• No results found

Samenloop in het gebruik van juridische dienstverlening bij serieuze en (potentieel) juridische problemen

3 Het beroep op juridische dienstverlening

3.3 Samenloop in het gebruik van juridische dienstverlening bij serieuze en (potentieel) juridische problemen

Net zoals sommige typen problemen tot andere typen problemen kunnen leiden (zie paragraaf 2.2) is het denkbaar dat het beroep op de ene juridische dienstverlener tot het beroep op de andere juridische dienstverlener kan leiden. Het kan dit beroep echter ook onwaarschijnlijker maken. Deze positieve of negatieve samenhang in het inschakelen van juridische dienstverleners geeft meer inzicht in de achtergronden van het beroep dat op hen wordt gedaan. In het onderstaande concentreren we ons eerst op de samenloop in de incidentie en frequentie van het beroep op de juri-dische dienstverlening in de eerste enquête, ongeacht of de respondenten al dan niet met serieuze problemen te maken hadden gekregen.23

3.3.1 Samenloop in het gebruik van juridische dienstverleners: eerste enquête

Tabel 36 bevat de resultaten betreffende de samenloop in het gebruik van juridische dienstverlening onder de bedrijven die in 2006 tenminste één juridische dienstverle-ner inschakelden.24 De meeste statistisch significante correlaties zijn tamelijk klein en wijzen daarmee op een zwak verband. We bespreken hieronder alleen de corre-laties met een waarde die groter of gelijk is aan 0,20 of kleiner dan of gelijk aan -0,20. Het sterkste statistisch significant positieve verband (r=0,35) betreft dat tussen de advocaat (JD1) en de rechter (JD9). Verrassen doet dit verband niet: de gang naar de rechter zal vaak pas na consultatie van een advocaat worden gemaakt en wanneer het daarbij gaat om een vordering met een waarde van meer dan 5.000 euro, is procesvertegenwoordiging verplicht. Drie andere statistisch significant posi-tieve en vergelijkenderwijs sterke samenhangen (respecposi-tievelijk r=0,27; r=0,26 en r=0,21) hebben betrekking op die tussen de arbiter (JD2) en de

22 Wanneer de frequentie van de inschakeling van de rechter bij serieuze problemen, 631 maal, wordt vergeleken met de inschakeling van de rechter bij (potentieel) juridische problemen, 287 maal, valt op dat er een grote groep van ‘serieuze’ problemen is die door de respondenten blijkbaar niet als ‘(potentieel) juridisch’ wordt aan-gemerkt maar desondanks leidt tot een gang naar de rechter. Dit zou het geval kunnen zijn bij de routinematige inschakeling van de rechter door de respondent, bijvoorbeeld bij incassozaken, of het beroep op de rechter in verband met de verlening van een vergunning voor ontslag van personeel.

23 Meestal was dit wel het geval: zie tabel 28 tot en met 31.

sie (JD5), die tussen de arbiter (JD2) en de mediator (JD7) en die tussen de media-tor (JD7) en de geschillencommissie (JD5). Deze verbanden lijken erop te wijzen dat er een groep respondenten was met een voorkeur voor het gebruik van verschillen-de vormen van alternatieve geschilbeslechting.

Tabel 36 Correlatiematrix voor de incidentie van de inschakeling van juridische dienstverlening in 2006 (eerste enquête, N=1.285)

Juridische dienstverlener JD2 JD3 JD4 JD5 JD6 JD7 JD8 JD9 JD10 JD11 JD1 Advocaat 0,10** -0,08* 0,01 0,02 -0,02 0,13** -0,00 0,35** 0,14* -0,07** JD2 Arbiter X 0,05 0,04 0,27* 0,09** 0,26** 0,11** 0,16** 0,02 -0,01 JD3 Brancheorganisatie X -0,08** 0,03 -0,04 0,01 -0,02 -0,03 -0,01 -0,14** JD4 Deurwaarder X 0,05 -0,06** -0,04 -0,09** 0,13** -0,03 -0,02 JD5 Geschillencommissie X 0,06** 0,21** 0,05 0,04 0,01 0,05 JD6 Juridisch adviseur X 0,08** -0,08** 0,02 0,02 0,12 JD7 Mediator X 0,06* 0,10** 0,03 -0,00 JD8 Politie X 0,07* -0,02 -0,22 JD9 Rechter X 0,09** -0,03 JD10 Rechtsbijstandsverz. X 0,02 JD11 Overige X

* Significant op 0,05 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst). ** Significant op 0,01 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst).

