• No results found

Positionering van diaconale organisaties in het sociaal domein

In document download het hier als pdf (pagina 122-127)

Diaconale organisaties

4.1 Positionering van diaconale organisaties in het sociaal domein

Mijn eerste casestudie deed ik bij diaconale organisaties. In het vijfde oecumenisch onderzoek naar armoede in Nederland171 gebruikt men de term ‘diaconale organisaties’

voor alle organisaties die vanuit de kerken individuele hulp verlenen en die terminologie zal ik voor wat betreft de rol van de kerken in het sociaal domein ook zoveel mogelijk volgen172. Onder diaconaat/diaconie wordt verstaan: ‘het handelen vanuit en door kerken en andere door het evangelie geïnspireerde groepen en bewegingen dat gericht is op het voorkómen, opheffen, verminderen dan wel mee helpen uithouden van lijden en maatschappelijke nood van individuen en van groepen mensen en op het scheppen van rechtvaardige verhoudingen in kerk en samenleving’173.

Robert Wuthnow174 ziet religieuze organisaties als onderdeel van de ‘civil society’. Hun specifieke taak daarbinnen is vooral het bieden van mogelijkheden voor langdurige vriendschapsbanden in kleine groepen, van mensen die, als de nood aan de man is, elkaar ook bijstaan. Die vriendschapsbanden vormen sociaal kapitaal dat zowel zorgt voor banden tussen relatief homogene groepen als voor bruggen tussen heterogene groepen.

Hij baseert zich daarbij op onderzoek van Robert Putnam175, die het onderscheid maakte tussen twee soorten sociaal kapitaal. Het ene bindt samen (bonding) en het andere slaat bruggen (bridging). Het samenbinden vindt plaats tussen mensen die zich in elkaar herkennen: mensen met gelijke leeftijd, ras, religie enzovoort. Maar belangrijk in een multi-etnische samenleving is ook de tweede vorm van sociaal kapitaal: het bruggen bouwen. Met het verlies aan samenbindend sociaal kapitaal worden etnische tegenstellingen groter. In de context van het sociaal domein zijn beide vormen van sociaal kapitaal relevant.

Uit het onderzoek van Wuthnow komt eveneens naar voren dat religieuze organisaties een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van ‘awareness’ van de sociale noden van mensen en van het belang om daaraan iets te doen. Volgens hem ligt de kracht van religie niet zozeer in de religie zelf, maar vooral in het feit dat die geïnstitutionaliseerd is.

171 Crutzen, O. (2010).

172 In het katholieke maatschappelijk handelen wordt naast de term ‘diaconie’ ook de term ‘caritas’

gebruikt. De grondslagen voor deze term werden in 1855 al gelegd, terwijl sinds 1987 pas sprake is van de term ‘diaconie’ (zie ook verder: H. Meeuws (2007). P. 9-11

173 Crijns et al. (2005).

174 Wuthnow (2004).

175 Putnam, R. (2000).

Hoofdstuk 4

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 121PDF page: 121PDF page: 121PDF page: 121

| 121 Bij de Nierstichting was in zekere zin sprake van particularisme176. Alleen mensen met een nierziekte worden door de Nierstichting geholpen. In de praktijk was er bij diaconale organisaties waarbinnen ik onderzoek deed weliswaar soms ook sprake van particularisme, in de zin van een gerichtheid op de eigen leden, maar bleek ook dat mensen die geen lid zijn van de kerk toch bij diaconale organisaties terecht kunnen. Soms werden zij daarnaar verwezen door mensen die zelf lid zijn van een kerk. Soms kwam een diaken of een diaconaal medewerker via het eigen netwerk met hen in contact.

In grote steden komt maatschappelijke nood verhoudingsgewijs veel vaker voor dan in kleinere gemeenten177 en bij de diaconale organisaties die bij deze casestudie zijn betrokken constateerde ik in dit opzicht ook een andere gerichtheid. Het aspect van ‘evangelisatie’

speelde daarbij soms een rol. Een diaken uit Huizen vertelt hierover bijvoorbeeld:

We richten ons in eerste instantie op de huisgenoten van het geloof. Zo staat het ook in de Bijbel. Je richt je op je eigen kerkelijke leden. Dat zijn er genoeg. Daarnaast worden soms mensen op je weg geplaatst. (…) We zien ook heel duidelijk dat er voorbeelden zijn waardoor mensen via een hulpaanvraag in contact komen met de kerk. Daar kun je niet achter blijven.

