• No results found

Responsiviteit als kernbegrip

In document download het hier als pdf (pagina 34-41)

0.4 Het introduceren van begrippen

0.4.1 Responsiviteit als kernbegrip

Door onze eigen professionals, die verantwoordelijk waren voor de uitvoering van de Wmo, werd het concept van vraagsturing begrepen. De buitenwereld keek er vaak anders tegenaan.

Vaak werd het begrip ‘vraagsturing’ opgevat als een concept vanuit het marktdenken, in de betekenis van ‘u vraagt, wij draaien’. Ik had daar aanvankelijk niet zoveel bezwaar tegen, omdat naar mijn mening in de uitvoeringspraktijk in voorgaande jaren veel teveel nadruk was gelegd op: ‘al draaien terwijl er nog helemaal geen vraag is’. Het nieuwe concept van vraagsturing hielp om onze professionals aan te zetten tot ‘anders’ kijken naar wat voor mensen van betekenis was en zorgde ervoor dat zij zich ervan bewust werden dat zij ook echt mochten gaan doen wat door onze inwoners belangrijk werd gevonden.

Begrippen kunnen echter ook van betekenis veranderen en die verandering vond een paar jaar na de introductie van het begrip ‘vraagsturing’ plaats. Na de decentralisaties in het sociaal domein, toen veel nieuw in dienst genomen professionals geacht werden om met het bestaande concept van vraagsturing uit de voeten te kunnen, bleek dit niet meer te werken.

Door de discussies die daarover plaatsvonden, constateerde ik dat het denken over hoe we met mensen omgaan niet beperkt kon blijven tot het concept van ‘vraagsturing’ zoals dat na de komst van veel nieuwe professionals werd geïnterpreteerd. De politiek filosoof Robert Dahl20 stelt dat ‘(…) in the absence of a compelling showing of the contrary everyone should be assumed to be the best judge of his or her own good interests’. Dit noemt hij de ‘presumption of personal autonomy’. Maar na lang wikken en wegen komt ook hij tot de conclusie dat wat iemand wil niet per definitie gelijk staat aan wat hij of zij nodig heeft en dat de argumenten daarvoor ook lang niet altijd duidelijk zijn. Mensen maken regelmatig ook keuzes die, gemeten naar hun eigen belangen, niet optimaal zijn en soms zelfs gewoonweg dom lijken.

Wat iemand werkelijk nodig heeft, zal dan ook vaak in het gesprek met de professional geconstrueerd moeten worden21. Voor sommige mensen is het dan misschien juist wel prettig als professionals hen een duwtje in de rug geven door aan te geven wat naar hun mening de meest verstandige keuze is. Tocqueville verwoordde dit treffend: “Mensen in een democratische samenleving worden onophoudelijk gedreven door twee strijdige hartstochten:

ze willen geleid worden en ze willen vrij blijven.”22 Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir23 betoogden dat langdurige schaarste, bijvoorbeeld in situaties van armoede, ervoor kan zorgen dat mensen moeilijk nieuwe vaardigheden aan kunnen leren. Ook schaarste in de zin van gebrek aan tijd kan ertoe leiden dat mensen onverstandige beslissingen nemen.

20 Citaat uit: Tiemeijer, W.L. et. al (2009). P. 308-310 21 Tiemeijer, W.L. et. al (2009). P. 308-310

22 Tiemeijer, W.L. et. al. (2009). P. 306 23 Mullainathan, S. et al. (2014).

Inleiding

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 33PDF page: 33PDF page: 33PDF page: 33

| 33 Ik constateerde dus dat vraagsturing zeker niet moest worden gezien als een simpelweg:

‘U vraagt, wij draaien’, maar veel meer als: ‘samen de beste oplossing zoeken’. Daarmee werd het begrip ‘vraagsturing’ uitgebreid en werd feitelijk weer een nieuw concept geïntroduceerd, dat ik ‘responsiviteit’ noemde. Van het een kwam het ander. Veel nadrukkelijker dan bij het concept van ‘vraagsturing’ wilde ik met het begrip responsiviteit de rol van de professional in beeld brengen.

