• No results found

Richtingen voor verder onderzoek

7 Conclusie en discussie

7.5 Richtingen voor verder onderzoek

Aansluitend bij wat hierboven over de geschillencommissie werd gezegd, zal nader onderzoek moeten kunnen uitwijzen of verwacht mag worden dat de uitbreiding van het werkterrein van geschillencommissies daadwerkelijk tot vermindering van het beroep op de rechtspraak zal leiden.

Een gerelateerde interessante richting voor verder onderzoek is meer in het alge-meen het beroep op de juridische dienstverleners en de waardering voor hun dienst-verlening. In het onderhavige onderzoek zijn de resultaten die op deze dienstver-leners betrekking hebben tamelijk globaal gebleven. De reden van de keuze voor de ene dienstverlener boven de andere wanneer er geen dwingende redenen waren om voor één van beide te kiezen, is onbekend. Dat geldt ook voor de precieze ach-tergrond van de verschillen in de waardering die de dienstverleners oogsten. De vraag op welke aspecten van het functioneren de respondenten de verschillende juridische dienstverleners beoordelen is immers nog niet beantwoord. Mediators lijken bijvoorbeeld bij de respondenten beter te scoren wanneer zij worden inge-schakeld bij (potentieel) juridische problemen dan wanneer er bij de minder ern- stige serieuze problemen een beroep op hen wordt gedaan. Waarom dit het geval is, is niet duidelijk, maar lijkt met de ernst van het probleem te maken.

Een factor waarmee bij eventueel vervolgonderzoek meer rekening zal moeten wor-den gehouwor-den, zijn verschillen in macht tussen de partijen in het conflict. Recht-spraak beoogt partijen tussen welke een geschil bestaat volgens vaste procedures en voorgeschreven methoden om hun gelijk te laten strijden in een arena waar-binnen hun maatschappelijke machtsposities een zo gering mogelijke rol spelen en het louter draait om de rechtmatigheid van hun claim. In de delta van geschil-beslechting van het midden- en kleinbedrijf speelt de rechter echter maar een

73 Op dit moment telt de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vijf geschillencommissies, te weten: Advocatuur; Internationale Bankzaken; Energie; Koude en Klimaat; Water, Een Geschillencommissie Makelaardij voor de zakelijke markt is in oprichting

bescheiden rol en is de keuze om hem bij een geschil in te schakelen bovendien niet vrij van beïnvloeding door de wederpartij. De invloed die de gepercipieerde macht van de afnemer in de bedrijfssector op de kans op problemen en de keuze voor het (doorgaans) zelf oplossen van (potentieel) juridische problemen had, geeft daarbij concreet aan dat er tussen partijen in geschillen de machtsvraag een signi-ficante rol speelt. Het onderhavige onderzoek heeft wat dat betreft slechts een tip van de sluier gelicht.

Difficult to solve problems or disputes in Hong Kong

Naast de voornoemde richtingen voor verder onderzoek, komen er enkele andere voort uit de vergelijking met een onlangs door het Department of Justice van de Speciale Bestuurlijke Regio Hongkong van de Volksrepubliek China gepubliceerde studie. Deze studie behandelt de difficult to solve problems or disputes waarmee natuurlijke personen en ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in Hong Kong in 2005 en de jaren ervoor zijn geconfronteerd.74 Het heeft zin om hier iets langer bij deze studie stil te staan.

Voor het Chinese onderzoek werd, gestratificeerd naar bedrijfssector, een steek-proef van 3.347 bedrijven getrokken uit het centraal register van bedrijven die eerst schriftelijk zij werden geënquêteerd waarbij het onderzoek 2005 besloeg, of wan-neer er in dat jaar geen problemen waren ondervonden, de periode 2001 tot 2004. De respondenten die de enquête terugstuurden, al dan niet na herhaald telefonisch of face-to-face aandringen, werden vervolgens uitgebreid geïnterviewd. Tijdens dit interview kwamen het belang van de problemen en de wijzen waarop men met hen was omgegaan aan de orde.

