• No results found

Conclusies

In document Slachtofferhulp Haaglanden (pagina 66-70)

Hoofdstuk 8 Empirisch onderzoek

9.2 Conclusies

Deelvraag 1: hoe is het op dit moment gesteld met de bekendheid van Slachtofferhulp bij jongeren?

Als we de uitkomsten bekijken zien we dat net iets meer dan de helft van de jongeren (51%) op de hoogte is van het bestaan van Slachtofferhulp. Van dit aantal (224) hebben 22 jongeren (10%) zelf te maken gehad met Slachtofferhulp. Van de respondenten geeft 81% aan dat er op school soms dingen gebeuren zoals geweldpleging of een ongeluk, waarbij Slachtofferhulp zou kunnen helpen. Nog eens 157 jongeren geven aan er wel voor open te staan om van Slachtofferhulp gebruik te maken als er zich een schokkende gebeurtenis zou voordoen. Wat echter opvalt is het antwoord op vraag 19a: weet je hoe je de mensen van Slachtofferhulp kunt bereiken? Van de jongeren antwoordt 91% dat hij niet weet hoe hij Slachtofferhulp kan bereiken. Dit valt tegen omdat het jaarverslag 2003 van Slachtofferhulp Nederland aangeeft dat er een recordaantal slachtoffers gebruik heeft gemaakt van het hulpaanbod dat Slachtofferhulp biedt. De introductie van de website www.Slachtofferhulp.nl, de Servicelijn en het landelijk telefoonnummer 0900-0101 hebben hier toe geleid. Ook al is de website 31.000 keer bezocht door externe bezoekers, toch zijn jongeren niet genoeg op de hoogte van de website.

Conclusie deelvraag 1

Wij trekken de conclusie dat een hoog percentage van de jongeren niet weet hoe zij Slachtofferhulp moet bereiken. De jongeren geven aan wel hulp van Slachtofferhulp te willen als hen iets schokkends is overkomen, maar zij weten eenvoudigweg niet waar zij die hulp kunnen krijgen. Ook concluderen wij dat opvallend weinig jongeren hulp vragen terwijl het aantal zaken onder die groep niet laag is. Nu is dat voor de categorie 12-14 jaar nog te verklaren omdat zij zich vaak in hoofdzaak tot hun ouders richten. Echter de groep jongeren uit de bovenbouw, 15-18 jarigen, weet Slachtofferhulp ook moeilijk te vinden. Wij trekken hieruit tevens de conclusie dat de middelen die al zijn ingezet (reclamespotjes en algemene folders) blijkbaar door een groot deel van de jongeren niet worden opgemerkt. Een groot gedeelte van de jongeren kent Slachtofferhulp niet en zij weten derhalve ook niet hoe deze organisatie werkt en met welke hulpvraag zij hier terecht kunnen.

Het antwoord op de eerste deelvraag is dan ook dat de bekendheid van Slachtofferhulp onder jongeren veel beter kan. Slachtofferhulp Haaglanden is met haar naamsbekendheid onder jongeren op de goede weg maar het blijkt ook dat een aanzienlijk aantal jongeren nog nooit van Slachtofferhulp heeft gehoord en dat zeer veel jongeren niet weten hoe zij Slachtofferhulp kunnen bereiken.

Deelvraag 2: hoe gaan jongeren om met het slachtofferschap?

Aan het begin van ons onderzoek wisten wij niet hoe jongeren omgaan met slachtofferschap en of zij überhaupt weten wat slachtofferschap inhoudt. In onze literatuurverkenning hebben wij vermeld dat het meemaken van een schokkende gebeurtenis zoals het overlijden van een dierbaar persoon de ontwikkeling van een adolescent kan verstoren. Dit kan leiden tot conflicten met ouders of tot problemen op school. Het verlies van een dierbare kan de adolescent tot alcohol- of drugsmisbruik aanzetten. Ouders, leerkrachten en hulpverleners behoren goed te luisteren naar het kind zelf. Als een jongere slachtoffer is moeten volwassenen dat ook erkennen.