Dat is ook prachtig om te zien, vanuit het oogpunt van evangelisatie. Dat is dan een win-win effect. Mensen worden niet alleen geholpen in materiële nood, maar ook op geestelijk terrein.

(…) Als er schrijnende nood is kan je als kerk niet niets doen. Dan verwachten we echt niet dat mensen gelijk naar de kerk komen.

In de grote steden dringen de problemen van mensen buiten de kerken zich sterker op.

Uit de opvatting van een diaken uit Utrecht Noord hierover blijkt dat er in deze organisatie anders over het evangeliserende aspect werd gedacht dan in Huizen:

We hebben voor onszelf wel handvatten, maar in principe helpen we iedereen die op onze weg komt. We zoeken de problemen niet op, maar we worden met problemen geconfronteerd omdat we ons in de samenleving bewegen. Dan komt het gewoon op je pad. (…) In een stad ligt dat anders dan in een dorp. Het idee dat je alleen hulp zou geven om een bepaalde boodschap uit te dragen, dat vind je in een stad ook niet. Nou ja, misschien in bepaalde wijken nog wel, maar dit is een nieuwe wijk, van na de oorlog, met veel import. Het is hier nooit ‘eigen volk eerst’ geweest. Je gaat ook niet om het evangelie te brengen, maar gewoon omdat er hulp nodig is.

Een diaconaal medewerker van de WOU vertelde mij:

Wij steken het niet onder stoelen of banken dat we dit werk namens de kerken doen. Vroeger werd dit minder benadrukt en wel eens weggemoffeld. Dat is veranderd. We schreeuwen

176 In het Johns Hopkins Comparative Non-Profit Sector Project (1997) wordt dit als ‘negatieve verwachting’

van maatschappelijke organisaties gekenschetst.

177 Engbersen, Vrooman en Snel (2000). P. 34

De eerste casestudie: Diaconale organisaties

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 122PDF page: 122PDF page: 122PDF page: 122 122 |

het niet van de daken, maar leggen cliënten wel uit dat de hulp vanuit de kerken komt. We evangeliseren niet, maar juist omdat er veel mensen uit Afrika komen, die zelf religieus zijn, is het gemakkelijker om daar met hen over te praten. Gemakkelijker dan met Nederlanders.

In de VS is veel onderzoek gedaan naar particularisme bij religieuze organisaties. Daaruit blijkt, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, dat religieuze organisaties vaak mensen buiten de eigen groep helpen en daarbij zelden ‘bekeringsdwang’ vertonen. Het tegendeel is eerder aan de orde. Leden van die organisaties, die hulp bieden aan buitenstaanders, worden juist ontmoedigd om zich over hun religieuze overtuiging uit te spreken. Kennelijk (Wuthnow baseert zich hier op onderzoek van Smith en Sosin178) worden er normen en professionele standaarden gehanteerd voor de dienstverlening, die de verschillen tussen religieus- en niet religieus georiënteerde organisaties doen eroderen.

Uit landelijk onderzoek naar hulpverlening door diaconieën, parochiële caritasinstellingen en andere kerkelijke organisaties in blijkt dat mensen steeds vaker aankloppen bij diaconale organisaties voor (financiële) ondersteuning179. De financiële hulp is vaak gericht op het voorkomen dat personen en/of huishoudens worden afgesloten van nutsvoorzieningen, zoals gas, water en licht (43,9%). Ook het voorkomen van uithuiszetting komt veel voor (42,8%). Hulp in het voorzien in de eerste levensbehoeftes (broodnood, levensmiddelen, kleding en vervangen witgoed) wordt door 36,4% van de betrokken diaconale organisaties gegeven. Ondanks het systeem van sociale zekerheid in ons land vervullen diaconale organisaties dus, net als bij de Nierstichting, een rol naast die van de overheid. Een diaken uit Utrecht vertelt hierover:

De overheid kan het werk van de kerk nooit helemaal overnemen. Zelfs al is het maar om als kerk de hiaten op te vullen waar de overheid niet in voorziet. Om maar een concreet voorbeeld te noemen: Iemand is hier in de wijk komen wonen, die van een uitkering leeft, maar de huursubsidie is er nog niet. Ze komt uit meisjesstad. Dat is een instelling die ongehuwde moeders met kinderen of vrouwen van mannen met losse handen opvangt en bijstaat. Ze mogen daar tot rust komen en worden als het kan weer teruggeplaatst in de maatschappij.

