• No results found

Hoewel Douwes Dekkers de indirect de rol van seksualiteit al besprak, kwam de relatie tussen religie en seksualiteit pas echt op gang vanaf de jaren zeventig. De belangrijkste aanleiding hiervoor was het bevolkingsvraagstuk, die in Engeland begon. Daar was de seculie re denker Charles Bradlaugh (1833- 1891) in conflict gekomen met de Engelse kerk, omdat hij de bevolkingsgroei wilde controleren door anticonceptie te promoten. Bradlaugh was ervan overtuigd dat de toekomstvoorspellingen van de Britse predikant en econoom Thomas Malthus (1766-1834) zouden uitkomen. Malthus voorspelde in 1798 dat wanneer de mensheid zo zou blijven toenemen, zij uiteindelijk tegen de natuurlijke grenzen aan zou lopen – met oorlogen om levensmiddelen als gevolg.233 Malthus stelde voor dat later huwen

tot een geboorteafname zou leiden, maar Bradlaugh stelde dat alleen anticonceptie het tij zou kunnen keren. Deze ideeën kwamen over naar Nederland en leidde uiteindelijk in 1881 tot de oprichting van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB).234 ‘Het kleine huisgezin’ was het doel dat deze

organisatie nastreefde. Mensen moesten jong trouwen, maar binnen deze huwelijken moesten weinig kinderen geboren worden. Door anticonceptie toe te passen zou niet alleen de

bevolkingsgroei worden afgeremd, maar ook de positie van vrouwen worden verbeterd en prostitutie worden gestopt.235

231 Pieterse, De buik van de lezer, 197-198.

232 Multatuli, Mattheus XIX. Uit de Ideën van Multatuli (Amsterdam 1862). 233 Thomas Malthus, An essay on the principle of population (Londen 1798) 13.

234 Gé Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland. Achtergronden en geschiedenis van de Nieuw-Malthusiaanse

Bond (NMB) en de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NSVH) 1881 -1971 (Nijmegen 1978) 46.

Nederlandse seculieren hielden de ontwikkelingen in Engeland goed in de gate, getuige een artikel van de Nederlandse socialist B. P. Kortweg: B. P. Kortweg, ‘Een verblijdend teeken des tijds’, De tolk van den

vooruitgang (1877) 362-381. C. V. Gerritsen, die later de Nieuw-Malthusiaanse Bond op zou richten, trok in

Engeland zelfs met Bradlaugh mee; Gerrit Voerman, ‘Gerritsen, Carel Victor’, BWSA 4 (1990) 62-65.

58

Tegen deze achtergrond ontwikkelde zich de seculiere visie op de relatie tussen religie en seksualiteit. Het seculiere oordeel was gedecideerd: elk beeld dat religie van seksualiteit schetste was onnatuurlijk, ongezond, hypocriet of irreëel. Om dat te begrijpen, moet eerst gekeken worden naar de manier waarop seculieren zelf seksualiteit typeerden.

Seksualiteit was voor seculieren een natuurlijke behoefte die gelijk stond aan ‘eten en drinken.’ Voor seculieren stond seksualiteit hoog in het vaandel: zonder seks zou er immers een einde komen aan het voortbestaan van de mensheid – wat indruiste tegen de natuurwetten op voortbestaan. Het gevolg hiervan was dat mensen die kinderen kregen, moeders en vaders, moesten worden gewaardeerd. Niet de maagd, maar moeders zorgden voor het voortbestaan van de

mensheid.236 Omdat seksualiteit noodzakelijk was voor het voortbestaan van de mens, werd het

hebben van seks ook getypeerd als gezond. Voor een goede gezondheid was het belangrijk om seks te hebben, net als goed voedsel van belang was voor een gezond lichaam. Deze gezonde seksuele behoefte aan seksualiteit ontpopte zich vooral bij jonge mensen, aldus seculieren. Het was dan ook niet verstandig lang te wachten met huwen. Door vroeg te huwen kon aan de gezonde seksuele behoefte worden voldaan en werd seksuele losbandigheid voorkomen. Dit was noodzakelijk omdat mensen anders naar prostituees zouden gaan; een onzedelijke praktijk omdat deze seksuele

losbandigheid tot allerlei ziektes leidde. De natuur zelf leerde het af om seksueel losbandig te zijn.237

Tegelijkertijd moest voorkomen worden dat jonge gezinnen kinderen kregen, terwijl zij daar nog niet voor konden zorgen. Anticonceptie zorgde ervoor dat: ‘men de genoegens van het echtelijk leven kan smaken, zonder door de zorgen van een te groot gezin ten onder gebracht te worden.’238 Voor

seculieren was seksualiteit een gezonde natuurlijke behoefte; onmisbaar voor het voortbestaan van de mensheid en daardoor goed voor de individuele gezondheid.

