• No results found

De keuze voor het inschakelen van advocaten en/of juridische adviseurs

6 Kansen en keuzen: toetsing van de hypothesen In dit hoofdstuk wordt de kans op (potentieel) juridische problemen en de keuze

6.3 De keuze voor het inschakelen van advocaten en/of juridische adviseurs

In deze derde paragraaf worden de keuze voor en relatieve frequentie van het in-schakelen van advocaten en/of juridische adviseurs geanalyseerd. In het eerste model in tabel 75 is de factor opgenomen die betrekking heeft op de wil van de bedrijfsleider. De omvang van het bedrijf hangt statistisch significant samen met de kans op de inschakeling van advocaten en juridische adviseurs. Het verband is positief: een grotere bedrijfsomvang gaat samen met een grotere kans op inscha-keling van advocaten en/of juridische adviseurs. In het tweede model worden de factoren toegevoegd die betrekking hebben op de capaciteiten van de bedrijfsleider. Het effect van de omvang van het bedrijf is in dit model statistisch niet meer signifi-cant. Dat geldt echter wel voor de effecten van de opleiding van de bedrijfsleider. Vergeleken met bedrijfsleiders die hun hoogst bereikte opleiding op HBO- of univer-sitair niveau hadden gevolgd, schakelden bedrijfsleiders met een hoogst bereikte opleiding op lagere school, LBO, VMBO, MAVO en MBO-niveau minder vaak advo-caten en juridische adviseurs in.

68 Wanneer de modellen echter met voor clustering gecorrigeerde standaardfouten worden geschat, is het effect statistisch niet meer significant.

69 Wanneer dit model met voor clustering gecorrigeerde standaardfouten wordt geschat, blijft dit effect statistisch significant.

Tabel 75 De keuze voor de inschakeling van advocaten en juridische adviseurs bij (potentieel) juridische problemen voor bedrijven in 2006: odds ratio’s

Model 1 Model 2 Model 3

(N=419) (N=419) (N=371)

Factoren exp(B) (SE) exp(B) (SE) exp(B) (SE)

Omvang 1,02 (0,01)* 1,02 (0,01)* 1,01 (0,01)

Opleiding ** *

Lagere school, LBO 0,37 (0,43)* 0,46 (0,50) VMBO, MAVO, MBO 0,43 (0,25)** 0,45 (0,28)** HAVO, VWO, HBS 0,60 (0,40) 0,58 (0,44) HBO, Universiteit ref. ref.

Leeftijd ** <45 ref. 45-55 2,03 (0,28)* >55 3,33 (0,35)** Netto resultaat * -3.500.000 – -5.001 1,31 (0,54) -5.000-0 0,74 (0,65) 1-20.000 1,90 (0,37) 20.001-40.000 0,51 (0,42) 40.001-100.000 0,53 (0,43) 100.001-200.000 1,44 (0,41) >200.000 ref. Constante 0,35 (0,13)*** 0,56 (0,18)** 0,35 (0,32)** R-2 Nagelkerke 0,02 0,07 0,17 Chi-2 6,33 (df=2)* 20,89 (df=4)** 47,80 (df=12)*** * Significant op 0,05 niveau. ** Significant op 0,01 niveau. *** Significant op 0,001 niveau.

In het derde model, waar de factoren zijn toegevoegd die betrekking hebben op de gelegenheid van de bedrijfsleider, is het effect van de opleiding op VMBO-, MAVO- en MBO-niveau nog steeds statistisch significant negatief. Andere factoren die in dit derde model ertoe doen, zijn de leeftijd en het nettoresultaat van het bedrijf. Be-drijfsleiders van 45 jaar en ouder deden statistisch significant vaker een beroep op advocaten en/of juridische adviseurs. Vergeleken met de bedrijfsleiders jonger dan 45 jaar deden twee keer zoveel 45 tot jarigen en meer dan drie keer zoveel 55-jarigen en ouder een beroep op advocaten en/of juridische adviseurs.

De algemene toets voor de categorische variabele met het netto resultaat over 2006 geeft aan dat deze statistisch significant verband houdt met de kans op het inscha-kelen van advocaten en/of juridische adviseurs. Tegelijkertijd vertoont geen van de in model 3 onderscheiden netto resultaat categorieën een statistisch significant effect. Dit wijst erop dat er bij een indeling in andere categorieën wel significante verschillen zouden kunnen worden gevonden.70 Afgaande op de Wald-statistic is het netto resultaat zelfs de variabele die het meest bijdraagt aan de verklaarde variantie

70 Dat het netto resultaat ertoe doet, blijkt ook wanneer de analyse wordt herhaald zonder dat deze variabele in het model wordt opgenomen. Het verschil in de Chi2 bedraagt 15,32 en dat is bij 6 vrijheidsgraden een statistisch significant verschil (p=0,018).