Bij vraag 12 uit de enquête: zou jij je een slachtoffer voelen als je betrokken raakt bij een ongeval of enige vorm van geweld, antwoordde het overgrote deel van de jongeren (61%) zich dan wel slachtoffer te voelen. Uit ons onderzoek is ook gebleken dat 85 % van de jongeren op de hoogte is van het feit dat er hulp vanuit de school geboden wordt als er zich een schokkende gebeurtenis heeft voorgedaan. Van de jongeren heeft 66% zelf al eens een schokkende gebeurtenis meegemaakt. Van hen geeft 48 % aan (vraag 8) hulp te zoeken bij ouders, 23% zoekt hulp bij vrienden, 24% zoekt het bij de mentor als er iets schokkends is gebeurd.Jongeren blijken een schokkende gebeurtenis het liefst te verwerken door afleiding te zoeken (39%) of er over te praten (27 %). Van hen wil 23% er liever juist niet over praten.

Hierbij geeft 85% van de jongeren aan dat iemand buiten de school ook hulp kan bieden. Van de leerlingen geeft 55% hier toch de voorkeur aan. Op de vraag of Slachtofferhulp iets voor de jongeren kan doen als er iets schokkends is gebeurd, antwoordden 311 jongeren met ja. Vraag 17 uit de enquête luidde: zo ja, wat zou Slachtofferhulp dan voor jou kunnen doen? Wij zagen dat 52% van hen graag advies wil en 44% zou zijn verhaal kwijt willen aan iemand van Slachtofferhulp. Voor een goede verwerking van een schokkende of traumatische gebeurtenis is het belangrijk voor een jongere dat hij of zij slachtofferschap erkent. In hoofdstuk 4 gaven wij al aan dat de puberteit een fase is waarin zelfstandigheid en een eigen identiteitsontwikkeling een rol spelen. Sociale netwerken zijn voor een jongere heel belangrijk. Van ouders wordt verwacht dat ze de jongere los laten en als een volwassene benaderen. Echter er wordt ook van hen verwacht dat ze indien nodig op een subtiele manier onder-steuningbieden. De jongere gaat zich steeds zelfstandiger en onafhankelijker gedragen en zal niet altijd om hulp vragen.

Conclusie deelvraag 2

Wij trekken de conclusie dat jongeren wel beseffen wanneer zij slachtoffer zijn Uit de enquête is gebleken dat een overgroot deel van de jongeren aangeeft hulp te zoeken als hen iets naars is over-komen. Wij concluderen dat zij dit het liefst in de eigen kring van familie en vrienden zoeken. Ook wordt er hulp gezocht op school. Leerlingen uit de bovenbouw gaan ook vaak naar de mentor om over problemen te praten. Al zoekt het overgrote deel steun in hun directe netwerk toch geven de jongeren aan dat ze er wel voor open staan om met iemand die buiten de school staat te willen praten. Wij concluderen dat zij blijkbaar toch hulp zoeken als er iets met hen aan de hand is. Het antwoord op onze tweede deelvraag is dan ook dat wij niet precies kunnen beoordelen hoe jongeren omgaan met slachtofferschap, maar duidelijk is wel dat zij weten wanneer zij slachtoffer zijn en dan ook hulp zoeken. Zij verwerken de gebeurtenis het liefst door afleiding te zoeken. Het is goed te ontdekken dat jongeren weten wanneer zij slachtoffer zijn van een schokkende gebeurtenis en dat zij dit niet

ontkennen.

Deelvraag 3: in hoeverre hebben jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar behoefte aan Slachtofferhulp bij traumatische gebeurtenissen?

Pubers zijn doorgaans niet zo mededeelzaam over hun eigen wel en wee. Ze vertonen de gewone puberteitsverschijnselen, zoals stoer en stug gedrag. Ze zullen niet snel uit zichzelf met klachten komen ( zie paragraaf 4.2). Ook in de adolescentie kunnen gevoelens van neerslachtigheid,

teruggetrokken gedrag, eenzaamheid en humeurige buien voorkomen. Het is derhalve belangrijk dat anderen signaleren dat er iets aan de hand is met een jongere. Wij zijn van mening dat de vragen 5, 8, 13, 15,19 en 20 uit de enquête aansluiten bij deze deelvraag. Slechts een kleine groep van de jongeren (36%) zegt bij vraag 19 contact op te zullen nemen met Slachtofferhulp als hen iets vreselijks zou overkomen. Gezien het feit dat een groot deel van de jongeren niet weet hoe hij Slachtofferhulp kan bereiken en niet weet waar het hulpaanbod uit bestaat is dit aantal wel verklaarbaar. In totaal gaven 356 jongeren aan bij vraag 5 dat zij menen dat Slachtofferhulp hulp zou kunnen bieden, als dat nodig is. Wij zagen al bij vraag 8 dat jongeren vooral steun zoeken bij ouders, familie, vrienden en docenten als hen iets naars overkomt. Op de vraag wat bij hen juist niet zou helpen geven 228 jongeren het antwoord ‘school maatschappelijk werk’. Dit is opvallend omdat een schoolmaatschappelijk werker een jongere juist kan helpen. Een kleine 7% van de jongeren ziet de conciërge ook als iemand die hulp kan bieden. Wij zien dat 290 leerlingen ooit iets schokkends hebben meegemaakt. Van deze jongeren zoekt 39% afleiding als verwerking, 27% heeft hierna een gesprek met iemand erover gehad en 23%

