• No results found

Arbeidsmigratie van vrouwen naar Canada, Denemarken en Zweden

In document Arbeidsmigratie naar Nederland (pagina 67-70)

3 Vrouwelijke arbeidsmigranten in Nederland

3.1 Seksespecifieke instroom van arbeidsmigranten in Nederland 2000 t/m 2007

3.1.4 Arbeidsmigratie van vrouwen naar Canada, Denemarken en Zweden

Het aandeel vrouwen in de totale arbeidsmigratie naar Nederland wordt in deze paragraaf vergeleken met de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten in enkele andere westerse landen die, wat betreft vrouwenemancipatie, met Nederland vergelijkbaar zijn. De selectie van landen werd echter beperkt door het feit dat niet alle westerse landen (in jaarrapportages of statistische bronnen) de instroom van arbeids-migranten onderverdelen naar sekse.6 Over de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten in Canada, Denemarken en Zweden waren wel cijfers beschikbaar. Daarom zijn deze drie landen in dit onderzoek betrokken voor een vergelijking met Nederland voor wat betreft de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten.

6 Door bijvoorbeeld Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt geen onderscheid naar sekse gemaakt. Daarnaast is het in de tijdspanne van dit onderzoek niet mogelijk gebleken om gegevens te achterhalen over de jaarlijkse instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten in (bijvoorbeeld) België, Duitsland en Frankrijk.

68 Arbeidsmigratie naar Nederland

Tabel 7 toont (voor zover beschikbaar) de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten in Canada, Denemarken, Zweden en Nederland in de jaren 2000 tot en met 2007. Uit de tabel blijkt dat in die jaren het aandeel vrouwen in de arbeidsmigratie naar Nederland iets groter was dan in de andere drie landen. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat door Denemarken en Zweden de instroom van arbeidsmigranten uit de zo genoemde Nordic countries7 (waar de arbeidsparticipatie van vrouwen over het algemeen hoog is) niet in de statistieken wordt meegenomen, terwijl in het percentage voor Nederland de vrouwelijke arbeidsmigranten uit nabijgelegen EU-landen wel zijn meegeteld, en hun aandeel, zo bleek, had een positief effect op het gemiddelde. Zou daarom de instroom uit de Nordic Countries wel worden meegeteld, dan zou het aandeel vrouwen in de arbeidsmigratie naar Denemarken en Zweden waarschijnlijk hoger uitkomen. Omdat echter cijfers over de instroom van arbeidsmigranten uit de Nordic countries ontbreken, is niet na te gaan hoe de omvang van de arbeidsmigratie uit die landen naar Denemarken en Zweden zich verhoudt tot de instroom in Nederland van arbeidsmigranten uit om ringende EU-landen.

Tabel 7 Instroom vrouwelijke arbeidsmigranten in Canada, Denemarken, Nederland en Zweden, 2000 t/m 2007 (%)*

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Canada 26 26 26 29 30 31 33 35 Denemarken 26 28 28 30 29 28 - - -Nederland 31 31 34 33 33 33 32 34 Zweden 26 25 28 30 30 30 29 27 * Zie bijlage 5 voor bijbehorende aantallen. Bron: Voor Canada: Canadian Immigrationservice, (www.cic.gc.ca); Voor Denemarken: StatBank Denmark (www.statbank.dk); Voor Nederland: CBS (www.cbs.nl); Voor Zweden: Sveriges Officiella Statistik (www.scb.se)

Uit tabel 7 blijkt ook dat – in tegenstelling tot de instroom in Nederland – het percentage vrouwelijke arbeidsmigranten dat tot Canada werd toegelaten vanaf 2002 consequent is gestegen van 26%, naar 35% in 2007. Dit resultaat zou een gevolg kunnen zijn van het feit dat de Canadese overheid, naar aanleiding van de vierde Wereldconferentie over vrouwen van de Verenigde Naties in Beijing (1995), op al het federale beleid een

gender­based analyse toepast. In de Canadese Immigratiewet uit 2002 is

daarom een paragraaf opgenomen die verplicht om bij de totstandkoming van beleidsmaatregelen, in training van personeel, en in rapportages aan het parlement aandacht te schenken aan de sociale en economische verschillen die er tussen mannen en vrouwen bestaan (Carasco, 2007;