Het begrip ‘responsiviteit’ sprak mij aan, omdat het verwijst naar het woord ‘responderen’, ofwel: reageren, antwoord geven. In tegenstelling tot een begrip als ‘vraagsturing’ gaat het bij responsiviteit om een begrip, waarbij de professional zelf geen buitenstaander is, maar in de relatie met de vrager een betrokkene wordt.

Het begrip ‘responsiviteit’ is op zichzelf niet nieuw. In een studie naar de responsiviteit van UMC’s werd het begrip responsiviteit gedefinieerd als ‘de mate waarin organisaties reageren op de vraag uit hun omgeving’. Het begrip ‘maatschappelijke impact’ werd daaraan verbonden, om aan te geven in hoeverre ook daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de verbetering van de situatie of de oplossing van het probleem. Beide aspecten hangen in deze definitie dus nauw samen: om maatschappelijk relevant te zijn, dienen organisaties zowel responsief te zijn, als daadwerkelijk maatschappelijke impact te creëren24.

Door mij te verbinden met de persoonlijke verhalen van mensen, zoals bijvoorbeeld de dakloze asielzoekers en mensen als tante Bet, ben ik steeds meer gaan beseffen dat het mij in mijn zoektocht naar het begrijpen van de manier waarop we in het sociaal domein met mensen omgaan feitelijk te doen is om de relatie tussen deze mensen en de professionals waar zij een beroep op doen.

Om te kunnen interpreteren had ik dus een begrip nodig dat over die relatie gaat. Een begrip, dat bij voorkeur ook metaforische kracht heeft en dat zowel praktijkmensen als wetenschappers te denken geeft en zo mogelijk ook richting kan geven.

Begrippen zijn belangrijk voor interpretatie, omdat ze behulpzaam kunnen zijn om de aandacht te richten en focus aan te brengen bij het doen van waarnemingen. Ik gebruikte het begrip ‘responsiviteit’ om te begrijpen hoe professionals in de praktijk reageren op de vraag van mensen die op hun advies of ondersteuning zijn aangewezen en welke factoren daarop van invloed zijn.

Als professionals kunnen inschatten wat werkelijk voor de ander van betekenis is, wat belangrijk is voor die ander, dan gaat die ander daar ook op reageren. Mensen willen nu eenmaal dingen doen die zij zelf belangrijk vinden. En als de houding van de professional dan vervolgens zou zijn, dat hij of zij daarvoor belemmeringen gaat wegnemen, of op een andere manier gaat ondersteunen, dan komen mensen zelf ook weer in beweging.

24 Raad voor Gezondheidsonderzoek (2007). P. 23-24

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 34PDF page: 34PDF page: 34PDF page: 34 34 |

Erkenning van wat voor mensen zelf van betekenis is, in hun eigen specifieke context, geeft hen hun waardigheid terug en dat is fundamenteel voor wederzijds respect.25

Het vermogen van professionals om in te schatten wat werkelijk voor de ander van betekenis is noem ik responsiviteit.

Het begrip responsiviteit moest ik nog wel gaan duiden. Mijn verwachting was dat dit tot nieuwe inzichten zou leiden voor een andere, misschien wel menselijker aanpak in het sociaal domein.

0.5 Vooruitblik

Responsiviteit lijkt zo vanzelfsprekend. Toch is het kennelijk lastig om in de dagelijkse praktijk van het sociaal domein responsief te zijn, in te schatten wat voor mensen werkelijk van betekenis is. Daarvan zijn de verhalen waarmee ik deze inleiding ben begonnen anekdotisch. Vanuit meerdere invalshoeken is gepubliceerd over de kloof tussen de systeemwereld van de overheid en de leefwereld van mensen, onder meer in diverse rapportages van de Nationale Ombudsman en door wetenschappers die zich met sociale vraagstukken bezig houden. Erik Gerritsen combineerde in zijn proefschrift zijn kennis van de praktijk met wetenschappelijk onderzoek naar de lokale aanpak van ‘ongetemde problemen’ in het sociaal domein.26 Tineke Abma27 stelt dat de systeemwereld niet beter of slechter is dan de leefwereld, maar dat er een problematische onbalans is ontstaan, waarbij de systeemwereld de overhand heeft gekregen. Ik vermoedde dat ik dieper in organisaties moet kijken om te begrijpen hoe het komt dat onze systemen het steeds lijken te winnen van de menselijkheid.

