• No results found

4. Delinquentie, risico gedrag en slachtofferschap

4.3 Delinquentie en demografische variabelen .1 Sekse en criminaliteit

4.3.2 Leeftijd en delinquentie

Leeftijd is een belangrijke variabele met betrekking tot de mate waarin kin-deren deelnemen aan delinquent gedrag. Men kan dan ook verwachten dat delictgedrag onder twaalfjarigen veel minder omvangrijk is dan onder vijf-tien- en zestienjarigen (Felson, 1998; Thornberry et al., 2003; Warr, 2002).

0

Uit tabel 4.3 komt inderdaad naar voren dat de jongste kinderen in de steekproef betrekkelijk weinig delicten opgeven. Ze vechten vooral met elkaar, enkelen zeggen een wapen te dragen (anders dan een zakmes) of iets uit een winkel te stelen, maar het ziet er allemaal betrekkelijk onschuldig uit. Met elkaar vechten is op elke leeftijd – maar vooral onder veertien- en vijftienjarigen populair (16,7%). Autodiefstal wordt echter zelden gepleegd.

Hacken is kennelijk aantrekkelijk op elke leeftijd, hoewel het vooral populair is onder dertien- en veertienjarigen.

Figuur 4.4 Prevalentie delinquent gedrag naar leeftijd - laatste jaar- in %

Aangezien vijftienjarigen natuurlijk langer de tijd hebben gehad om delicten te plegen dan twaalfjarigen, hebben we alleen gekeken naar het afgelopen jaar (zie ook bijlage: tabel 4.4). Wat heel duidelijk uit fig. 4.4 naar voren komt is de correlatie tussen delinquentie en leeftijd: voor praktisch alle delicten is het verschil aanzienlijk, met uitzondering van autodiefstal, dat slechts door een klein aantal jongeren is gepleegd, en hacken. De oudste leeftijdsgroep geeft ook veel meer delicten op dan de andere groepen.

Ernstige delicten, zoals inbraak, fietsdiefstal, beroving, bedreiging en drugs-handel worden eveneens vooral door de oudste groep en nauwelijks door de jongste groepen opgegeven.

Een vraag in dit verband is welke variabele het meeste differentieert in delinquent gedrag: leeftijd of schoolklas. Men zou verwachten dat de klas waarin kinderen zitten sterk met leeftijd samenhangt en dat het verband met delinquentie voor beide variabelen ongeveer hetzelfde zal zijn. Er blijkt toch iets heel anders uit ons onderzoek. We zien dat er veel minder verschil in pre-valentie is tussen de drie schoolklassen dan tussen de leeftijdsgroepen. Rond vijf delicten zijn er significante verschillen tussen de klassen: winkeldiefstal, fietsdiefstal, beroving, bedreiging en de handel in drugs. Bij alle andere delicten onderscheiden de klassen zich niet. Mogelijk spelen hier twee gerela-teerde processen een rol. Zo zijn, anders dan in de kleine steden, allochtone leerlingen in de grote en middelgrote steden oververtegenwoordigd en zij zijn gemiddeld ouder dan autochtone leerlingen in twee van de drie klassen in de

0

steekproef (zie hoofdstuk 3). Uit de gegevens blijkt bovendien dat zowel oudere jongeren als allochtone leerlingen (vooral uit de tweede generatie), meer delicten plegen dan jongere en autochtone leerlingen (bijlage, tabel 4.7 en figuur 4.5). Dit verklaart mogelijk het significante verschil tussen de drie klassen wat ernstige delicten als fietsdiefstal, beroving, bedreiging en drugs-handel betreft (zie bijlage, tabel 4.5). Men zou dit ook verwachten voor auto-diefstal en het openbreken van auto’s maar door het kleine aantal jongeren dat aangeeft deze delicten te hebben gepleegd, zijn die verschillen niet signi-ficant.

De volgende figuur verdeelt de delicten in lichte en ernstige delicten naar leeftijd, waarbij een paar dingen opvallen.

Figuur 4.5 Prevalentie ernst delicten naar leeftijd in %

p<.000

Er is een duidelijk verband met leeftijd zoals uit figuur 4.5 blijkt. Uitsluitend lichte delicten worden vooral op dertien- en veertienjarige leeftijd gepleegd, waarna een daling intreedt. Ernstige delicten en de combinatie van licht en ernstig stijgen fors met de jaren. Vooral de combinatie van delicten stijgt in een rechte lijn met leeftijd, wat nogmaals duidelijk maakt dat er geen sprake is van specialisatie maar dat de jongeren in de steekproef juist verschillende soorten lichte en ernstige delicten plegen.

Het is in dit opzicht jammer dat wij niet ook oudere jongeren in de steek-proef hebben, omdat uit onderzoek blijkt dat criminaliteit bij de meeste jon-geren na hun achttiende of twintigste weer abrupt gaat dalen (Junger-Tas, 1992). Zoals in figuur 4.5 te zien is, domineren op twaalf- tot veertienjarige leeftijd nog de lichte delicten. Die leeftijd vormt een soort omslagpunt waar-na meer jongeren tevens ernstige delicten gaan plegen.

0 10 20 30 40 50 60

12 en < 13 14 15 en >

licht delict ernstig delict combinatie

Omdat de prevalentie rangorde voor beide seksen dezelfde is, kan men zich afvragen of dat ook geldt als er sekseonderscheid wordt gemaakt in verband met de ernst van de delicten. In dat opzicht zijn er toch wel grote verschil-len.

