieuw paradigma zou je eventueel de gemeenschappelijkheden van de nieuwe internetgeneratie kunnen ontdekken.

Bij het oude paradigma worden religie, inkomen van de ouders, etc. nog altijd adequaat geacht voor het beschrijven van de huidige jongeren. Alle paradigma´s hebben een ding gemeen: ze maken trends inzichtelijk die wij anders door onze hang naar nuancering niet zouden kunnen onderscheiden. Wie het oude paradigma afschrijft, zal er dus een nieuwe variant voor in de plaats moeten stellen.

Wie zoekt naar een nieuw paradigma dat in staat is om meer inzicht te bieden in de huidige generatie jongeren, moet deze op nieuwe indicatoren baseren. De generatiesociologie biedt hiervoor

aanknopingspunten. Een methode om de generatiekenmerken te verklaren, is het vaststellen van de bepalende gebeurtenissen of trends in de zogenoemde ‘formerende jaren’ van een leeftijdsgroep. Met bepalende trends of gebeurtenissen worden zaken bedoeld die de manier van denken van mensen beïnvloedden of die gevolgen hadden voor de toekomstplannen die zij maakten.

Ouders moeten oppassen dat zij de jongeren niet te veel verwennen. Als jongeren bijna nooit “nee”

horen, kunnen zij in de veronderstelling raken dat hun toekomst aangereikt zal worden zonder dat ze enige moeite hoeven te doen. Veel jongeren leven in welvaart: veel snoepen, veel tv kijken, heerlijk op de computer. Een kinderfeestje bestond misschien vroeger uit taart eten en stoelendans, tegenwoordig gaan kinderen een dagje naar Snowworld, de Efteling of misschien zelfs wel een rondvlucht maken boven hun woonplaats. Het kan allemaal en het gebeurt ook. Ouders doen hier zelf aan mee en modderen zo goed en zo kwaad als het gaat door een brij van halfzachte normen en waarden. Je moet als ouder grenzen stellen maar dat is moeilijk. In de vorige generatie was de opvoeding streng maar duidelijk. Tegenwoordig vindt de één dit en de ander dat.

7.3 Scholieren, het internet en de mobiele telefoon

Het voorgaande lijkt misschien wat negatief omdat het een beeld schept van ouders die in een opvoedcrisis zitten. Dat is echter niet helemaal waar want het gaat beter met de jongeren dan eerst.

Velen maken hun opleiding wel af en ook geven velen aan een prettige relatie met hun ouders te hebben. Openheid en eerlijkheid staan tegenwoordig ook centraal. Ook al zien we criminaliteit op jongere leeftijd groeien, de meeste jongeren beginnen er niet aan. Jongeren hebben baantjes en sparen zelf voor een nieuwe computer. Zij maken zichzelf wegwijs op internet en er gaat een wereld voor hen open. Zij leren veel mensen kennen via de chatboxen. MSN is een begrip onder jongeren: sommigen zitten uren via deze chatbox met bekenden (of onbekenden) te kletsen op het internet. Soms leren jongeren zo mensen kennen die hen beter liggen dan bijvoorbeeld de klasgenootjes. Zo worden ze lid van clubs zonder daadwerkelijk iemand te ontmoeten. Voor sommige jongeren is dit prettiger dan in een clubje op school zitten. Zij voelen zich heerlijk in de wondere wereld die internet heet. Ouders daarentegen keuren dit vaak af en willen liever dat een jongere vrienden heeft, sociale contacten. Voor jongeren van deze internetgeneratie vormt de opkomst van ICT (informatie –en

communicatie-technologie) geen breuk of versnelling in een eerdere ontwikkeling. Zij weten niet beter of de computer en een mobiele telefoon zijn deel van het werkende, studerende of persoonlijke leven. Als klein kind speelden zij op hun eigen spelcomputer of bij vriendjes thuis en als groot kind zitten zij regelmatig achter de Personal Computer. Kortom, de computer is er al hun hele leven. Via de computer krijgen ze zeer veel informatie en waar het voor menig volwassene juist een overload aan informatie is weten jongeren heel goed te selecteren wat voor hen bruikbaar is. Internet is voor jongeren de normaalste zaak van de wereld en zij werken er makkelijk mee. Het is dan ook niet ondenkbaar dat zij via internet gemakkelijk te benaderen zijn. Marktonderzoeker Nielsen/Netratings uit Londen heeft in 2003 onderzoek gedaan naar cijfers over internetgebruik door jongeren tot 18 jaar in Nederland 15). Hieruit bleek, dat vorig jaar 1 miljoen jongeren tot 18 jaar online waren. Hiermee bezet ons land de vierde plaats op de Europese lijst. De onderzochte groep is vervolgens afgezet tegen de gehele Nederlandse internetpopulatie en dit leverde het volgende beeld op:

• jongeren zijn 16 maal per maand online;

• jongeren spenderen 9 uur per maand aan internet;

• jongeren bezoeken gemiddeld 667 pagina’s per maand.

Tevens is uit onderzoek van Nielsen/Netrating gebleken dat in 2001 al 95% van de jongeren in Nederland tussen de 12 en 17 jaar in het bezit was van een mobiele telefoon. Gezien het feit dat de verkoop nog steeds stijgt, zal het cijfer inmiddels nog iets hoger liggen. Belangrijk om te vermelden is dat men op steeds jongere leeftijd gebruik maakt van een mobiele telefoon. Van de kinderen tot 11 jaar heeft 9 % al een mobieltje (onderzoek mei 2004). In 1999 was dit nog maar 1%. Voornaamste reden van dit hoge cijfer is volgens een telecombureau dat veel ouders werken, maar toch willen dat hun kind bereikbaar is.