Als gevolg van deze ideeën over seksualiteit werden religieuze noties die de nadruk legden op kuisheid en het celibaat als ongezond beschouwd. Dit werd vrij letterlijk zo getypeerd; het niet beleven van seksualiteit zou leiden tot ziekte en seksuele losbandigheid – wat ook leidde tot ziektes.239 Maar vooral bij priesters was te zien hoe ongezond de religieuze notie van seksuele

236 Een van de vele citaten op dit gebied wa s: ‘Het bevredigen van de geslachtsdrift is een even natuurlijke zaak

als eten en drinken. (…) De oude Egyptenaren hadden dus volkomen gelijk, dat zij de vrouw en moeder boven de maagd stelden. Slechts de eerste vervult volkomen haar bestemming. Het denkbeeld van de bijzondere “reinheid” der maagd is een valsch denkbeeld.’; Donnelvirez, ‘Ideeën van donnelvirez’, De tolk van den

vooruitgang 3 (1878) 7-17, aldaar 8.

237 Smit, Ons programma, 19. Alle seculieren keurden seksuele losbandigheid – met name prostitutiebezoek –

af op basis van het idee dat deze losbandigheid zou leiden tot ziektes en daarmee tegen de wetten van de natuur inging.

238 C. V. Gerritsen en B. H. Helft, Het ontstaan en de ontwikkeling van het zedelijkheidsgevoel (Amsterdam

1884) 13-14.

239 ‘Onthouding van het huwelijk tot betrekkelijk hoogen leeftijd – zoals Malthus voorstelt – veroorzaakt vele

ziekten en velerlei sexuele ondeugd; het aangaan van vroege huwelijke strekt ter bevordering van sexuele deugd, huiselijk geluk, maatschappelijk welzij n en persoonlijke gezondheid: mannen en vrouwen begaan echter

59

terughoudendheid was. Hun celibataire leven had een zichtbaar ziekelijk effect op hun lichaam: ‘En nu mogen sommige schrijver er al op wijzen, dat een groot aantal geestelijken vrijwillig ongehuwd blijven, en daarbij in gezondheid en kracht een hoogen ouderdom bereiken, voor het meerendeel zien wij toch het tegendeel, en een blik in onze naaste omgevinge geworpen, zal velen daarvan overtuigen.’240 Een blik op celibatair levende religieuzen was genoeg om overtuigd te raken dat een

seksloos leven ook ongezond was. Religieuze ideeën over kuisheid en celibaat leidde volgens seculieren tot ziektes en verzwakking van de vitale mens.

Religieuzen werden ook verweten hypocriet te zijn in de manier waarop zij, met name vrouwelijke, seksualiteit behandelden. Volgens seculieren waren religieuzen net zo onderhevig aan de natuurlijke voortplantingsdriften als ieder ander. Religieuzen konden dan wel kuisheid prediken, maar er waren genoeg schijnheilige christenen die weldegelijk naar de prostituees zouden gaan volgens sommige seculieren.241 Ook de celibataire priesters zouden het wel niet zo nauw nemen met

hun eed – wat terug kwam in menig spotprent. Seculieren vonden het nog erger dat seksuele ondeugden de vrouwen zwaarder werden aangerekend dan de mannen. Seculieren stelden echter dat voor dezelfde seksuele daad, ook op dezelfde manier moest worden beoordeeld. Niet alle seculieren waren van mening dat dit seksistische onderscheid voortkwam uit religieuze

overtuigingen. Anderen stelden echter dat religie aan dit seksuele onderscheid weldegelijk schuldig was, doordat religieuze wetten de vrouw als beschermende moeder verheerlijkte maar als seksueel actief wezen leerde te wantrouwen.242 Voor Wilhelmina Drucker maakte de rolverdeling tussen man

en vrouw, dan wel vader en moeder helemaal niet uit. Zowel man en vrouw waren volgens haar op gelijke wijze onderworpen aan de natuurdriften van voortplanting en elke andere uitleg, op religieuze of biologische grondslag, moest worden verworpen.243 Volgens seculieren maten

religieuzen als het aankwam op seks met twee maten.

een ernstig maatschappelijk misdrijf, wanneer zij meer kinderen ter wereld brengen dan zij naar behooren kunnen huisvesten, voeden, kleeden en opvoeden.’ B. P. Korteweg, ‘Een verblijdend teken d es tijds’, De tolk

van den vooruitgang 2 (1877) 362-381, aldaar 380-381.