Een alternatieve toets voor de samenloop in het gebruik van juridische dienstver-lening concentreert zich op de frequentie waarmee dat gebeurt. In feite is dit een strengere toets voor de samenhang in het gebruik van de verschillende vormen van juridische dienstverlening omdat het hier niet gaat om de vraag of het beroep op de ene juridische dienstverlener samenhangt met de andere, maar om de vraag of de frequentie waarmee op een juridische dienstverlener een beroep werd gedaan samenhangt met de frequentie waarmee op een andere juridische dienstverlener een beroep werd gedaan. Een probleem hierbij is dat de hoge aantallen beroepen die sommige bedrijven op de juridische dienstverlening deden, de berekening van de samenhang onevenredig beïnvloedt. We hebben bij de berekening van de corre-laties de data daarom gereduceerd door gebruik te maken van de cijfers in tabel 31 Op deze wijze hadden we van de zogenaamde uitbijters geen last meer. De meeste vervolgens berekende correlaties zijn tamelijk klein en wijzen daarmee op een zwak verband. We bespreken hieronder alleen de statistisch significante correlaties met een waarde die groter of gelijk is aan 0,20 of kleiner dan of gelijk is aan -0,20.

Tabel 37 Correlatiematrix voor de frequentie van de inschakeling van juridische dienstverlening in 2006 (eerste enquête, N=1.285)

Juridische dienstverlener JD2 JD3 JD4 JD5 JD6 JD7 JD8 JD9 JD10 JD11 JD1 Advocaat 0,13** 0,10** 0,16** 0,04 0,13** 0,17** 0,11** 0,40** 0,19** -0,03 JD2 Arbiter X 0,06* 0,08** 0,35** 0,15** 0,19** 0,15** 0,26** 0,03 0,09** JD3 Brancheorganisatie X 0,04 0,03 0,08** 0,06* 0,08** 0,09** 0,08** -0,07* JD4 Deurwaarder X 0,07** 0,08** -0,03 0,02 0,23** 0,05 0,04 JD5 Geschillencommissie X 0,09** 0,18** 0,03 0,08** 0,01 0,06* JD6 Juridisch adviseur X 0,09** 0,02 0,10** 0,02 0,05 JD7 Mediator X 0,09** 0,09** 0,02 0,01 JD8 Politie X 0,13** 0,01 0,04 JD9 Rechter X 0,01 0,03 JD10 Rechtsbijstandsverz. X 0,03 JD11 Overige X

* Significant op 0,05 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst). ** Significant op 0,01 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst).

De sterkste statistisch significante positieve relatie in tabel 37 is die tussen de fre-quentie van de inschakeling van de advocaat (JD1) en de frefre-quentie van de inscha-keling van de rechter (JD9). Inhoudelijk is dit verband goed voorstelbaar, gegeven het feit dat de bij de gang naar de rechter veel bedrijven de hulp van een advocaat zullen inroepen en in sommige gevallen procesvertegenwoordiging ook verplicht is. Het relatief sterke verband (r=0,35) tussen de frequenties van inschakeling van de arbiter (JD2) en de geschillencommissie (JD5) vormt een sterkere aanwijzing dat er een groep respondenten bestaat met een voorkeur voor alternatieve vormen van geschilbeslechting. Het verband (r=0,26) tussen de frequenties van het beroep op de arbiter (JD2) en de rechter (JD9) kan worden geïnterpreteerd als een aanwijzing dat de inschakeling van de arbiter niet altijd tot de gewenste uitspraak leidt – er kan aan diens uitspraken immers geen executoriale titel worden ontleend. De gang naar de rechter kan die alsnog verschaffen. De laatste hier besproken correlatie (r=0,23) is die tussen de frequenties van inschakeling van de deurwaarder (JD4) en de rech-ter (JD9). Dit verband is meer klassiek, in de zin dat de deurwaarder pas actief kan worden wanneer een executoriale titel is verleend. Bovendien dient aan de gang naar de rechter de gang naar de deurwaarder vaak vooraf te gaan.