7.4 Internetterreur

Het internet is voor velen zeer handig en zinvol. Er zijn echter ook nadelen aan verbonden. Onder jongeren is bijvoorbeeld een nieuwe vorm van pesten ontstaan: internetterreur. Internetterreur is een onderwerp dat de laatste tijd vaak ter sprake komt op scholen, maar ook in de hele samenleving. De politiek wil met name de internetterreur met betrekking tot terrorisme bestrijden. Voor ons onderzoek is het van belang te melden dat jongeren tussen de 12-18 jaar met deze vorm van pesten te maken kunnen krijgen en er ook onder kunnen lijden. Jongerenmarketingbureau Qrius uit Amsterdam heeft in opdracht van Planet Internet een onderzoek verricht en publiceerde in februari j.l. een artikel over internetterreur onder jongeren. 16)

15) www. webwereld.nl. Marktonderzoeker Nielsen/Netratings. Internetgebruik onder jongeren. Londen 2004

16) www. planet.nl. Jongerenmarketingbureau Qrius. Internetterreur onder jongeren. Amsterdam 2004

Het onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het voortgaande project MijnKindOnline.nl, waarin Planet en Ouders Online proberen ouders bewust te maken van de noodzaak van veilig internetten door hun kinderen. Van de kinderen tussen 11-15 jaar wordt 12% online gepest en lijdt daar flink onder. De overige 88 % blijft ervan verschoond. In het bestrijden van deze vorm van pesten schieten ouders tekort. Het is een makkelijke manier van pesten en 1/3 van de tieners pest liever online dan 'live'. Jongeren geven ook toe dat zij meer durven als zij online zijn op MSN, omdat de andere persoon niet voor hen staat en dus bijvoorbeeld ook niet kan slaan. Een jongen van 11 die zelf slachtoffer was van internetterreur zei: "Ik ben vaak uitgescholden door kinderen die me niet aardig vinden. Ze zeggen: 'Klotekind, als ik je zie, sla ik je in elkaar'." Een 11-jarige pestkop zei: "Ik stuur wel eens aan kinderen die ik niet aardig vind vieze teksten, erger dan 'rotzak', bijvoorbeeld 'I'm gonna kill you tonight'."

Bij online pesten grijpen ouders of leraren minder vaak in dan bij pesten buiten het beeldscherm. Bij het gewone pesten op school wordt nog door 86 % van de leraren ingegrepen, maar bij online pesten is dat slechts in 43 % het geval. Jongeren nemen liever hun vriendjes in vertrouwen dan hun ouders, omdat zij zich schamen. Pesten via het beeldscherm valt ook minder op dan op straat en het school-plein, dus is bestrijding wat moeilijker. Het gemak en de anonimiteit van internet veroorzaken onder tieners een meer ongeremd pestgedrag dan in het werkelijke leven. Online schelden wordt door jongeren meer als plagen gezien dan schelden in de echte wereld. Bijna 1/5 van de tieners vindt het grappig om online te pesten omdat het anoniem kan. Ook de grenzen van het taalgebruik worden verlegd: zij durven meer via internet.

7.5 Communicatie via digitale hulpverlening

Vandaag de dag bestaat er ook digitale hulpverlening. De communicatie tussen de hulpverlening en in dit geval jongeren kan schriftelijk via de mail, via een website of via een chatbox verlopen. Aan deze manier van communicatie zijn zowel voordelen als beperkingen verbonden voor de hulpverlening.

Deze vorm van communicatie biedt bijvoorbeeld een mogelijkheid aan jongeren die makkelijker schrijven dan praten. Hiernaast kan zowel de jongere als de hulpverlener langer nadenken over wat hij wil vertellen. Het feit dat de communicatie alleen schriftelijk verloopt, kan voor jongeren die niet makkelijk schrijven echter ook een beperking van de hulpverlening zijn. Ook zullen er jongeren zijn die schriftelijke communicatie als nadeel beschouwen, omdat zij liever alles op tafel gooien om direct een reactie van de hulpverlener te krijgen. De hulpverlener zit via internet letterlijk niet zo dicht op de jongere als bij een individueel hulpverleningsgesprek. Jongeren die bang zijn hun autonomie te verliezen kunnen de afstand van het digitale contact prettig vinden. Valkuil bij de communicatie via digitale hulpverlening is dat je het moet doen met de informatie die je via de mail aangeleverd krijgt.

De hulpverlener kan niet direct meer informatie vragen.Tevens kan niet gecheckt worden of de jongere het ontvangen antwoord wel juist interpreteert. Wanneer een jongere een vraag of probleem via

internet aan de hulpverlener voorlegt mis je de non-verbale boodschap. Voor knelpunten van digitale hulpverlening in het algemeen en richtlijnen voor digitale hulpverlening verwijzen wij naar Bijlage 6.

7.6 Conclusie

Ieder kind in Nederland gaat naar school vanaf ongeveer 5 jaar tot 16 jaar. Dit beslaat een lange periode en die periode is heel belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Aangezien jongeren volledig op de hoogte zijn van het gebruik van internet lijkt dit een mogelijkheid te zijn om jongeren die hulp nodig hebben te bereiken. In ieder geval moeten jongeren benaderd worden op een manier die hen aanspreekt en die zij als prettig ervaren. Wij hebben getracht in dit hoofdstuk uit te leggen dat jongeren van deze tijd met name door internet veel informatie tot zich kunnen nemen. Internet lijkt hun zeer aan te spreken. Onze deelvraag 6 luidde: op welke wijze kan Slachtofferhulp jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar het beste benaderen/bereiken. Wellicht liggen er hier mogelijkheden voor Slachtofferhulp Haaglanden.

In document Slachtofferhulp Haaglanden (pagina 43-46)