De resultaten van het onderzoek zijn opvallend. Over het geheel genomen had 30,1% van de 1.813 bedrijven in het onderzoek in 2005 tenminste één dificult to

solve problem or dispute ervaren. Nog eens 15,8% van de bedrijven had een

der-gelijk probleem niet in 2005 ondervonden, maar wel in de periode van 2001 tot en met 2004, wat het totaal van de bedrijven dat over de hele periode problemen ondervond op 881 brengt. In de rapportage werd vervolgens op deze 881 bedrijven nader ingegaan, ook al ging het hier om bedrijven die over een verschillende perio-de problemen hadperio-den ervaren. In totaal kregen perio-de 881 bedrijven te maken 4.311 problemen. Volgens de respondenten was twee derde (67,2%) van deze problemen eigenlijk onbelangrijk. De resterende 32,8% werd als belangrijk gekarakteriseerd, en in 68% van deze belangrijke problemen werd door de respondenten actie onder-nomen. Tabel 77 geeft een indruk van de aard, incidentie, relatieve frequentie en het belang van deze problemen.

74 http://www.doj.gov.hk/eng/public/consultancy.htm [22-6-09]. De gehanteerde definitie van midden- en klein-bedrijf is in het onderzoek enigszins onduidelijk. Het gaat om bedrijven die in Hong Kong maximaal 99 mede-werkers telden, maar buiten Hong Kong meer medemede-werkers konden tellen. De laatste groep van bestaat uit 437 bedrijven, van deze had 19,8% 100 of meer medewerkers buiten Hong Kong. Juist deze grotere bedrijven deden vaker een beroep op de advocatuur.

Tabel 77 Incidentie en frequentie van problemen van bedrijven in Hong Kong, 2005/2001-2004 (N=881)

Type probleem Incidentie

Relatieve frequentie problemen Relatieve frequentie belangrijke problemen (N=881) (N=4.311) (N=1.452) Arbeidsgerelateerde problemen 19,8 11,4 10,6 Huren door het bedrijf 13,2 4,4 6,0 Verhuren door het bedrijf 4,3 2,0 2,1 Eigendommen van het bedrijf 6,5 3,7 2,7 Economisch verkeer gerelateerde problemen 43,9 35,3 30,0 Overige geld gerelateerde problemen 53,9 25,5 34,7 Intellectueel eigendom 10,1 4,1 3,8 Verwonding en gezondheid werknemers 15,1 6,5 5,6 Problemen met de overheid 11,1 5,4 3,9 Andere problemen 2,5 1,8 0,7 Wanneer de cijfers uit het Chinese onderzoek met de cijfers uit het onderhavige onderzoek worden vergeleken, valt op dat de Nederlandse bedrijven in één jaar tijd een aanzienlijk hogere incidentie en frequentie van problemen rapporteerden dan de Chinese bedrijven in één respectievelijk vijf jaar tijd. Meer dan dubbel zoveel Nederlandse bedrijven gaven aan serieuze problemen te hebben ondervonden (61,9% tegen 30,1%) met een totaal aantal problemen dat bijna vier maal hoger ligt (16.467 tegen 4.311)75 terwijl de aantallen bedrijven in de onderzoeken elkaar maar weinig ontlopen. Als louter de problemen die de Chinese respondenten als ‘belangrijk’ kwalificeerden worden vergeleken met de (potentieel) problemen van de Nederlandse bedrijven, is het verschil iets kleiner: de nagenoeg even grote groep Nederlandse bedrijven meldt 2,6 keer meer problemen dan de Chinese.76 Deze cij-fers roepen tal van vergelijkingsvragen op. Zijn Nederlandse ondernemers eerder geneigd problemen te zien of te melden dan hun Chinese collega’s? Is de toegang tot het recht in Hong Kong wellicht minder gunstig dan in Nederland, met als gevolg dat Chinese ondernemers minder snel zijn geneigd problemen te benoemen? Of hebben Nederlandse ondernemers ook naar Chinese maatstaven daadwerkelijk meer problemen? De relatieve omvang van de soorten problemen is meer eender. Terwijl 64,7% van de belangrijke problemen die de Chinese bedrijven ondervonden ofwel gerelateerd waren aan geld of het normale economische verkeer, was dat voor de Nederlandse bedrijven met 74,6% van de (potentieel) juridische problemen het geval. Blijkbaar geldt voor beide groepen bedrijven dat de normale zakelijke activi-teiten tot de meeste problemen leidden.