(Wald=14,6), gevolgd door leeftijd (Wald=13,3) en opleiding (Wald=9,2). De ver-klaarde variantie loopt in model 3 op tot 17%.71

Als varianten op model 3 zijn ook modellen geschat met de twee maten voor de zelfstandigheid van het bedrijf; de maat voor de hoeveelheid sociaal kapitaal waar-over de bedrijfsleider via zijn medewerkers kan beschikken; en de twee maten voor de alternatieve wegen tot geschilbeslechting. Toevoeging aan model 3 van de zelf-standigheidsmaten geeft geen statistisch significante effecten. Dat geldt evenmin voor de toevoeging van sociaal kapitaal aan het model. Ook de toevoeging van de variabelen die de eventuele aanwezigheid van een geschilcommissie of buitenge-rechtelijke geschilprocedures in de sector representeren, geven geen statistisch significante effecten.

Na de kans op de inschakeling van advocaten en/of juridische adviseurs te hebben gemodelleerd, is vervolgens de relatieve frequentie waarmee op hen een beroep werd gedaan geanalyseerd. Het gaat hier, gegeven het aantal problemen uit de ver-zameling van de vier bekende probleemsoorten waarmee de bedrijfsleiders in 2006 werden geconfronteerd, om de verklaring van de vraag in welk percentage van de problemen advocaten en/of juridische adviseurs werden ingeschakeld.

In het eerste model van tabel 76 is de enige factor opgenomen die hier betrekking heeft op de wil van de bedrijfsleider. Het effect van de omvang van het bedrijf is echter statistisch niet significant. In het tweede model is de opleiding van de be-drijfsleider toegevoegd. Twee van de drie dummies vertonen een statistisch signifi-cant effect: de bedrijfsleiders met een opleiding op het niveau van de twee lagere opleidingscategorieën doen een geringer beroep op advocaten en/of juridische adviseurs vergeleken met de HBO- en universitair geschoolde bedrijfsleiders. In het meer volledige derde model verschilt echter alleen de categorie VMBO-, MAVO- en MBO-geschoolden nog statistisch significant van de HBO-ers en academici. Daar-naast blijkt de leeftijdscategorie van 45 tot 55-jarigen zich significant positief te onderscheiden van de bedrijfsleiders die 55 jaar of ouder zijn: de middencategorie doet vaker een beroep op advocaten en/of juridische adviseurs. Datzelfde geldt voor de categorie bedrijven met een netto resultaat over 2006 van 1 tot 20.000 euro.72

71 Wanneer het model wordt geschat met voor clustering gecorrigeerde standaardfouten, blijven de effecten van opleiding en leeftijd (categorie 55 jaar en ouder) statistisch significant.

72 Wanneer dit model wordt geschat met voor clustering gecorrigeerde standaardfouten, is het effect van leeftijd statistisch niet meer significant.

Tabel 76 De relatieve frequentie van de inschakeling van advocaten en juridische adviseurs bij (potentieel) juridische problemen voor bedrijven in 2006: OLS-regressiecoëfficiënten

Model 1 Model 2 Model 3

(N=419) (N=419) (N=371)

Factoren B (SE) B (SE) B (SE)

Omvang 0,00 (0,00) 0,00 (0,00) 0,00 (0,00)

Opleiding

Lagere school, LBO -0,18 (0,07)** -0,12 (0,07) VMBO, MAVO, MBO -0,15 (0,04)*** -0,15 (0,05)** HAVO, VWO, HBS -0,07 (0,07) -0,08 (0,07) HBO, Universiteit ref. ref.

Leeftijd <45 ref. 45-55 0,09 (0,05) >55 0,20 (0,06)** Netto resultaat -3.500.000 – -5.001 0,12 (0,10) -5.000-0 -0,13 (0,11) 1-20.000 0,17 (0,07)* 20.001-40.000 -0,05 (0,06) 40.001-100.000 ref. 100.001-200.000 -0,06 (0,07) >200.000 0,09 (0,07) Constante 0,21 (0,02)*** 0,30 (0,03)*** 0,22 (0,05)*** R-2 (adjusted) 0,01 0,03 0,09 * Significant op 0,05 niveau. ** Significant op 0,01 niveau. *** Significant op 0,001 niveau.

Als varianten op model 3 zijn ook modellen geschat met de twee maten voor de zelfstandigheid van het bedrijf; de maat voor de hoeveelheid sociaal kapitaal waar-over de bedrijfsleider via zijn medewerkers kon beschikken en de twee maten voor de alternatieve wegen tot geschilbeslechting. Geen van deze variabelen vertoont statistisch significante samenhang met de relatieve frequentie van het inschakelen van advocaten en/of juridische adviseurs.