Die vrouw heeft via meisjesstad hier een plaats gekregen in de wijk. Het is een ontzettend leuk en flink mens. Ze heeft drie kinderen. Maar ze wacht nu dus op de huursubsidie. Ze heeft begeleiding van de kredietbank en Cumulus, dat zijn twee gemeentelijke instellingen, die haar helpen met budgetteren en die constateren dat zij minimaal 110 euro in de maand tekort komt zolang de huursubsidie er niet is. Er is geen sociale regel die dit aanvult, want het wachten is op de huursubsidie. Dat kan wel drie maanden duren. Dan vult de kerk dus aan, omdat wij toevallig met haar in contact zijn gekomen, want er is veel meer, waar je nooit van hoort.

178 Wuthnow (2004). P. 149

179 Crutzen en Van der Linden (2016). P. 12

Hoofdstuk 4

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 123PDF page: 123PDF page: 123PDF page: 123

| 123 (…) De diaconie leent nooit. We vinden het prima als ze een gift geven. Maar aan de andere kant, neem nou eens dat gezin dat zit te wachten op de huursubsidie. Die krijgen van de sociale dienst een bedrag om hun huis in te richten. Daar kan dan goedkope vloerbedekking van betaald worden, een minimum aan meubeltjes en een bed voor de kinderen. Dan ben je uitgepraat. Als zij op een gegeven moment met terugwerkende kracht de huursubsidie krijgt, dan kan zij lakens gaan kopen en theedoeken en handdoeken en dat soort dingen. Die heeft ze toch ook nodig? Dan gaan wij dat geld toch niet terugvragen? Er is een mooie Bijbelse spreuk:

Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet.

De ondersteuning die wordt gegeven betreft meestal kleine bedragen. Een diaken van Utrecht Noord zegt hierover:

Bij schulden kunnen wij meestal niet helpen. Want een feit is, dat de Diaconie leeft van het geld dat via de collectes binnenkomt. Overvecht is de ergste achterstandswijk van heel Utrecht. Dat betekent dat de mensen die in de kerk komen ook niet echt tot de rijken der aarde behoren. Er is dus een vrij lage opbrengst van de collecte. Ik moet zeggen dat ik iedere keer als ik het weer geteld heb denk: “het is toch wel grandioos dat het iedere zondag weer zoveel is”. Maar in verhouding tot andere wijken, rondom de Nicolaikerk, het Wilhelminapark en noem maar op, zitten wij vrij laag. Aan de andere kant is het ook zo dat onze wijk ook meer aanvragen heeft. Er is een stedelijk fonds, daar storten de rijke wijken in en de arme wijken kunnen daar een beroep op doen. We kunnen dus, als er een drama is, maar we zelf op de bodem zitten, daar een beroep op doen.

Engbersen, Vrooman en Snel180 beschreven een opvallende samenhang tussen een laag inkomen en sociale participatie in een netwerk van hechte persoonlijke relaties en dit is ook wat diakenen in de praktijk vaak zien. Een diaken uit Utrecht Noord vertelde mij hierover:

Mogelijke hulp in familiekring wordt door de kerk wel besproken. Maar we zien dat de stap naar de kerk veelal pas wordt genomen omdat men familie hier niet bij durft te betrekken.

We vragen wel of men daaraan gedacht heeft, maar meestal is dat een gepasseerd station.

