• No results found

Samenvattende conclusie

In document Arbeidsmigratie naar Nederland (pagina 58-61)

Seksespecifieke factoren in arbeidsmigratie: theoretische

2.4 Samenvattende conclusie

In dit hoofdstuk is een aantal wetenschappelijke inzichten en veronder-stellingen met betrekking tot sekseverschillen uiteengezet, voorzover deze aanknopingspunten bieden voor het onderzoek naar de overkomst van vrouwelijke arbeidsmigranten. Onder meer is aangegeven dat migratie een bereidheid impliceert tot het nemen van risico, en dat uit onder-zoek (onder meer criminologisch, maar ook migratieonderonder-zoek) blijkt dat mannen eerder geneigd zijn dergelijke risico’s te nemen. Sommigen menen, op basis van de evolutionaire psychologie en inzichten uit de

6 De hersenen van mannen zijn gemiddeld groter dan die van vrouwen. Daarnaast zijn sekseverschillen in de hersenen aangetroffen in het limbische systeem (waaronder inbegrepen de amygdala), de hersen-stam en de kleine hersenen. Verder hebben vrouwen in de hersenbalk meer wit hersenweefsel waardoor de communicatie tussen beide hersenhelften beter verloopt. In de hersenen zelf hebben mannen meer wit hersenweefsel en de vrouwen meer grijs weefsel. Bij intelligentietesten echter maken vrouwen meer gebruik van het aanwezige witte weefsel, terwijl mannen het grijze weefsel gebruiken (Evertzen, 2007). 7 Als de amygdala wordt gestimuleerd, blijken zelfs zachtaardige mensen gewelddadig te worden; wordt daarentegen de neurale activiteit in het gebied geblokkeerd, dan worden gewelddadige mensen zachtaardig (Moyer, 1976 in: Aronson et al., 2007).

59

Seksespecifieke factoren in arbeidsmigratie: theoretische overwegingen

(medische) biologie, dat het verschil in risicogedrag tussen mannen en vrouwen zijn oorsprong vindt in al dan niet door evolutie ontstane gene-tische verschillen. Het verschil in het migratiegedrag van mannen en vrouwen zou echter ook verband kunnen houden met genderpatronen. Met deze term bedoelen sociologen het geheel aan sociale percepties en interacties in een samenleving waaruit gedragspatronen voortkomen die als typisch mannelijk of typisch vrouwelijk worden beschouwd.8 Volgens de doing gender-theorie stemmen mannen en vrouwen hun gedrag af op de verwachtingen die in een samenleving leven ten aanzien van de rol die respectievelijk mannen en vrouwen behoren te vervullen. Zodoende ontstaat een seksegerelateerd onderscheid in bijvoorbeeld de positie die mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt innemen, en de mate waarin mannen en vrouwen vanwege arbeid migreren.

Feit is dat in de meeste landen mannen relatief vaker een (hogere) oplei-ding hebben genoten en dat de arbeidsparticipatie onder mannen groter is dan onder vrouwen. Daardoor zijn mannen wereldwijd oververtegen-woordigd in bepaalde arbeidsmarktsectoren en functies. Uitgaande van de doing gender-theorie zou de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in verschillende sectoren van de arbeidsmarkt verwachtingen kunnen wekken, waardoor het genderpatroon in een samenleving in stand wordt gehouden. Meisjes zouden bijvoorbeeld voor een bepaalde beroeps opleiding kunnen kiezen, omdat het gewoon wordt gevonden dat vrouwen in die beroepen werken. Ook zou het kunnen zijn dat voor-namelijk mannen voor een bepaald beroep worden geselecteerd, omdat het gewoon wordt gevonden dat mannen die functie vervullen. De veronder stelling die hieruit volgt is dat de sekseverdeling in arbeidsmarkt-sectoren een belemmering kan vormen voor de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten. De mogelijke belemmering die van genderpatronen uit zou kunnen gaan, is tweeledig, namelijk:

– wanneer vanwege het genderpatroon in het bestemmingsland in de vraag naar arbeid de voorkeur uitgaat naar mannelijke arbeidskrachten, ter-wijl in de herkomstlanden voldoende aanbod van vrouwelijke arbeids-krachten voor de gevraagde arbeid aanwezig is;

– wanneer vanwege het genderpatroon in de herkomstlanden het aanbod van arbeid verricht door vrouwen niet aansluit op de vraag naar arbeid in het bestemmingsland.

Bovenstaande veronderstelde invloeden van genderpatronen op de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten worden in hoofdstuk 3 belicht.

8 Het voert te ver om hier een discussie aan te gaan over de vraag in hoeverre genetische verschillen tussen mannen en vrouwen aan de basis liggen van genderpatronen.

60 Arbeidsmigratie naar Nederland

Zoals eerder is aangegeven gaat dit onderzoek niet in op de rol die net werken vervullen bij de overkomst van arbeidsmigranten. Uit de litera-tuur blijkt namelijk niet duidelijk in hoeverre een verschil in de netwerken van mannen en vrouwen van invloed is op de instroom van respectievelijk mannelijke en vrouwelijke arbeidsmigranten. De resultaten van verrichte studies doen vermoeden dat vrouwen, en dan vooral getrouwde vrouwen met kinderen en een parttime baan, minder geneigd zijn om vanwege arbeid te migreren, omdat zij, in vergelijking met mannen, meer gebon-den zijn aan familie, en relatief minder contact hebben met collega’s en vrienden die hen van vacatures op de hoogte zouden kunnen stellen. Dat in veel landen in de eerste plaats de vrouw zorg draagt voor eventuele kinderen en het huishouden wordt in dit onderzoek als een kenmerk van het genderpatroon in die landen be schouwd.

Naast genderpatronen beschouwen we in dit onderzoek het arbeids-migratiebeleid als een factor die mogelijk van invloed is op de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten. Daartoe is in dit hoofdstuk de migratie van arbeidsmigranten vanuit economische benaderingen belicht. In het bijzonder is ingegaan op de new ecomonics of labor migration, die stelt dat ook de sociale context van de migrant in de verklaring van arbeids-migratie stromen moet worden betrokken. Het besluit om te migreren heeft vaak ook consequenties voor de partner van de arbeidsmigrant. Als de partner in het land van herkomst betaalde arbeid verricht en bereid is mee te migreren, heeft vertrek uit het land van herkomst, zeker in eerste instantie, een vermindering van inkomsten tot gevolg. Een beperking van het recht van de mee-migrerende partner van de arbeidsmigrant om in Nederland betaalde arbeid te verrichten, zal daarom in de afweging om te migreren een rol spelen. Aangezien vrouwen, vaker dan mannen, een partner hebben die het mogen verrichten van arbeid in het land van bestemming als een belangrijke voorwaarde ziet om te migreren, zal die beperking voor potentiële vrouwelijke arbeidsmigranten waarschijnlijk een grotere drempel vormen om tot arbeidsmigratie over te gaan. De veronderstelling is dan ook dat:

– vrouwelijke arbeidsmigranten, in vergelijking met mannelijke arbeids-migranten, vaker gebruikmaken van de Kennismigrantenregeling dan van de TWV-procedure, omdat ook de partner dan in Nederland mag werken, en;

– de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten relatief groter is wan-neer de partner van de arbeidsmigrant geen belemmering ondervindt om in Nederland betaalde arbeid te verrichten.

3 Vrouwelijke arbeidsmigranten in

In document Arbeidsmigratie naar Nederland (pagina 58-61)