3.3.2 Samenloop in het gebruik van juridische dienstverleners: tweede enquête

In het navolgende zal aandacht worden besteed aan de samenloop van het beroep op de juridische dienstverlening in de tweede enquête. In tabel 38 staan de corre-laties in de incidentie van de inschakeling weergegeven. De meeste correcorre-laties zijn tamelijk klein en wijzen daarmee op een zwak verband. We bespreken hieronder alleen de statistisch significante correlaties met een waarde die groter of gelijk is aan 0,20 of kleiner dan of gelijk is aan -0,20.

Tabel 38 Correlatiematrix voor incidentie van inschakeling van juridische dienstverlening bij potentieel juridische problemen in 2006 (tweede enquête, N=461) Juridische dienstverlener JD2 JD3 JD4 JD5 JD6 JD7 JD8 JD9 JD10 JD11 JD1 Advocaat 0,14** 0,08 -0,06 -0,27** -0,05 0,12** -0,21** 0,29** 0,09 -0,01 JD2 Accountant X 0,18** -0,09* -0,14** 0,10* 0,06 -0,10* -0,04 0,10* 0,02 JD3 Brancheorganisatie X 0,05 -0,06 0,12* 0,15** -0,06 0,01 0,12* 0,08 JD4 Deurwaarder X 0,34** -0,02 0,03 -0,14** 0,26** 0,12* 0,04 JD5 Incassobureau X -0,03 -0,03 -0,15** 0,06 -0,01 0,02 JD6 Juridisch adviseur X 0,14** -0,05 -0,01 0,12* 0,10* JD7 Mediator X -0,02 0,11* 0,05 0,20** JD8 Politie X -0,09* -0,09 0,01 JD9 Rechter X 0,08 0,07 JD10 Rechtsbijstandsverz. X 0,02 JD11 Overige X

* Significant op 0,05 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst). ** Significant op 0,01 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst).

Het sterkste statistisch significant positieve verband (r=0,34) in tabel 38 betreft de samenhang tussen de incidentie van het beroep op de deurwaarder en de incidentie van het beroep op het incassobureau. Dit lijkt erop te wijzen dat de inschakeling van een incassobureau geregeld niet voldoende is om rekeningen geïnd te krijgen en dat de deurwaarder er dan alsnog aan te pas moet komen om dit te realiseren. Andere relatief sterke verbanden betreffen die tussen de incidentie van het beroep op de rechter en zowel de incidentie van het beroep op de advocaat (r=0,29) als de inci-dentie van het beroep op de deurwaarder (r=0,26). Deze verbanden verrassen niet. Het relatief sterke positieve verband (r=0,20) tussen de incidenties van het beroep op de mediator en de overige juridische dienstverleners is wellicht terug te voeren op de eerder geconstateerde samenhang in het gebruik van alternatieve vormen van geschilbeslechting. In tabel 38 zijn de meeste van deze alternatieve vormen van geschilbeslechting in de categorie ‘overige’ ingedeeld.

Relatief sterke negatieve statistisch significante verbanden zijn te vinden tussen de incidenties van het beroep op het incassobureau en de advocaat (r=-0,27) en de incidenties van het beroep op de politie en de advocaat (r=-0,21). Het eerste nega-tieve verband suggereert dat de inschakeling van het incassobureau in een deel van de gevallen de inschakeling van de advocaat en de gang naar de rechter overbodig maakt, of dat het incassobureau met name wordt ingezet bij de kleinere vorderin-gen (waarvoor bij een eventuele aansluitende gang naar de rechter procesvertevorderin-gen- procesvertegen-woordiging niet verplicht is). Het tweede negatieve verband suggereert dat de ad-vocaat wordt ingeschakeld bij civiele zaken en niet bij strafzaken waarvoor eerst aangifte bij de politie moet worden gedaan.