Over de inschakeling van juridische dienstverleners bericht het Chinese rapport eveneens, hoewel in dit geval de mogelijkheden voor vergelijking met de resultaten van het onderhavige onderzoek beperkt blijven. In 48,5% van de belangrijke pro-blemen deden de Chinese bedrijven een beroep op derden om hulp of advies, waar-onder ook op juridische dienstverleners. De Nederlandse bedrijven deden een

75 Waarbij dient aangetekend dat dit totaal van 4.311 problemen niet alleen betrekking heeft op de 546 bedrijven die in 2005 problemen ondervonden, maar ook op de 246 bedrijven die niet in 2005 maar wel in de periode 2001-2004 problemen ondervonden. Als in de rapportage louter van 2005 zou zijn uitgegaan, zou het Chinese aantal problemen kleiner zijn geweest.

roep op de juridische dienstverlening in 61,0% van hun (potentieel) juridische pro-blemen. Dit verschil leidt tot vragen. Zijn de problemen die Nederlandse bedrijven ondervinden wellicht ernstiger? Of is hun toegang tot juridische dienstverlening beter?

Naast het feit dat de inhoudelijke vergelijking van beide onderzoeken nieuwe vragen voor onderzoek oproept, kan er uit een vergelijking van de gehanteerde onderzoeksmethoden ook lering worden getrokken. Dit geldt in de eerste plaats het forse verschil tussen de incidentie en frequentie van serieuze en (potentieel) juridische problemen in het onderhavige onderzoek. Wanneer de definitie van wat een ‘serieus’ probleem is aan de respondent wordt gelaten, bevat de verzameling gemelde problemen zowel belangrijke als minder belangrijke problemen. Het nau-wer omschrijven van de definitie, zoals bij de (potentieel) juridische problemen is gedaan, ondervangt dit tenminste deels, maar heeft ook nadelen. Het risico bestaat dat de problemen die de respondent bij de wederpartij aanhangig maakte, maar die hij niet tot een juridische procedure wilde laten escaleren, niet door hem worden genoemd.77 Het Chinese onderzoek laat wat dat betreft een alternatieve werkwijze zien.

Alternatieven

In de eerste plaats is dat het door de respondent laten waarderen van het onder-vonden probleem als ‘belangrijk’ of ‘onbelangrijk’. Hoewel dit ons niet veel verder brengt omdat het zo aan de respondent wordt gelaten te bepalen wat een ‘belang-rijk’ en wat een ‘onbelang‘belang-rijk’ probleem is zonder dat inzicht wordt gegeven in wat problemen ‘belangrijk’ of ‘onbelangrijk’ maakt, zou dat laatste wel een nieuwe onderzoeksrichting kunnen zijn.

In de tweede plaats is in het Chinese onderzoek ook gevraagd naar het financiële belang dat met het probleem was gemoeid. Deze maatstaf is objectiever en lijkt daardoor beter bruikbaar. Dat geldt des te meer wanneer dit criterium in combinatie met andere vragen over het aan (de oplossing van het) probleem gehechte belang wordt gebruikt: op deze wijze is waarschijnlijk beter mogelijk te bepalen waar de grens tussen de voor de respondenten belangrijke en onbelangrijke problemen ligt. Wellicht kan deze werkwijze bijdragen aan een verklaring van de grote verschillen in de incidentie en frequentie van de problemen die door de Chinese en de Neder-landse bedrijven zijn gemeld.

Vergelijken we de aanpak van beide onderzoeken verder, dan blijkt dat het Chinese onderzoek een aantal onderwerpen kent dat het onderhavige onderzoek mist. Zo worden de verschillende soorten problemen nader gespecificeerd; wordt de aard van de ontvangen hulp van de verschillende dienstverleners besproken; worden de kosten van de advocatuur en andere dienstverleners behandeld; en wordt de ervaren toegang tot het rechtsbestel behandeld. De laatste twee onderdelen zijn interessant omdat er – tot ongenoegen van de Law Society van Hong Kong78 – onder de Chinese bedrijven onvrede bestaat over de kosten van de advocatuur en de moeilijkheden met betrekking tot het vinden van goede advocaten die een rede-lijke vergoeding voor hun diensten vragen. In welke mate zou dit voor de

77 Zie bijlage 2.

landse bedrijven gelden?79 Het lijkt de moeite waard hier verder onderzoek naar te doen.

79 Omgekeerd lijken de Chinese onderzoekers echter ook van het onderhavige onderzoek te kunnen leren. Hun vraagstelling en hun antwoordcategorieën missen soms precisie, waardoor de interpretatie van de enquête-resultaten niet altijd eenvoudig is. Ook lijkt het onderzoek te kunnen winnen bij een theoriegestuurde multi-variate analyse van de resultaten om een betere indruk te krijgen van, bijvoorbeeld, welk type bedrijf nu welke kans op welke soort (belangrijke) problemen loopt.

Summary