wil er juist niet over praten. Van de jongeren geeft 55% aan bij vraag 15 dat zij hulp van buiten de school zouden willen krijgen. Bij vraag 20 werd gevraagd wat hen zou tegenhouden om naar Slachtofferhulp te gaan. 26% zegt dat zij bang zijn dat hun ouders er achter komen.

Conclusie deelvraag 3

Wij trekken naar aanleiding van bovenstaande bevindingen de conclusie dat jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar wel degelijk behoefte hebben aan hulp na een traumatische gebeurtenis. Jongeren erkennen slachtoffer te zijn en geven aan dat ze hulp zoeken. Deze hulp kan vanuit school geboden worden, echter de jongeren geven aan dat genoemde hulp ook van buiten de school kan worden geboden en dat ze er voor open staan deze te ontvangen. Zij hebben behoefte aan advies en iemand die naar hun verhaal luistert. Zij gaan echter niet naar Slachtofferhulp toe voor hulp. Angst om de ouders te verontrusten kan een reden zijn dit niet te doen. Wij concluderen dus ook dat de meningen van de scholieren sterk verdeeld zijn met betrekking tot wat helpt om een schokkende gebeurtenis te

verwerken. Tevens trekken wij de conclusie dat een behoorlijk percentage jongeren er voor kiest niet over de gebeurtenis te praten. Het antwoord op onze derde deelvraag is dan ook dat jongeren behoefte hebben aan hulp bij traumatische gebeurtenissen. Zij willen de hulp het liefst uit de eigen vertrouwde omgeving, maar ook op school. Eventuele hulp van buiten af zullen zij niet weigeren. De behoefte is er zeker, alleen zullen zij niet snel actie ondernemen om zelf hulp buiten school te zoeken.

Deelvraag 4: zijn schoolgaande jongeren op de hoogte van de effecten van slachtofferschap?

Wij wilden weten of jongeren wel beseffen dat het meemaken van een schokkende gebeurtenis en voortvloeiend daaruit het slachtofferschap, veel effecten kan hebben op een mensenleven. Jongeren staan minder snel stil bij de gevolgen van geweld zoals ook vermeld in hoofdstuk 5. Deze gevolgen van geweld kunnen echter wel leiden tot slachtofferschap. Om die reden hebben wij in de enquête een paar vragen gesteld die ons daar meer zicht op zouden kunnen geven. Het betreft hier de vragen 5, 8, 11,13, 17 en 19. Bij vraag 5 geeft 81% aan dat Slachtofferhulp zou kunnen helpen bij geweld of een schokkende gebeurtenis op school. De jongeren geven hierbij aan hulp te willen als slachtoffer en weten waarschijnlijk dat ze dit nodig hebben. Bij vraag 8 zijn er maar 6 kinderen die bij niemand hulp zouden zoeken als er iets ergs is gebeurd. Bij vraag 11 wordt hen gevraagd of zij een ander zouden slaan als zij beledigd worden. Het antwoord van 26% van hen is ja. Rond 66% van de jongeren geeft aan bij vraag 13, dat hij wel eens iets schokkends heeft meegemaakt. Dit varieert van geweld tot een verkeersongeval of tot overlijden in de familie. Slechts 7% van de jongeren heeft toen bij niemand hulp gezocht. Bij vraag 17 wordt gevraagd wat Slachtofferhulp zou kunnen doen als er iets ergs is gebeurd. Hier geeft 52% het antwoord advies te willen krijgen en 44% geeft aan dat zij hun verhaal kwijt willen. Bij vraag 19 wordt aan de jongeren gevraagd of zij contact op zouden nemen met Slachtofferhulp als hen iets naars overkomt. Slechts 36% zou dit doen en ¾ van de groep zou dit dus niet doen.

