• No results found

Relatie tussen houding ten opzichte van geweld en gedrag van jon- jon-geren

5 Alcohol en drugsgebruik onder jongeren

8. Leefstijlen van jongeren

8.4 Houding ten opzichte van geweld

8.4.1 Relatie tussen houding ten opzichte van geweld en gedrag van jon- jon-geren

Er is duidelijk sprake van een significant verband tussen de houding ten opzichte van geweld van jongeren en hun delictgedrag (p<000). Vooral de groep jongeren die zowel ernstige als lichte delicten pleegt, staat (zeer) posi-tief ten opzichte van geweld (zie figuur 8.7). Hetzelfde geldt voor slacht-offerschap en middelengebruik: een positieve houding ten opzichte van geweld hangt samen met vaker slachtoffer zijn en meer middelengebruik, hoewel het een geringe verklarende waarde heeft. Wel zien we hier een parallel met de impact van het gebrek aan zelfcontrole: een gebrekkige zelf-beheersing heeft duidelijk te maken met het gemakkelijker overgaan tot geweld.

Figuur 8.7 Houding ten opzichte van geweld in relatie tot delinquent gedrag in %

8.5 Vrijetijdsbesteding

Delinquente jongeren gaan vaak om met vrienden die ook delicten plegen (zie bijvoorbeeld Warr, 2003; Weerman, 1998). Verder in dit hoofdstuk gaan we in op deze vraag en vooral op de vraag of er ook sprake is van jeugdbendes.

Maar eerst beschrijven we hoe jongeren hun vrije tijd besteden. Nagegaan is hoe vaak jongeren ’s avonds weggaan: naar een feest, bij vrienden op bezoek of op straat met elkaar rondhangen. Een kwart van de jongeren zegt dat ze ’s avonds nooit uitgaat (26%). De meeste jongeren gaan eenmaal per week uit (27%) of tweemaal (15%). Toch zegt nog een op de tien jongeren dat ze drie keer per week uitgaan (11%) of elke dag (9%).

Er is een duidelijk verschil met betrekking tot leeftijd. Hoe ouder de jon-geren zijn hoe vaker ze daadwerkelijk uitgaan. Een derde van de jongste respondenten (34%) gaat nooit uit ’s avonds, terwijl op vijftienjarige leeftijd nog maar een op de vijf jongeren ’s avonds níet naar een feest of vrienden gaat.

Er is geen verschil in de tijd die meisjes en jongens buitenhuis doorbrengen met vrienden. Opvallend is wel dat de jongeren in de kleine steden elkaar vaker opzoeken dan in de grote steden.

Nadere analyse van de sekseverdeling onder de etnische minderheidsgroe-pen toont echter opvallende verschillen tussen meisjes van Turkse en

Marokkaanse afkomst en de andere meisjes. Terwijl van de meeste meisjes ongeveer een kwart opgeeft ‘nooit’ uit te gaan, is dat percentage onder Turkse meisjes bijna een derde en onder Marokkaanse meisjes zelfs 55%. Dit is een groot verschil met de jongens uit deze groepen en een indicatie van de sterke sociale controle op vooral de meisjes in deze groepen. Bezien we de jongens, dan blijkt dat jongeren van alle etnische groepen gemiddeld vaker

0 10 20 30 40 50 60 70

geen lichte delicten

ernstige delicten

combinatie

zeer negatief w at negatief w at positief zeer positief

uitgaan (30%) dan de Nederlandse jongens (21,5%) en de Turkse jongens (16,5%). Dit gegeven nuanceert enigszins de sterke controle op Turkse meis-jes: ook op Turkse jongens wordt, zoals we hebben gezien, meer controle uit-geoefend dan op jongeren uit de andere groepen (zie ook bijlage tabel 8.3).

Jongeren die havo/vwo onderwijs volgen gaan minder vaak uit dan de andere jongeren. Een van de oorzaken hiervan kan zijn dat deze jongeren meer huis-werk maken en dat zij daardoor minder vaak op straat hangen. Een andere mogelijke oorzaak is dat zij meer alternatieven hebben in vrijetijdsactivitei-ten dan de andere jongeren. Daar zijn in het onderzoekmateriaal inderdaad aanwijzingen voor te vinden. Hoewel alle jongeren ongeveer evenveel vrije tijd doorbrengen met een tot drie vrienden, brengen havo/vwo-leerlingen vergeleken met vmbo-leerlingen hun vrije tijd significant vaker alleen door (16% tegen 10%), met hun familie (33,6% tegen 27,3%), en significant veel minder vaak met een groep vrienden (18% tegen 30%).