69

Vrouwelijke arbeidsmigranten in Nederland

www. cic. gc.ca).8 Uit een analyse van aanvragen voor een verblijfsver-gunning bleek bijvoorbeeld dat het voor bepaalde personen (vanwege zwangerschap, zorgtaken of een handicap) moeilijker was om te voldoen aan de voorwaarde enkele jaren voltijds werkervaring te hebben. Naar aanleiding daarvan is deze voorwaarde zo aangepast dat ook een equiva-lente periode van parttime werkervaring voldoet. Anderzijds moet worden opgemerkt dat zo’n 15% tot 20% van de vrouwelijke arbeidsmigranten die tot Canada zijn toegelaten, als live­in caregiver staan geregistreerd. Onder deze toelatingsgrond worden sinds 1992 – voor het merendeel vrouwe-lijke – arbeidsmigranten toegelaten, die voor het verlenen van zorg aan hetzij kinderen, ouderen of gehandicapten inwonen bij de werkgever. In Nederland bestaat een dergelijke toelatingsgrond voor arbeidsmigranten niet. Wordt de categorie live­in caregiver buiten beschouwing gelaten, dan zou het aandeel vrouwen in de Canadese arbeidsmigranteninstroom zijn gestegen tot ‘slechts’ 30% in 2007.

3.1.5 Samenvatting

In het bovenstaande is op basis van gegevens van het CBS de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten in Nederland in kaart gebracht. Daaruit bleek dat in de periode 2000 tot en met 2007 gemiddeld 33% van de arbeidsmigranten die naar Nederland kwamen vrouw was. De instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten verschilde echter per regio van herkomst (naar geboorteland).

Rekening houdend met het voorbehoud dat is gemaakt bij de registratie van (vrouwelijke) arbeidsmigranten in Canada, Denemarken en Zweden, bleek het percentage vrouwen in de arbeidsmigratie naar Nederland na genoeg even groot als het percentage vrouwelijke arbeidsmigranten dat in Canada, Denemarken en Zweden werd toegelaten. De vraag die nu voorligt, is hoe het komt dat in Nederland (net als in andere westerse landen) zo ongeveer een derde van de arbeidsmigranten vrouw is. In het vervolg van dit deel van het rapport wordt op deze vraag ingegaan. In hoofdstuk 2 is een aantal veronderstellingen geformuleerd met betrekking tot factoren die het verschil in het arbeidsmigratiegedrag van mannen en vrouwen zouden kunnen verklaren en, als zodanig, van invloed kunnen zijn op de instroom van vrouwelijke arbeidsmigranten. De eerste veronderstelling is dat het genderpatroon op de Nederlandse arbeidsmarkt voor vrouwelijke arbeidsmigranten een belemmering kan vormen, namelijk als in de vraag naar arbeid de voorkeur uitgaat naar mannelijke arbeidsmigranten, omdat het gewoon wordt gevonden dat in die sector voornamelijk mannen werken. Anderzijds zou de mate waarin vrouwen vanwege arbeid migreren verband kunnen houden met het genderpatroon op de arbeidsmarkt in de herkomstlanden.

70 Arbeidsmigratie naar Nederland

Paragraaf 3.2 schetst eerst het genderpatroon op de Nederlandse arbeids-markt, aan de hand van de man/vrouw-verhouding onder werknemers in de verschillende arbeidsmarktsectoren. Daarna wordt beschreven in welke mate vrouwelijke arbeidsmigranten op de Nederlandse arbeids-markt werkzaam zijn, en gaan we na hoe hun aandeel zich verhoudt tot het aandeel vrouwelijke werknemers (paragraaf 3.3). In paragraaf 3.4 wordt vervolgens de vertegenwoordiging van vrouwelijke arbeids-migranten op de Nederlandse arbeidsmarkt gerelateerd aan het gender-patroon op de arbeidsmarkt in de landen van herkomst.

3.2 Arbeidsparticipatie van vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt

In document Arbeidsmigratie naar Nederland (pagina 67-70)