240 Smit, Ons programma, 18.

241 Dit was een vrij weinig voorkomend verwijt, maar kwam wel af en toe terug. Zie bijvoorbeeld: Christine van

der Woo-Hoogervorst, ‘Het vrije huwelijk’, De tolk van den vooruitgang 1 (1876) 60-61.

242 C. V. Gerritsen verwees niet naar religie als reden waarom het bestrijden van prostitutie zich beperkte tot de

prostituees en niet prostitutiebezoekers; C. V. Gerritsen, Eenige bezwaren tegen het reglementeeren der

prostitutie (Amersfoort 1882). Dit komt waarschijnlijk omdat vragen over mannelijke en vrouwelijke seksualiteit

in de negentiende eeuw vooral een medisch en politiek liberaal vraagstuk was: Petra de Vries, Kuishuis voor

mannen, vrijheid voor vrouwen: de reglementering en bestrijding van prostitutie in Nederland, 1850-1911

(Hilversum 1997) 58 en 59. Andere seculieren stelden wel degelijk dat religie met dit sekse onderscheid te maken had, zoals bijvoorbeeld: T. Mouset, ‘Iets over de sexueele verhoudingen i n onze maatschappij’, De tolk

van den vooruitgang 1 (1876) 69-71.

243 Marianne Braun, ‘Wilhelmina Druckers geschiedenissen van gezag’, in: Ulla Jansz en Myriam Everard (ed.),

De minotaurus onzer zeden. Multatuli als heraut van het Nederlands feminisme (Amsterdam 2010) 129-146,

60

Het belangrijkste verwijt aan religie, in relatie tot seksualiteit, was dat zij een irreëel beeld schetste van seksualiteit. Deze irreële visie bestond uit twee delen. Een belangrijk onderwerp was het bestaan van, wat religieuze noemden, ‘onechte kinderen.’ Dit waren kinderen die verwekt waren buiten het huwelijk. Seculieren vonden het stuitend dat religieuzen hiermee een onderscheid maakten tussen mensen, die helemaal niet natuurlijk was. Religies maakten buitenechtelijke

kinderen tot ‘pariahs’, terwijl deze kinderen net zo van vlees en bloed waren als kinderen die binnen een huwelijk geboren werden.244 Puur op wat hun ouders deden, werden deze kinderen veroordeeld.

Prominente seculiere denkers als R. C. D’Aiblang van Giessenburg en Wilhelmina Drucker hebben dit maatschappelijk onderscheid persoonlijk ondervonden. Zo werd Drucker als kind tijdens de

katholieke mis overgeslagen om een tekst voor te lezen door de priester, toen hij vernam dat zij een buitenechtelijk kind was.245 Om te benadrukken hoe religieuzen er naast zaten om maatschappelijke

paria’s van buitenechtelijke kinderen te maken, stelde Eduard Douwes Dekker: ‘Jezus zelf was `n onecht kind’.246 De religieuze notie dat seksualiteit alleen binnen het huwelijk ‘echt’ was

correspondeerde volgens seculieren niet met natuur.

Het gebod ‘crescite et multiplicamini’ – gaat heen en vermenigvuldigt u – veroorzaakte volgens leden van de NMB niet alleen armoede, maar zorgde ook voor een degeneratie van de menselijke soort. 247 Het gebod op procreatie was goed te vervullen in een land als het

oudtestamentische Israël, waar genoeg voedingsmiddelen en leefruimte was voor iedereen, maar werd achterhaald in het verstedelijkte en dichtbevolkte Europa. Door toch aan dit gebod vast te houden raakte mensen in armoede, met degeneratie van het menselijk ras als gevolg. Ouders konden hun kinderen namelijk niet voldoende voedsel en gezonde leefruimte geven, waardoor het kind lichamelijke gebreken en ziektes zou krijgen. Deze nieuwe genen werden weer doorgegeven en zo zou elke generatie leiden degeneratie van het menselijk ras. 248 Dat moest worden voorkomen. Echte

beschaving, aldus Samuel van Houten, moest er juist voor zorgen dat elk geslacht vooruitkwam en bijdroeg aan het krachtig worden van het menselijk ras.249 Om die reden moest anticonceptie

worden verspreid, zodat arme en zwakker geen kinderen konden krijgen en degeneratie onmogelijk werd. Sterker nog, door anticonceptie zouden de kinderen die wel werden geboren beter voedsel krijgen en daardoor het menselijk ras versterken. Ditzelfde gold voor de maatschappelijke zeden,

244 IISG: Archief Vrijdenkersvereeniging De Dageraad; 6.002.

245 Tristan Haan en Johanna M. Welcker, ‘Meijer, Rudof Carel’, BWSA 3 (1988) 143-147. Voor anekdote Drucker,

zie: Braun, ‘Wilhelmina Druckers geschiedenissen van gezag’, 132.