Figuur 4.6 Prevalentie ernst delicten naar sekse en leeftijd in %

Jongeren plegen meer lichte dan ernstige delicten en de delinquentie onder meisjes is veel lager dan onder jongens. Daarbij komt dat het aantal lichte delicten bij meisjes en jongens vanaf dertien jaar praktisch stabiel blijft ter-wijl het bij jongens vanaf die leeftijd blijft stijgen. Met betrekking tot ernsti-ge delicten is het verschil tot onernsti-geveer dertien jaar niet zo groot maar het neemt vervolgens snel toe waarbij de prevalentie bij meisjes niet boven de 10% komt maar bij de jongens meer dan 20% bereikt. Het laat verder zien dat verreweg de meeste delictplegers niet-ernstige delicten plegen en dat een veel kleinere groep, voornamelijk jongens, er toe over gaat om lichte én ern-stige delicten te plegen.

Nu is leeftijd één van de belangrijkste voorspellers van delinquent gedrag, maar als je rustig zou afwachten neemt alle crimineel gedrag met het toene-men der jaren af. Dit geldt niet alleen voor jongeren die slechts een of twee delicten hebben gepleegd, maar ook voor recidivisten (Blokland, 2005).

Sommige criminologen meenden daarom dat de leeftijdsverdeling van crimi-naliteit een constante is, onafhankelijk van tijd, plaats, ras, sekse en type delict (Hirschi & Gottfredson, 1983). Nadere bestudering hiervan heeft echter de nodige nuances aangebracht. Gaat men af op de politieregistratie dan blijkt bijvoorbeeld dat vandalisme en misdrijven tegen orde en gezag het sterkst met leeftijd samenhangen. Op 21-24 jarige leeftijd zijn deze delicten al tot de helft van het niveau van achttienjarigen teruggelopen. Ook

vermo-0

genscriminaliteit is het hoogst voor jongeren tot twintig jaar en daalt daarna sterk. Halvering van geweldscriminaliteit treedt pas op in de leeftijdsgroep van 40-49 jaar (Junger-Tas, 1993). Longitudinaal onderzoek heeft echter laten zien dat sommige kinderen al heel vroeg antisociaal of probleemgedrag verto-nen (Farrington & West, 1990). Als daar geen effectieve reactie op volgt kan dit gedrag leiden tot een langdurige criminele carrière. Deze jongeren plegen al op relatief vroege leeftijd ernstige delicten en dat geldt niet alleen voor vermogensdelicten maar ook voor gewelds- en zedendelicten. Men zou dus een onderscheid kunnen maken tussen wat Moffit ‘adolescence limited’ en

‘life course persistent’ antisociaal gedrag noemt (Moffit, 1993) en wat wij kenschetsen als opportunistische delinquentie enerzijds en ernstig delinquent gedrag anderzijds.

Longitudinaal onderzoek heeft aangetoond dat deze groep zo’n 6 % van het totaal vormt, maar wel veelvuldig delicten pleegt en daar ook langer mee doorgaat dan de eerste groep, die een of twee delicten pleegt (Olweus, 1979;

Farrington,1988; Loeber, et al., 1991 en 1998). Deze scheiding in twee groe-pen doet echter enigszins kunstmatig aan en er is waarschijnlijk sprake van een continuüm (Thornberry en Krohn, 2003).

Figuur 4.7 Startleeftijd van delinquentie naar aard delict in %

Zo zien we in ons onderzoek dat de startleeftijd van de verschillende delicten rond twaalf jaar is bij lichte delicten en rond dertien jaar wanneer het om ernstige delicten gaat. Vooral drugshandel wordt duidelijk op wat latere leef-tijd - veertien jaar - voor het eerst gepleegd. Het verschil is evenwel niet erg groot.

gemiddelde leeftijd

02 46 108 1214 16

Vandalism e

Winkeldiefstal Inbraak Fietsendiefstal

Autodiefstal Diefstal uit auto

Zakkenr ollen

Wa pendracht

Berov ing

Groepsgevecht Mishandeling

Hacking Drugsdealen

gemiddelde leeftijd

4.3.3 Opleiding

De leerlingen zijn evenwichtig over de drie klassen verdeeld, zodat in elk leerjaar ongeveer een derde van alle leerlingen zit. De eerste vraag is nu of er een verband is tussen de klas waarin jongeren zitten en delinquentie.

Uit verschillende analyses blijkt geen samenhang tussen de en lichte, maar wel met ernstige delicten (p<.000). Daarbij is er geen verschil tussen de eerste en de tweede klas maar wel een duidelijk verschil tussen de eerste en de derde klas. Zo zien we terug wat ook al geconstateerd was in verband met leeftijd: het zijn de oudste jongeren die ernstige delicten plegen.

Een tweede vergelijking is die tussen de verschillende schooltypes, omdat het Nederlandse schoolsysteem sterk klassengebonden is en in het vmbo veel meer kinderen uit de lagere klasse zitten dan in het vwo of havo.

Als men figuur 4.8 beschouwt is het inderdaad duidelijk dat het vmbo er wat delinquent gedrag betreft uit springt. Tussen jongeren die praktijkonder-wijs volgen en leerlingen van het avo, havo of vwo is nauwelijks verschil, ter-wijl het vmbo in alle delict categorieën het hoogste scoort. Dit is in overeen-stemming met wat gevonden werd in het Rotterdamse onderzoek onder vijf-tienjarige leerlingen (Junger-Tas, 2003, p.103).

Figuur 4.8 Delinquent gedrag naar schooltype in %

p<0,000