• No results found

Overzicht van de bevindingen in de landen t.a.v de regelgeving

In deze paragraaf worden de bevindingen in de beschouwde landen samengevat. Hier- bij zal ingegaan worden op verboden op verkoop beneden de inkoopprijs, de Mededin- gingswet en 'predatory pricing' en ruimtelijke-ordeningsbeleid.

2.11.1 Verbod op verkoop beneden de inkoopprijs

A ard van het verbod

In het voorgaande zijn vijf landen beschouwd met een verbod op verkoop beneden de inkoopprijs. De aard van de verboden verschilt. In Duitsland en Oostenrijk is een verbod op verkoop beneden de inkoopprijs opgenomen in de Mededingingswet. Daarbij gaat het om situaties waarbij sprake is van een dominante positie ten opzichte van concur- renten.

In België, Frankrijk en Ierland is sprake van een apart verbod op verkoop beneden de inkoopprijs. In België gaat het om verkoop met verlies (waarbij ook verkoop met een uiterst beperkte marge wordt beschouwd als verkoop met verlies), in Frankrijk om ver- koop beneden de inkoopprijs en in Ierland om verkoop beneden de factuurprijs. Voor deze verboden gelden wel een aantal belangrijke uitzonderingsbepalingen, waardoor de regelingen complex van aard zijn.

De meeste verboden zijn reeds lange tijd van kracht. Alleen de verboden in Oostenrijk en Duitland zijn van recente datum, respectievelijk 1 januari 2000 en 1 januari 1999.

B epaling van de prijs

De bepaling van de prijs waarbeneden niet mag worden verkocht verschilt tussen de landen. In landen met een apart verbod (België, Frankrijk en Ierland) is dit (grotendeels) in de wet vastgelegd. De wijze van prijsbepaling verschilt echter tussen de drie landen. In België gaat het verbod uit van de factuurprijs. In Frankrijk gaat het verbod uit van de eenheidsprijs op de factuur inclusief belastingen en transportkosten. In Ierland is de net- to factuurprijs plus eventuele vervoers-, verzekerings- en andere kosten het uitgangs- punt. Kortingen buiten de factuur worden buiten beschouwing gelaten.

In landen waarin het verbod is opgenomen in de Mededingingswet (Duitsland en Oos- tenrijk) is niet in het verbod vastgelegd hoe de prijs moet worden vastgesteld. Dit wordt overgelaten aan de mededingingsautoriteit. De mededingingsautoriteit in Duitsland gaat bijvoorbeeld uit van catalogusprijzen en houdt rekening met allerlei kortingen, bo- nussen, contractuele voorwaarden en specifieke kosten. De mededingingsautoriteit in Oostenrijk gaat uit van de kostprijs van een product inclusief alle bijbehorende kosten en belastingen.

In de praktijk blijkt het lastig om de juiste prijs vast te stellen waarbeneden niet mag worden verkocht. Dit vormt dan vaak ook een van de problemen bij de handhaving van een verbod.

Toepassing van de wet

Over het algemeen gelden de verboden alleen voor handelsbedrijven (groothandel, dis- tributeurs en detailhandel) en dus niet voor producenten en boeren.

Verder zijn de verboden in de meeste landen van toepassing op producten en diensten. In België gaat het alleen om producten en in Ierland alleen om levensmiddelen. Alle landen kennen uitzonderingen. Met name bij de landen met een apart verbod worden deze ook benoemd. In Duitsland en Oostenrijk wordt verwezen naar objectieve redenen die verkoop beneden de inkoopprijs rechtvaardigen. Uitzonderingen hebben betrekking op uitverkoop, opruiming, producten die snel in waarde verminderen (zoals verse pro- ducten), e.d. De voorbeelden zijn op zich allemaal logisch om uit te zonderen van het verbod.

Handhaving

De handhaving valt in de verschillende landen onder verschillende regimes, namelijk be- stuurs-, civiel- of strafrecht. Daarbij kunnen de bevoegde instanties bepaalde praktijken stoppen of boetes opleggen. De mogelijke boetes verschillen sterk tussen de landen. In België en Ierland bedragen de maximale boetes respectievelijk € 20.000 en € 12.697. Aan de andere kant bedraagt de maximaal op te leggen boete in Frankrijk € 2.000.000. In praktijk is er sprake van knelpunten in de handhaving. Zo is het voor bedrijven lastig om een klacht in te dienen over concurrenten, omdat zij de inkoopprijs en inkoopvoor- waarden van de concurrent niet kennen. Vooral grotere bedrijven kunnen betere voor- waarden en lagere prijzen overeenkomen dan kleinere bedrijven. Voor concurrenten is het dan ook moeilijk te bepalen of een lage prijs een gevolg is van gunstige inkoop- voorwaarden of dat beneden de inkoopprijs wordt verkocht. Verder is het bij de beoor- deling vaak lastig om de relevante prijs vast te stellen. In Ierland is dat nog relatief een- voudig, omdat men uitgaat van de factuurprijs en de kortingen op de factuur. Aange- zien er vaak ook kortingen buiten de factuurprijs worden gegeven is hier vaak geen sprake van de werkelijke inkoopprijs. Aan de andere kant wordt in Duitsland en Oosten- rijk per geval bekeken wat de inkoopprijs is. Daarbij worden wel zo veel mogelijk aspec- ten meegenomen, maar dat kan erg complex zijn.

