• No results found

Relatie zelfcontrole en het gedrag van jongeren

5 Alcohol en drugsgebruik onder jongeren

8. Leefstijlen van jongeren

8.2.1 Relatie zelfcontrole en het gedrag van jongeren

Nagegaan is in hoeverre zelfcontrole van invloed is op het delinquent gedrag van jongeren. Er is een duidelijk significant verband (p<.000), dat wil zeggen dat jongeren met minder zelfcontrole meer delinquent gedrag vertonen (zie figuur 8.2). Als we kijken naar de verschillende onderdelen van de

zelfcontro-0

le figuur dan blijkt dat vooral risico’s nemen gewoon voor de lol, spanning en avontuur en lage agressieregulatie een relatie vertonen met delinquent gedrag.

Figuur 8.2 Mate van zelfcontrole in relatie tot delictgedrag in %

p<.000, Pearson corr. r = -.37

Er blijkt eveneens een significant verband te zijn tussen zelfcontrole en slachtoffer worden (p<.000). Vooral de agressiebeheersing, ‘het snel boos worden’ en als ‘ik echt kwaad word, kunnen anderen beter uit mijn buurt blijven’ zijn hierop van invloed. Eerder al bleek slachtofferschap samen te hangen met delinquentie. Nu komt ook uit deze gegevens naar voren dat naarmate de zelfcontrole van jongeren minder is, ze vaker delicten plegen én vaker tevens slachtoffer worden.

Figuur 8.3 Slachtofferschap en zelfcontrole in %

P<.000, r = -.12

Ook ten aanzien van alcoholgebruik blijkt er een significant verschil te zijn tussen de jongeren met veel en weinig zelfcontrole (p<.000). Hierbij blijkt vooral het zoeken naar sensatie een rol te spelen, zoals ‘ik neem risico’s voor de lol’, ‘ik vind het leuk om mezelf af en toe te testen door iets riskants te doen’ of ‘spanning en avontuur zijn belangrijk voor me’.

8.3 Ongelukken

Sommige kinderen die veel risico’s nemen zijn ook kwetsbaarder voor onge-lukken. Aan de jongeren is gevraagd of ze wel eens zo’n ernstig ongeluk heb-ben gehad, bijvoorbeeld in het verkeer of tijdens het sporten, dat ze naar de dokter moesten. Hoe vaak een leerling een ongeluk heeft gehad kan gezien worden als een maat voor geringe zelfcontrole en risicovol gedrag. Hierbij is het niet ondenkbaar dat iemand die tweemaal of driemaal een ongeluk heeft gehad, waarschijnlijk ook meer risicovol gedrag vertoont. Wanneer een jonge-re viermaal of vaker een ongeluk heeft gehad, is hier zeker sprake van risico-vol gedrag (of van een risicorisico-volle leefsituatie). Van de jongeren heeft 11%

twee- of driemaal een ongeluk gehad, terwijl 6,3% van de jongeren nog vaker een serieus ongeluk hadden waarvoor ze een arts moesten bezoeken.

Wanneer we de ongelukken dat jongeren hebben gehad in hun leven nader bekijken, zien we dat meisjes significant minder vaak ongelukken kregen dan jongens en ook dat een meerderheid van de meisjes (57%) zelfs nooit een ern-stig ongeluk had (p<.000). Dit hangt samen met het feit dat meisjes minder risico’s nemen. Er is een klein verschil in leeftijd zichtbaar in het al dan niet krijgen van ongelukken (p<.01). Jongeren die ouder zijn kregen over het alge-meen vaker een ongeluk (wat deels te verklaren is uit het feit dat zij langer de tijd hebben gehad om een ongeluk te krijgen). Leerlingen van de praktijk-school hebben relatief weinig ongelukken meegemaakt in hun leven. Dit ter-wijl bleek dat zij een relatief lage zelfcontrole hebben.

Wanneer we naar de etnische achtergrond van jongeren kijken, zien we geen verschil in aantal ongevallen tussen Nederlandse kinderen en de ‘oude’

migranten groepen. Wel is er onderscheid met de nieuwe migranten uit Oost-en cOost-entraal Europa: deze laatste groep heeft significant vaker eOost-en ongeval gehad dan alle anderen, iets dat mogelijk verband houdt met gebeurtenissen in hun leven vóór de migratie. Turkse jongeren hebben in verhouding vaker ernstige ongelukken (p<.000). Zij hebben ook vaker een geringe zelfcontrole, Tabel 8.3 Aantal ongelukken onder jongeren

Percentage N

Nooit 52,1 1163

Eenmaal 30,8 688

Twee- of driemaal 10,8 240

viermaal of > 6,3 140

en hoewel zij weinig delicten plegen zijn deze vaker gewelddadig.

Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse jongeren hebben in vergelijking tot de andere groepen weinig ernstige ongelukken gerapporteerd. Er is geen sig-nificant verschil gevonden wat betreft het schooljaar en de grootte van de plaats waar jongeren wonen (zie ook bijlage, tabel 8.1).

Figuur 8.4 Aantal ongelukken in relatie tot een aantal demografische gegevens in %

Geslacht: p<.000; Schoolniveau: p<.001; Etniciteit: p<.000

Er is een duidelijk verband tussen het krijgen van ongelukken en crimineel gedrag (p<.000). Jongeren die delicten plegen hebben vaker meerdere onge-lukken gehad (zie figuur 8.4). Vooral de groep die zowel lichte als ernstige delicten pleegde, heeft meerdere keren een ongeluk gehad. Dit heeft alles te maken met de leefstijl van deze jongeren: ze brengen vaker de vrije tijd bui-ten de deur door, gaan vaker uit, drinken en blowen meer, plegen meer delic-ten en zijn ook vaker slachtoffer. Dit resultaat vormt een onderbouwing van Gottfredson en Hirschis theorie van zelfcontrole (1990) waarin wordt gesteld dat een gebrek aan zelfcontrole van invloed is op gedrag op allerlei gebied.

Jongeren met een gebrekkige zelfcontrole hebben een risicovolle levensstijl, die kan leiden tot veel ongevallen, drinken en delinquent gedrag. Uit de data blijkt inderdaad een verband te zijn tussen zelfcontrole, incidentie en het aantal ongelukken. Dus hoe minder zelfcontrole, hoe meer ongelukken. (zie Tabel 8.2).

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Meisjes Jongens

praktijkond.

vmbo havo/vw

o

Nederland W-allocht.

N-W allocht.

Turkije Ma

rokko Surin/Ant.

nooit ongeluk 1 x ongeluk enkele keer vaak ongeluk

Figuur 8.5 Aantal ongelukken van jongeren naar delictgedrag in %

p<.000