246 Multatuli, Ideën II, 21.

247 Samuel van Houten, ‘Over de middelen tot bestrijding van den kinderarbeid’, in: Samuel van Houten (ed.),

Bijdragen tot den strijd over God, eigendom en familie (Haarlem 1883) 116-128, aldaar 125.

248 B. P. Korteweg, geen titel, Tolk van den vooruitgang 3 (1878) 2.

61

omdat ook ideeën van zedelijkheid in de menselijke genen door werden gegeven.250 Eugenetica lag

mede ten grondslag aan het bestrijden van religie uit de maatschappij. Het religieus gebod op voortplanting hield immers geen rekening met de moderne natuurlijke begrenzing en leidde zo tot degeneratie van het menselijk ras, terwijl een nieuw op de natuur gebaseerde zedelijkheid tot verbetering van het ras zou leiden.

Niet alle seculiere denkers waren overtuigd van het eugenetische pleidooi van de NMB. Toch is zij een voorbeeld van het seculier argument tegen religie in optima forma: religieuze voorschriften zorgden voor een ongezonde situatie en moesten daarom vervangen worden door een op de natuur gebaseerde zedelijkheid. Wie deze natuur weer goed begreep, kon deze kennis aanwenden om de maatschappij vooruit brengen en zo gelukkiger te maken.251

Dat seculieren verschillende opvattingen hadden over wat precies natuurlijk was, kwam ook terug in de verschillende manieren waarop zij de aard van seksualiteit typeerden. Zo was Douwes Dekker een tegenstander het gebruik van voorbehoedsmiddelen; hij vond het niet

‘dierlykonschuldig’ genoeg. In 1872 schreef hij in een brief over de Britse Nieuwe-Malthusiaanse denker George Drysdale (1825-1904):

‘Ik ben vies van z’n dorre, berekenende terughouding, en zie niet in waarom hy niet nog een stap verder (?) gaat, en sodomie aanpryst? Zyn voorbehoedmiddelen walgen my. (...) Hy is me niet dierlykonschuldig genoeg. Als de maatschappy moet gered worden met

beschermende vliesjes... bah! Waarom niet liever regtstreeks onanie aangeprezen?252

Douwes Dekker had een andere visie op de natuur van seksualiteit dan de Nieuw -Malthusiaanse Bond. Volgens Douwes Dekker zorgden voorbehoedsmiddelen voor een onnatuurlijke vorm van seksualiteit, net als homoseksualiteit en masturbatie. Douwes Dekker bleef onveranderlijk in zijn visie dat de natuur van seksualiteit was dat tegenstellingen tot vruchtbare relatie werden gebracht, alle andere vormen van seksualiteit waren in strijd met de natuurlijke zeden.

‘Het vigerend sexueele moraal’ werd door seculieren als een erfenis van religie beschouwd, met desastreuze gevolgen op de moderne maatschappij.253 Elk religieuze voorschrift zou de plank

misslaan. Door seksualiteit te beteugelen met onnatuurlijke noties als kuisheid en celibaat werd prostitutie – en ziektes als gevolg daarvan – in de hand gewerkt, maar het aansporen tot het krijgen van kinderen werd weer beschouwd als roekeloos en achterhaald. Het ideaal van kuisheid zorgde daarnaast niet alleen voor het onderwaarderen van moederschap al s cruciaal voor de mensheid,

250 C. V. Gerritsen en B. H. Helft, Het ontstaan en de ontwikkeling van het zedelijkheidsgevoel (Amsterdam

1884) 9-11.

251 Seculieren hadden telkens het maatschappelijk geluk voor ogen, ook in dit geval. Zie: Gerritsen en Helft, Het

ontstaan en de ontwikkeling van het zedelijkheidsgevoel, 10 en 11.

252 Pieterse, In de buik van de lezer, 174.

62

maar resulteerde ook omgekeerd in het essentialiseren van een vrouw tot moederschap omdat vrouwelijke seksualiteit werd afgekeurd. Kinderen die voortkwamen uit seksuele losbandigheid van vrouwen werden als ‘onecht’ beschouwd en maatschappelijk uitgesloten. Religie had een

onnatuurlijke visie op religie, wat resulteerde in maatschappelijke onbalans. Met een meer natuurlijke visie op seksualiteit zouden niet alleen de maatschappelijke verhoudingen worden genormaliseerd, maar kon de mensheid er zelfs op vooruit gaan wanneer deze natuurwetten goed werden toegepast.