In de praktijk blijkt het aantal zaken ten aanzien van overtredingen van verboden op verkoop beneden de inkoopprijs beperkt te zijn. In de beschouwde landen gaat het slechts om enkele zaken per jaar per land. Daarvan leidt dan weer een beperkt aantal zaken tot een boete. Het beperkte aantal zaken heeft mogelijk te maken met de hier- voor genoemde knelpunten in de handhaving.

N aleving

Er zijn geen harde gegevens beschikbaar over de mate van naleving van de verboden. Het feit dat er weinig handhavingszaken zijn hoeft niet per definitie in te houden dat de wet goed wordt nageleefd. Dat kan ook te maken hebben met knelpunten in de hand- having. De perceptie van de naleving van de verboden verschilt per land. In Duitsland zou de naleving beperkt zijn, met name in de foodretail. In Oostenrijk wordt er wel van uitgegaan dat het verbod over het algemeen wordt nageleefd. In België bestaan twijfels over de naleving en in Frankrijk gaat men ervan uit dat het verbod goed wordt nage- leefd, vanwege de hoge boetes.

In de praktijk is het lastig om de mate van naleving te beoordelen. Het hiervoor ge- noemde verschil in inkoopvoorwaarden belemmert het beoordelen van de naleving. Verder zijn er in verschillende landen mogelijkheden bekend om een verbod te omzei- len, zoals:

− via goedkope import (Ierland en Frankrijk),

− variëren van lage prijzen voor verschillende producten en verschillende regio's (Duitsland).

Daarnaast kan de complexiteit van wettelijke verboden (zoals het vaststellen van de re- levante prijs en de uitzonderingen) leiden tot het ontduiken van dergelijke verboden.

Effecten

Ook naar de effecten van verboden op verkoop beneden de inkoopprijs is nauwelijks onderzoek gedaan. De effecten op de structuur van de foodsector lijken beperkt. Ver- schillen tussen inkoopprijzen komen voort uit verschillen in inkoopmacht. Grote super- marktketens kunnen gunstiger voorwaarden krijgen dan kleinere (zelfstandige) super- markten. Derhalve verschilt ook de concurrentiepositie tussen de grotere en kleinere spelers. Dit wordt niet weggenomen door een verbod op verkoop beneden de inkoop- prijs. Een verbod kan voor kleinere supermarkten wel bescherming bieden tegen te he- vige prijsval. Daarnaast wordt wel verondersteld dat een verbod bijdraagt aan even- wichtige relaties in de markt. Hiervoor bestaan echter geen harde bewijzen.

De effecten van een verbod op verkoop beneden de inkoopprijs lijken niet gunstig voor leveranciers. In het geval van hevige prijsconcurrentie op detailhandelsniveau zal de druk op de leveranciers toenemen. De detailhandel zal een deel van de prijsverlagingen willen neerleggen bij de leveranciers. Een verbod op verkoop beneden de inkoopprijs voorkomt dat niet. Een verbod kan zelfs de druk op de leveranciers vergroten. Immers, wanneer de detailhandel niet beneden de inkoopprijs mag verkopen, zal men extra druk uitoefenen om lagere inkoopprijzen te realiseren.

2.11.2 Mededingingswet en predatory pricing

In de landen zonder een specifiek verbod op verkoop beneden de inkoopprijs (Neder- land, Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) is gekeken in hoeverre wordt opgetreden tegen predatory pricing in het geval van misbruik van een economische machtspositie. Dit valt onder de mededingingswetgeving conform de Europese mede- dingingswetgeving. In alle beschouwde landen komen klachten en zaken tegen preda- tory pricing in relatie tot misbruik van een economische machtspositie nauwelijks voor, zeker in de foodretail. Alleen in Denemarken zijn enkele klachten geweest van preda- tory pricing in de foodretail.

2.11.3 Overig relevant beleid

Diverse landen hebben beleid dat specifiek gericht is op bescherming van het voorzie- ningenniveau en van de kleinere detailhandel. Het gaat daarbij vooral om ruimtelijke- ordenings- en vestigingsbeleid. De mogelijkheden voor vestiging van grootschalige de- tailhandel worden daarmee beperkt. In Nederland, Frankrijk en Denemarken is sprake van redelijk beschermend detailhandelsbeleid. In Nederland heeft dat bijgedragen tot een hoog voorzieningenniveau. In Ierland en Duitsland is ook sprake van dergelijk be- leid, maar dat lijkt minder krachtig. In Denemarken heeft de kleinere detailhandel rui- mere mogelijkheden voor openingstijden.

3

Verbanden tussen een verbod op VBI en de