Conclusie deelvraag 4

Wij kunnen uit het bovenstaande concluderen dat de meeste jongeren wel weten dat zij ingeval van slachtofferschap hulp nodig hebben. Zij zoeken hulp, willen hun verhaal kwijt of verlangen advies als hen iets naars is overkomen. Onze conclusie is dan ook dat jongeren zich bewust zijn van het effect van een schokkende gebeurtenis en weten hoe belangrijk het is hulp te zoeken als zij slachtoffer zijn.

Er zijn maar weinig jongeren die nergens hulp zoeken, nadat hen iets schokkends is overkomen. Wij kunnen na het houden van de enquête vermelden dat niet alle jongeren het verkeerd vinden om een ander te slaan en deze groep jongeren zou dan ook slachtoffers kunnen maken. Deze groep weet waarschijnlijk niet dat deze vorm van geweld een effect op een ander kan hebben. Het antwoord op onze vierde deelvraag is dan ook dat wij zien dat jongeren wel hulp zoeken als zij slachtoffer van een schokkende gebeurtenis zijn. Of dit daadwerkelijk gebeurt omdat zij de effecten van slachtofferschap kennen (psychosociale klachten, trauma etc.) komt hieruit niet naar voren.

Deelvraag5: in hoeverre speelt de ontwikkelingsfase waarin jongeren zich bevinden een rol met betrekking tot hun moreel besef ?

Met moreel besef bedoelen wij de ideeën die kinderen hebben over de moraliteit van hun eigen gedrag, de manier waarop ze het gedrag van anderen waarnemen en hun bedrevenheid of geneigdheid om regels te volgen. In 1.3 hebben wij geschreven over het formeel-operationele stadium waarin kinderen vanaf 11 jaar zich bevinden volgens de theorie van Jean Piaget. In deze periode gaan zij abstracte problemen oplossen via logische operaties. Ze kunnen logische besluiten trekken en

hypothesen toetsen om tot goede antwoorden te komen. Hun redeneren is niet meer beperkt tot fysisch aanwezige problemen maar kan ook functioneren door middel van deductie en hypothesetoetsing. Als een kind ongeveer 12 is begint het rekening te houden met intenties. Het beoordeelt schuld en straf op grond van motivaties. Piaget was van mening dat opvoeding en ervaring het formeel-operationeel denken voor specifieke onderwerpen bevordert. Uit het onderzoek van Hartshorne en May, reeds eerder genoemd in ons rapport, bleek dat het niet mogelijk was om de wereld te verdelen in oneerlijke en eerlijke mensen. Wanneer het kind in de ene situatie een morele misstap begaat, betekent dat nog niet dat het dit ook bij andere gelegenheden doet. Het hangt van de situatie af hoe een kind reageert.

Vraag 11 van de enquête sluit aan bij deze deelvraag en luidde: “als je onwijs wordt uitgescholden of wordt beledigd, vind je dat je die persoon dan een klap mag geven?” Van de 437 jongeren beseft 31%

goed dat slaan geen optie is bij een belediging. Hun antwoord was dan ook “nee je mag niet slaan”.

Van de jongeren zou toch 26% wel over gaan tot slaan. Van hen geeft 32% aan dat dit afhankelijk is van de situatie. Veel van de jongeren vonden het niet acceptabel dat een ander iets lelijks zegt over zijn ouders (voor een uitgebreid overzicht van de antwoorden op deze vraag, zie Bijlage 7). Ook vraag 12 uit de enquête sluit redelijk aan bij deze vraag. De vraag luidde: zou jij je slachtoffer voelen als je betrokken raakt bij een ongeval of enige vorm van geweld? De relatie met de deelvraag is, dat wij uit de antwoorden zouden kunnen opmaken of jongeren onder de indruk zijn van geweld (als slachtoffer of als dader). Keuren zij geweld goed of keuren zij het af? Wij hebben bij die vraag gezien dat een redelijk groot deel jongeren (169) aangeeft zich geen slachtoffer te voelen, als ze betrokken zouden raken bij geweld. Wij hebben in hoofdstuk 5 al gemeld dat geweld op tv of in computerspelletjes het gebruik van geweld een normaliserend effect kan geven. Daarbij zagen wij bij enquêtevraag 11 dat bijna de helft van de leerlingen zegt dat ze een klap mogen uitdelen als zij beledigd worden.

