• No results found

Rol van het GLB en de rol van de marktordening met interventie prijzen

2 Prijsvorming in agrofoodketens

2 Prijsvorming in agrofoodketens

6.2 Rol van het GLB en de rol van de marktordening met interventie prijzen

De belangrijkste reden voor het voeren van een markt- en prijsondersteunend beleid in de landbouw ligt in het feit dat het theoretisch evenwicht tussen aanbod en vraag in een vrije markt zal liggen bij een prijsniveau ver beneden de integrale productiekosten (De Hoogh en Silvis 1998, p. 7). Deze achtergrond heeft een rol gespeeld bij het ont- werpen van het Europees landbouwbeleid in de jaren vijftig en zestig. Op het gebied van de zuivel zijn interventieprijzen ingesteld voor boter en magere melkpoeder. Deze beide producten zijn gekozen omdat het vrij uniforme producten zijn die lang bewaard kunnen worden. Op deze wijze werd voor de belangrijkste componenten van melk, te weten vet en eiwit, een bodem in de markt gelegd. De oplopende kosten van het zui- velbeleid hebben ertoe geleid dat in 1984 de superheffing werd ingesteld. Per lidstaat werd een quotum vastgesteld op basis van de productie in 1981 en per land werd een toedeling naar melkveehouders gemaakt. Door de quotering konden de uitgaven beter

in de hand worden gehouden. Onder invloed van de WTO-onderhandelingen heeft de Europese Commissie voorstellen gemaakt om het marktondersteunend beleid verder af te bouwen. De Europese Ministerraad heeft vervolgens besloten de interventieprijzen van boter en magere melkpoeder te verlagen. De interventieprijs van boter wordt in vier jaar (2004-2007) stapsgewijs verlaagd, de eerste drie jaar met 7 procent en het laatste jaar met 4 procent. Met ingang van 1 juli 2004 is de interventieprijs verlaagd van 328,20 euro naar 305,23 euro per 100 kg. De volgende verlagingen vinden plaats op 1 juli 2005 (282,44 euro), op 1 juli 2006 ( 259,52 euro) en op 1 juli 2007 vindt de laatste prijsverlaging plaats (246,39 euro).

Voor magere melkpoeder wordt de interventieprijs met 15 procent verlaagd. In de peri- ode 2004 tot 2006 wordt de prijs jaarlijks met 5 procent verlaagd. De eerste prijsverla- ging is inmiddels gerealiseerd. Per 1 juli 2004 is de interventieprijs verlaagd van 205,52 euro naar 195,24 euro. Op 1 juli 2005 wordt de prijs verlaagd naar 184,97 euro en vanaf 1 juli 2006 geldt een prijs van 174,69 euro. De interventieprijsverlagingen hebben tot gevolg dat de melkprijs met circa 20 procent zal dalen (De Bont et al., LEI, 2004). Ter compensatie van deze prijsverlagingen is er een inkomenscompensatie ingesteld die per bedrijf gekoppeld is aan een referentiehoeveelheid. De melkpremie is opgebouwd uit een basispremie en een extra betaling uit de zogenaamde nationale zuivelenveloppe. De totale melkpremie in 2004 bedraagt daardoor 11,81 euro per ton melkquotum. Voor 2005 bedraagt de premie 23,65 euro en vanaf 2006 35,50 euro.

6.2.1 Ontwikkeling interventievoorraden

Naast de verlaging van de interventieprijzen kan de Europese Commissie de interventie van boter schorsen als de aangeboden hoeveelheden de vastgestelde quota overschrij- den. De quota worden teruggebracht van 70.000 ton in 2004 tot 30.000 ton in 2008. Voor magere melkpoeder kan de Commissie de interventie schorsen als het aanbod meer dan 109.000 ton bedraagt.

De voorraad boter in openbare opslag in de EU bedroeg begin maart 2005 ruim 150.000 ton. Ten opzichte van een jaar geleden is de voorraad flink afgenomen, want in maart 2004 bedroeg deze ruim 226.000 ton. De voorraden boter in particuliere op- slag bleven het afgelopen jaar vrij constant en bedroegen rond 15.000 ton.

De voorraad magere melkpoeder in interventie in de EU daalde vanaf maart 2004 tot maart 2005 van 187.000 ton naar circa 48.000 ton. Als gevolg van goede exportmoge- lijkheden is het voorraadniveau sterk gereduceerd.

6.2.2 Interventieprijzen

In 2004 was er sprake van een lichte stijging van de wereldmelkproductie. Binnen de EU nam de melkproductie licht af. Zowel de internationale handel als het prijsniveau op de wereldmarkt nam iets toe. Het prijsniveau in de EU lag iets onder het niveau van vorig jaar. Ondanks een verlaging van de restituties en steunbedragen en de ongunstige dol- larkoers heeft de EU vanwege het stijgende exportvolume enigszins kunnen profiteren van de positieve ontwikkelingen op de wereldmarkt. De productie van magere melk- poeder in de EU daalde fors. De prijzen toonden het hele jaar een vrij stabiel karakter maar kwamen tegen het eind van het jaar onder druk te staan. Het aanbod van boter liep enigszins terug, maar de prijzen lagen iets onder het niveau van 2003. Tegen het eind van het jaar nam ook bij boter de prijsdruk toe (figuur 6.4). De kaasproductie in de EU nam met circa 1 procent toe. De kaasprijzen lagen de eerste helft van het jaar iets onder het niveau van 2003, maar in de tweede helft van het jaar was de stemming po-

sitiever wat leidde tot een kleine aanpassing van de prijzen naar boven. Als gevolg van de gunstige prijzen op de wereldmarkt werden de restituties verlaagd.

figuur 6.4 Groothandelsprijzen en interventieprijzen van boter en magere melkpoeder

150,00 170,00 190,00 210,00 230,00 250,00 270,00 290,00 310,00 330,00 350,00 2000 2001 2002 2003 2004

Groothandelsprijs boter Interventieprijs boter Groothandelsprijs mmp Interventieprijs mmp

Bron: PZ, Officiële Nederlandse noteringen. Interventie voor boter vindt pas plaats wanneer de groot- handelsprijs gedurende een bepaalde periode lager is dan 92 procent van de interventieprijs. Bij magere melkpoeder geldt de interventieprijs als bodem, echter in de figuur komen aggregatie- en definitieverschillen voor, waardoor de groothandelsprijs soms lager is dan de interventieprijs Aan de hand van figuur 6.4 constateren wij dat na het verlagen van de interventieprij- zen voor boter en magere melkpoeder de groothandelsprijzen niet (direct) onder druk kwamen te staan. Daaruit maken wij op dat de interventieprijzen geen belemmering zijn voor de markt, met andere woorden: blijkbaar zijn de quota voldoende restrictief om de prijzen op niveau te houden.