Hulp aan de ‘armen’ is van oudsher een diaconale taak. Wat voor de kerken in Nederland betrekkelijk nieuw was, is de hulp aan vluchtelingen. De diaconale medewerker van de WOU vertelde mij:

Uitgangspunt voor de WOU is niet dat we tegenover de overheid staan. Wij zijn eerder naast de overheid bezig, aanvullend, als dat nodig is. Bijvoorbeeld: de manier waarop mensen gehoord worden door IND, daar is nog wel wat op af te dingen. De verhoren zijn vaak slecht. Het is wel iets beter geworden, maar er zitten soms echt mensen die geen idee hebben uit wat voor een land iemand komt. Wij gaan als we dat nodig vinden verder. Dat doet de overheid niet.

180 Engbersen, Vrooman en Snel (1997).

De eerste casestudie: Diaconale organisaties

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 124PDF page: 124PDF page: 124PDF page: 124 124 |

De keuze voor een ‘aanvullende rol’ ten opzichte van de overheid heb ik ook bij de Nierstichting aangetroffen. Die keuze past bij de stellingname van Van de Donk, namelijk dat de overheid wel voorziet in publieke goederen, maar dat dit altijd een ‘standaard voorziening’

zal zijn, van gemiddelde hoeveelheid en gemiddelde kwaliteit. Er zal altijd, in de context van een sterk heterogene samenstelling van de bevolking, een extra vraag zijn, waar de overheid, omwille van bureaucratie en rechtsgelijkheid, niet in kan voorzien.181

Dat de kerken soms verder gaan, heb ik waargenomen in de discussie binnen de kerken over het onderwerp ‘kerkasiel’. Nederland kent sinds de Bataafse Republiek (1796) een stelsel van scheiding van kerk en staat182. Dit houdt in dat de overheid geen zeggenschap heeft ten aanzien van de kerkelijke organisatie en dat de kerk geen formele zeggenschap heeft ten aanzien van het overheidsbeleid. Het gaat bij de scheiding tussen kerk en staat dus vooral om een organisatorische en bestuurlijke scheiding en om financiële verhoudingen tussen kerk en staat. De essentie van het stelsel van scheiding van kerk en staat houdt in dat de overheid zich niet bemoeit met de kerk en dat de kerk zich niet bemoeit niet met de overheid183. Dit uitgangspunt stond aan de wieg van de discussie over ‘kerkasiel’. Legaal in ons land verblijvende, maar dakloos geraakte asielzoekers en ook uitgeprocedeerde asielzoekers die niet terug konden keren naar het land van herkomst, zochten eind vorige eeuw veiligheid binnen de muren van de kerkgebouwen, waar de overheid ‘geen bevoegdheid’ had. De kerken stonden voor een probleem, maar namen ten aanzien van het verlenen van ‘kerkasiel’ een opmerkelijk standpunt in. Honderden geloofsgemeenschappen in Nederland ondertekenden sinds 1988 het ‘Charter van Groningen’, waarin zij partij kozen voor vluchtelingen en asielzoekers in nood en elkaar steun en solidariteit beloofden bij het bieden van hulp en zo nodig opvang in noodsituaties.184

181 Donk, W.B.H.J. van de (maart 2001).

182 Het heeft echter tot ver in de negentiende eeuw geduurd voordat de banden met de Hervormde Kerk losser werden. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 (Nederlandse bisschoppen), bracht bijvoorbeeld veel politieke en maatschappelijke beroering teweeg. De betrokkenheid van de overheid met godsdienst in de negentiende eeuw kwam onder meer tot uitdrukking in het bestaan van de ministeries voor de erediensten. (zie o.a. http://www.protestant.nl/encyclopedie/themas/politiek-en-samenleving/kerk-en-staat)

183 Het is overigens niet zo dat de scheiding van kerk en staat ook een scheiding van religie en politiek inhoudt. Volgens artikel 6 van Grondwet heeft een ieder het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Religie mag dus ook beleden worden in de politiek, mits dit niet in strijd is met de wet.

184 Zie ook de website: www.inlia.nl

Hoofdstuk 4

537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein 537271-L-sub01-bw-Klein Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019 Processed on: 23-10-2019

Processed on: 23-10-2019 PDF page: 125PDF page: 125PDF page: 125PDF page: 125

| 125

In document download het hier als pdf (pagina 122-127)