Tabel 8.5 Uitgaansgedrag van jongeren in relatie tot een aantal demografische gegevens in %

N Gaat nooit uit Gaat af Gaat (zeer) en toe uit vaak uit

Totaal 2295 25.6 41.8 32.6

Sekse

Vrouw 1127 26.7 42.0 31.3

Man 1168 24.5 41.8 33.7

Leeftijd***

11-12 jaar 201 34.4 43.9 21.7

13 jaar 656 32.0 39.9 28.8

14 jaar 699 24.0 42.9 33.2

15 jaar en > 735 19.0 42.5 38.5

Klasniveau ***

Eerste klas 783 33.6 37.7 28.7

Tweede klas 741 24.2 41.7 34.1

Derde klas 771 18.9 46.1 35.1

Etniciteit***

Nederland 1491 24.6 43.6 31.9

Westerse landen 153 19.2 37.0 43.8

Niet-west. landen 216 24.6 40.7 34.7

Turkije 141 28.4 42.5 29.1

Marokko 117 47.2 28.3 24.5

Antillen/Suriname 174 24.7 41.6 33.7

School type***

Praktijkschool 98 32.6 31.5 36.0

Vmbo 1145 23.1 36.9 39.9

Havo/vwo 1052 27.6 48.2 24.2

Stedelijkheid***

Grote gemeente 628 29.6 38.6 31.8

Middelgrote gemeente 847 27.3 38.9 33.8

Kleine gemeenten 820 20.8 47.2 32.0

***=p<.000

Daarnaast is nagegaan hoeveel tijd jongeren aan activiteiten als huiswerk, tv-kijken, boeken lezen of andere activiteiten besteden. De meeste jongeren besteden tussen een half uur en een uur aan huiswerk (72%). Een op de zes jongeren besteedt twee uur per dag aan huiswerk (16%). Een kleine groep leerlingen (8%) zegt helemaal geen huiswerk te maken (bijlage tabel 8.4).

De meeste tijd besteden de jongeren aan tv-kijken en met de computer bezig zijn, gevolgd door sporten. Iets minder dan een kwart van de jongeren bespeelt een instrument, waaraan ze wel een tot meer dan drie uur besteden om te oefenen. Verder wordt er weinig gelezen: de helft (53%) van de jonge-ren leest geen boeken of tijdschriften en, iets minder, geen stripverhalen (46%).

Naast tv-kijken trekken de meeste jongeren in hun vrije tijd vooral op met hun vrienden. De meisjes iets meer in een kleine groep van een tot drie vrien-dinnen dan de jongens, die meer in grote groepen vrienden rondhangen (p<.001). Toch zegt een op de acht jongeren vooral zijn tijd alleen door te brengen en een op de vier jongeren brengt die door met zijn familie.

Figuur 8.8 Vrijetijdsbesteding van jongeren in %

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de meeste jongeren omgaan met jong-eren van de zelfde etnische achtergrond (Phalet, 2000). Ook in dit onderzoek blijkt dat het geval te zijn. Een derde van alle jongeren heeft geen vrienden van een andere etnische achtergrond. In dit opzicht vallen vooral de Nederlandse jongeren op: ongeveer de helft van hen heeft geen enkele vriend uit een andere etnische groep en de andere helft heeft er een paar. Slechts 5% heeft voorna-melijk of alleen vrienden van wie de ouders van buitenlandse afkomst zijn.

Bij westerse migranten is dit percentage iets hoger (20%). Jongeren met een Turkse (72%), Marokkaanse (75%) en Surinaamse (68%) achtergrond heb-ben echter bijna alleen maar vrienden uit andere etnische groepen. (p<.000, gamma= .75). Slechts weinig ouders keuren het af als een jongere een vriend(in) heeft met een andere achtergrond of geloof. Hierin is nauwelijks

0

onderscheid tussen Nederlandse en allochtone ouders. Toch vindt bijna een op de tien Nederlandse en westerse ouders het niet goed als hun zoon of dochter een vriend(in) heeft van een andere (etnische) groep. Bij niet–wes-terse (8%), Marokkaanse (8,8%) en Surinaamse ouders (5,5%) zijn deze percen-tages het laagst, terwijl Turkse ouders hier enigszins van afwijken: 13,5% van die ouders keurt vrienden uit andere dan de eigen groep af.

Figuur 8.9 Percentage vrienden uit andere etnische groepen naar etniciteit in %

Jongeren sporten vooral samen, daarnaast besteden ze veel tijd met elkaar en op de computer. Incidenteel gaan ze met elkaar naar de disco of concer-ten. Ze gebruiken soms alcohol. De meeste jongeren zeggen dat ze geen strafbare feiten als vandalisme, winkeldiefstal of overlast samen met vrien-den plegen. Toch maakt een op de acht jongeren voor de lol samen dingen stuk (15%), vallen ze voor de lol mensen lastig en maken hen bang (14%).

Figuur 8.10 De wijze waarop jongeren hun vrije tijd met elkaar besteden in % 0