Conclusie deelvraag 5

Welke conclusies kunnen wij trekken uit bovenstaande gegevens? Jongeren in de regio Haaglanden bevinden zich (volgens de theorie van Piaget die wij voor ons onderzoek gebruiken) in de concreet-operationele fase en kunnen logische besluiten trekken en hypothesen toetsen om tot goede

antwoorden te komen. Wij concluderen dat de meeste jongeren vinden dat zij niet moeten slaan als zij beledigd worden, maar toch zien wij ook dat 25% van de jongeren dit wel geoorloofd vindt. Ook concluderen wij dat jongeren zich niet snel slachtoffer zullen voelen als ze betrokken raken bij geweld of een ongeval. Het antwoord op onze vijfde deelvraag is dan ook dat de ontwikkelingsfase waarin de jongeren zich bevinden niet direct een rol speelt met betrekking tot moreel besef. De meeste jongeren hebben inmiddels geleerd dat slaan niet goed is, maar een behoorlijk percentage vindt het in sommige gevallen acceptabel. Dit heeft meer te maken met omgeving, opvoeding en ervaring dan met de ontwikkelingsfase waarin deze jongeren verkeren.

Deelvraag 6: op welke wijze kan Slachtofferhulp jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar het beste benaderen/bereiken?

In het eerste hoofdstuk van dit rapport in paragraaf 1.1 hebben wij aangegeven dat het al lange tijd duidelijk is dat Slachtofferhulp Haaglanden te weinig schoolgaande jongeren bereikt. Ook schreven wij hier dat is aangetoond dat jongeren meer in aanraking komen met geweldsdelicten en daar ook slachtoffer van kunnen zijn. Dit neemt met name op scholen zorgelijke vormen aan. Jongeren worden de laatste tijd vaker slachtoffer van straatroof, mishandeling en/of bedreiging. Een deel van hen vertelt hierover niets aan de ouders, de school of aan de politie. Het is daarom voor Slachtofferhulp lastig om te weten wat het aantal daadwerkelijke slachtoffers is en het is dus lastig deze ook te bereiken. Vraag 23 uit de enquête sluit aan bij deze deelvraag en luidde: “wij proberen zoveel mogelijk jongeren te bereiken om ze te kunnen helpen en steunen. Heb jij misschien tips hoe we dat het beste zouden kunnen doen?”. Bij deze vraag konden de jongeren meerdere antwoorden geven. De uitkomsten van ons onderzoek geven aan dat veel jongeren (55%) gebruik willen maken van hulpverlening via internet (e-mailadres of website). Weer 39% zegt prijs te stellen op een telefoonlijn. Dit komt overeen met de cijfers die ook uit landelijke onderzoeken komen, zie paragraaf 7.4. Ook geven de kinderen bij de optie “anders” aan dat zij voorlichting, tv-spotjesen advertenties in de schoolkrant goede middelen vinden om hen te benaderen. Uit vraag 8 was al gebleken dat jongeren wel hulp zoeken als hen iets naars is overkomen. Van hen zoekt 48% hulp bij ouders of familie, 23% bij vrienden en 24% zoekt hulp op school. Bij onze enquête gaven slechts 6 jongeren aan helemaal geen hulp te zoeken. Op vraag 20 (wat zou je tegenhouden om naar slachtofferhulp te gaan?) gaf 5% aan dat onbekendheid van de instelling de reden was. Een enkeling gaf aan dat zij niet weten wat Slachtofferhulp te bieden heeft.

Conclusie deelvraag 6

Uit het bovenstaande kunnen wij een paar conclusies trekken. Jongeren lopen tegenwoordig meer risico om slachtoffer te worden van een geweldsdelict. In enkele gevallen melden zij dit niet bij ouders, school of politie, waardoor Slachtofferhulp hun geen hulp kan bieden. Zij staan open voor hulp van ouders, familie, vrienden en school, maar hadden al eerder aangegeven ook open te staan voor hulp van buiten de school. Een klein percentage is nog te onbekend met Slachtofferhulp om daar hulp te zoeken. Wij trekken de conclusie dat zij het liefst contact hebben met Slachtofferhulp via e-mail, internet of de telefoon. Kijkend naar de antwoorden van de leerlingen van deze 11 scholen is het antwoord op onze zesde deelvraag: Slachtofferhulp kan jongeren tussen de 12-18 jaar het beste benaderen/bereiken via telefoon of e-mail.

In document Slachtofferhulp Haaglanden (pagina 66-70)