Een andere, strengere toets voor de samenloop in het gebruik van juridische dienst-verlening concentreert zich op de vraag of de frequentie waarmee op een juridische dienstverlener een beroep wordt gedaan samenhangt met de frequentie waarmee op een andere juridische dienstverlener een beroep wordt gedaan. Bij de berekening van de correlaties is gebruik gemaakt van de cijfers uit tabel 35 zodat we van uit-bijters geen last hadden. De meeste vervolgens berekende correlaties zijn tamelijk klein en wijzen daarmee op een zwak verband. We bespreken hieronder alleen de statistisch significante correlaties in tabel 39 met een waarde die groter of gelijk is aan 0,30 of kleiner dan of gelijk is aan -0,30.

Tabel 39 Correlatiematrix voor de frequentie van inschakeling van juri-dische dienstverlening bij (potentieel) jurijuri-dische problemen in 2006 (tweede enquête, N=461) Juridische dienstverlener JD2 JD3 JD4 JD5 JD6 JD7 JD8 JD9 JD10 JD11 JD1 Advocaat 0,24** 0,20** 0,19** 0,03 0,01 0,12* -0,00 0,38** 0,31** 0,03 JD2 Accountant X 0,23** 0,06 -0,01 0,21** -0,00 -0,01 0,13** 0,13** 0,11* JD3 Brancheorganisatie X 0,15** 0,16** 0,18** 0,17** 0,06 0,12* 0,27** 0,16** JD4 Deurwaarder X 0,41** -0,01 0,05 -0,00 0,46** 0,28** 0,11* JD5 Incassobureau X 0,03 0,02 -0,04 0,23** 0,16** 0,10* JD6 Juridisch adviseur X 0,07 0,01 0,05 0,03 0,01 JD7 Mediator X -0,03 0,06 0,06 0,07 JD8 Politie X -0,04 0,08 -0,02 JD9 Rechter X 0,21** 0,07 JD10 Rechtsbijstandsverz. X 0,14** JD11 Overige X

* Significant op 0,05 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst). ** Significant op 0,01 niveau (Pearsons r, tweezijdig getoetst).

De sterkste significant positieve relatie (r=0,46) bestaat tussen de frequentie van de inschakeling van de deurwaarder en de frequentie van de inschakeling van de rechter. Zoals eerder is opgemerkt, verrast dit verband niet. De significante posi-tieve samenhang (r=0,41) tussen de frequenties van het beroep op de deurwaarder en het incassobureau is de volgende. Dit verband suggereert dat de inschakeling van het incassobureau geregeld niet voldoende is om niet betaalde rekeningen te innen waarna de deurwaarder wordt ingeschakeld. De samenhang (r=0,38) in de frequenties van de inschakeling van de advocaat en de rechter is er weer een die niet tot verrassingen leidt. Nieuw is de samenhang (r=0,31) in de frequenties van het beroep op de rechtsbijstandsverzekering en de advocaat. Deze samenhang lijkt erop te wijzen dat de inschakeling van de rechtsbijstandsverzekering geregeld tot verdere stappen leidt, waaronder de inschakeling van een advocaat.

3.3.3 Samenlopen vergeleken

Wanneer de tabellen 36 en 37 met elkaar worden vergeleken, blijkt dat er op basis van de resultaten van de eerste enquête slechts twee verbanden zijn die qua samenhang in de incidentie en frequentie betekenisvol en statistisch significant zijn. Dit zijn het verband tussen het beroep op de arbiter en de geschillencommissie en het verband tussen het beroep op de advocaat en de rechter.

De vergelijking van de tabellen 38 en 39, die beide betrekking hebben op de resul-taten van de tweede enquête, geeft deels andere uitkomsten. Bij (potentieel) juri-dische problemen bestaat er qua incidentie en frequentie een betekenisvolle en sta-tistisch significante samenloop tussen het beroep op de deurwaarder en de rechter; het beroep op de deurwaarder en het incassobureau; en het beroep op de advocaat en de rechter.

Dat er wel een statistisch significante en qua sterkte van het verband betekenisvolle samenloop bestaat tussen het beroep op de deurwaarder en de rechter in de tweede enquête maar niet in de eerste, wijst erop dat het bij de inschakeling van de deur-waarder in 2006 in het algemeen minder vaak om juridische procedures ging dan bij de inschakeliing bij (potentieel) juridische problemen.

3.4 De incidentie van het gebruik van juridische dienstverlening bij