Daarvoor heb ik onderzoek gedaan in drie fasen.

In de eerste fase (2002-2006) was ik als ‘reflective researcher’ betrokken bij de afdeling sociaal beleid van Nierstichting Nederland. Vanuit deze fase heb ik gereflecteerd op mijn bevindingen uit deze periode om, met inachtneming van de academische discussies daarover, te komen tot een eerste oriëntatie ten behoeve van een duiding van het begrip

‘responsiviteit’ in het sociaal domein.

25 Sennett, R. (2003). P. 31-32 26 Gerritsen, E. (2011).

27 Abma, T. (2017). P. 24

Inleiding

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 35PDF page: 35PDF page: 35PDF page: 35

| 35 Vanuit de tweede fase (2004-2014), die in tijd dus deels overlappend is geweest aan de eerste fase, wilde ik de bevindingen uit mijn eigen praktijk toetsen bij andere maatschappelijke organisaties. Dit leidde tot dataverzamelingen vanuit veldonderzoek bij diverse maatschappelijke organisaties, onder andere vastgelegd in extracten uit dossiers en fragmenten uit interviews die ik gekozen had vanuit nadere bestudering van mijn eigen transcripties van de diverse interviews met stakeholders bij de betreffende organisaties.

Ook daarbij heb ik steeds weer gebruik gemaakt van wat mij vanuit de literatuur ten aanzien van de gevonden thema’s werd aangereikt.

Omdat ik vermoedde dat de instrumentele manier van handelen, die zich slecht verhoudt tot responsiviteit, voornamelijk bij overheidsorganisaties aan de orde is, zocht ik in diezelfde fase ook naar responsiviteit binnen gemeentelijke organisaties (sociale diensten).

In de derde fase van deze studie (2015-2018) wilde ik onderzoeken of en op welke manier een begrip als responsiviteit relevantie zou kunnen krijgen als dat in een organisatie wordt geïntroduceerd. Voor dit onderdeel gebruikte ik mijn eigen gemeentelijke praktijk als casus.

In mijn onderzoek paste ik het concept van ‘triangulatie’ toe. Triangulatie is letterlijk:

driehoeksmeting. Het houdt in dat meerdere dataverzamelingsmethoden in één studie worden toegepast, om zo de diepte, kwaliteit en eventueel reikwijdte van de bevindingen te vergroten28. In hoofdlijnen gaat het dan om literatuuronderzoek, veldonderzoek en (auto)etnografisch onderzoek29.

Het literatuuronderzoek was interdisciplinair, in die zin dat ik vanuit verschillende disciplines bronnen wilde benutten die mij zouden helpen om betekenis te geven aan wat ik in de praktijk waarnam.

Voor het veldonderzoek maakte ik gebruik van wat de cultureel antropoloog Clifford Geertz30 beschrijft als ‘thick description’. Waar het bij ‘thin description’ voornamelijk gaat om het beschrijven van de activiteiten gaat ‘thick description’ verder, door ook de zingevende structuren achter deze activiteiten in kaart te brengen. Het gaat bij ‘thick descriptions’

dus niet alleen om het verzamelen van relevante data, maar ook om het interpreteren ervan, dat al begint tijdens het verzamelen31. Thick description houdt in dat observaties worden beschreven en geïnterpreteerd vanuit een context waarin die observaties hebben plaatsgevonden. Ik heb ervoor gekozen om alleen die observaties te beschrijven, die van

28 http://www.boomlemmatijdschriften.nl/tijdschrift/KWALON/2010/1/KWALON_2010_015_001_002 29 Zie o.a. O’Reilly, K. (2012).

30 Geertz, C. (1973). P. 3-30 31 Van Lanen (2013). P. 34

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 36PDF page: 36PDF page: 36PDF page: 36 36 |

belang konden zijn voor het duiden van het begrip ‘responsiviteit’.

Kenmerkend aan etnografisch onderzoek is, dat ik als onderzoeker zelf deel uitmaakte van de omgeving van respondenten die ik in het onderzoek beschrijf32. Het ging om onderzoek in direct en duurzaam contact met mensen, in de context van hun dagelijks werk, over een langere periode. Volgens Karen O’Reilly33 evolueert etnografisch onderzoek naarmate de studie vordert en biedt dit type onderzoek eindeloze hoeveelheden van onderzoeksmethoden, waaronder bijvoorbeeld participerende observatie, gesprekken, interviews etc. Etnografisch onderzoek respecteert de complexiteit van de sociale werkelijkheid door daarover rijke, gevoelige en geloofwaardige verhalen te vertellen. Het besteedt ook aandacht aan bredere structuren en aan de gedachten en gevoelens van medewerkers, binnen de context van hun dagelijks werk en is volgens O’Reilly daarmee een ideale benadering van onderzoek naar de dagelijkse praktijk van het sociaal domein34. Het schrijven van (auto)etnografische verhalen en het reflecteren daarop was een onderzoeksmethode die van mij als onderzoeker voortdurend vroeg om zelfreflectie. Ik leefde tijdens dit onderzoek, zoals Dvora Yanow35 dat beschrijft, constant in twee werelden:

betekenis geven aan mijn eigen wereld en betekenis geven aan de wereld (professionals, organisaties) die ik bestudeerde. Daarom was het voor mij ook heel waardevol dat ik regelmatig met mijn eigen promotoren kon reflecteren op de teksten die ik schreef.

Omdat ik onderzoek deed in mijn eigen praktijk, ging ik zelf als onderzoeker ook meedoen en meeleren met de professionals in mijn eigen uitvoeringspraktijk. Tineke Abma gebruikt voor de benadering om samen te leren ten behoeve van sociale transformatie met mensen om wiens leven of werk het gaat de term ‘participatief actieonderzoek’36. Het betekende dat ik mijzelf en mijn eigen rol als (actief) participerende en handelende onderzoeker, steeds kritisch onder een vergrootglas moest durven leggen. Het heeft mij het inzicht opgeleverd dat er een weg gezocht moet worden tussen neutraliteit en objectiviteit enerzijds en subjectiviteit en vooringenomenheid anderzijds. Mijn ervaring is dat die weg kan worden gevonden in de intersubjectiviteit, dus in het gesprek met anderen. Individuele casuïstiek stond bij mij in die gesprekken steeds aan de basis, omdat het in het sociaal domein uiteindelijk gaat om de uitkomsten voor mensen. Niet mijn eigen, persoonlijke

32 https://www.ensie.nl/dit-is-onderzoek/etnografisch-onderzoek 33 O’Reilly, K. ( 2012). P. 23

34 O’Reilly, K. ( 2012 P. 22 35 Yanow, D. (1996) P. 45

36 https://www.rug.nl/society-business/science-shops/dag-van-participatief-actieonderzoek/

programma

Inleiding

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 37PDF page: 37PDF page: 37PDF page: 37

| 37 interpretaties waren belangrijk. Het ging erom die te toetsen in de dialoog met anderen, zowel in de professionele omgeving in de praktijk als in de wetenschappelijke omgeving.

Ik verwacht dat ik met de door mij gekozen interpretatieve benadering van de dagelijkse werkelijkheid een bijdrage kan leveren aan theorievorming, niet zozeer door vanuit een verklarend model naar de dagelijkse werkelijkheid te kijken, maar veel meer door de dagelijkse werkelijkheid te karakteriseren en er betekenis aan te geven.

Ik hoop ook dat mijn onderzoek bijdraagt aan een andere manier van kijken naar mensen die in het sociaal domein op ondersteuning van anderen zijn aangewezen.

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 38PDF page: 38PDF page: 38PDF page: 38

1

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 39PDF page: 39PDF page: 39PDF page: 39

Hoofdstuk 1:

In document download het hier als pdf (pagina 34-41)