• No results found

Relatie met actualiteit

In document VU Research Portal (pagina 161-200)

Indeling hoofdstukken

5.1 Politieke strijd 1668-1671

5.2.1 Relatie met actualiteit

Vergelijking van de tijdlijnen van de politieke strijd en de pamfletstrijd levert voor de periode 1668-1671 vier series pamfletten op die voortkomen uit de actualiteit van de politieke strijd. De eerste serie ontstond meteen na de scheuring in het landsbestuur op de landdag in april 1668 en draaide om dezelfde vraag die in de vorige crisis centraal stond: wie van de strijdende partijen mocht zich na de scheuring de wettige Staten van Overijssel noemen?

De serie begint in mei 1668 met een brief van de Zwolse partij aan de Staten-Generaal over wat er tijdens de landdag in Kampen is gebeurd. Kort daarna presenteert de Deventer partij in

Summier Verbael ook haar versie van het gebeurde, waarin tevens de tekst Justificatoire

Redenen is opgenomen waarin de Deventer regenten zich verantwoorden voor hun optreden.499

499 De exacte datum van publicatie is onbekend. Gelet op het feit dat Summier Verbael een overzicht van de gebeurtenissen geeft dat loopt tot eind mei 1668, is het niet onaannemelijk te veronderstellen dat publicatie kort daarna moet hebben plaatsgevonden. Het pamflet is als algemene publieke verklaring opgesteld. Op de titelpagina wordt vermeld dat de tekst ook is aangeboden aan de Staten-Generaal.

157 Behalve de brief aan de Staten-Generaal brengt de Zwolse partij onder de titel Redenen ende

motiven kort daarna nog een publieke verklaring naar buiten waarin wordt uitgelegd waarom

men de landdag de rug heeft toegekeerd. Later in het jaar, in november 1668, verschijnt van Zwolse zijde nog het pamflet Kort Verhael, een verslag van de bespreking die men kort voor de zitting van de Klaring in november 1668 met de tegenpartij heeft gevoerd om inzake de kwestie-Van Haersolte tot een akkoord te komen.

Begin 1669 volgt het pamflet Informatie ende Demonstratie waarin de Zwolse regenten, veel uitvoeriger dan in hun voorafgaande pamfletten, hun opstelling in het conflict verdedigen. Deze publicatie hield vrijwel zeker verband met het feit dat raadpensionaris Johan de Witt in december 1668 namens Holland de partijen had uitgenodigd om hun standpunten in Den Haag te komen toelichten. Van de Deventer partij was eerder al een publieke verantwoording verschenen in het pamflet Summier Verbael/Justificatoire Redenen. Kennelijk vond men in Zwolse kringen met het oog op het Haagse overleg nu ook een grondiger verantwoording gewenst dan de brief die men in mei 1668 aan de Staten-Generaal had gestuurd.

De serie over de scheuring wordt in 1669 afgesloten met het pamflet Projecten van

accommodatie waarin alle relevante stukken zijn opgenomen die tijdens de bemiddeling van

Van Beuningen en Paets in mei 1669 werden geproduceerd, niet alleen het arbitragevoorstel van de beide Hollandse regenten maar ook brieven die de stadsbesturen van Deventer, Kampen en Zwolle elkaar over de bemiddeling stuurden. Daarna volgt alleen nog de publicatie van de resolutie van de Staten van Holland uit juli 1669 over de erkenning van de Deventer Staten als landsbestuur van Overijssel. De resolutie verschijnt pas in Overijssel in 1670 in druk, nadat de Staten van Holland daartoe in maart toestemming hadden gegeven.

Daarmee eindigt de serie over de scheuring. Wat opvalt in vergelijking met de vorige periode, is dat de partijen met hun pamfletten veel sneller op de actualiteit reageren dan voorheen. Duurde het in 1654 bijna een jaar voordat alle details van de crisis bij het publiek bekend waren, in 1668 publiceren de partijen al meteen na de landdag hun standpunten, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat men inmiddels kennelijk aan deze nieuwe manier van politiek bedrijven gewend is geraakt. Daarop wijst ook dat partijen vanaf het begin niet onder schuilnaam maar onder hun eigen namen naar buiten treden zonder zich voor deze publiciteit eerst uitvoerig te verontschuldigen.

Met name de Zwolse partij, die in de vorige crisis op een laat moment in de openbaarheid trad, lijkt daaruit in de tweede crisis lering te hebben getrokken. Met vier pamfletten domineert de Zwolse partij in 1668 het publieke debat. Met slechts één pamflet onder eigen naam (Summier Verbael/ Justificatoire Redenen) steekt de bijdrage van de Deventer partij daarbij mager af, niet alleen in vergelijking met de Zwolse bijdrage maar ook vergeleken met de eigen publiciteit in 1654. Door hun meerderheidspositie in het landsbestuur vonden de Deventer regenten het in 1668 kennelijk niet nodig om meer woorden aan de kwestie vuil te maken dan in Summier Verbael/Justificatoire Redenen gebeurde.

Daarop wijst ook de sobere stijl waarin Summier Verbael/Justificatoire Redenen is geschreven. Waar de Deventer tekstschrijvers in 1654 met hun Declaratie en hun Vrome Patriot-serie retorisch gezien alles uit de kast haalden om het publiek te overtuigen, beperken

158 zij zich in Summier Verbael/Justificatoire Redenen tot een logisch-argumentatieve bewijsvoering waarin breed uitgemeten vijandbeelden en gevoelsargumenten ontbreken.

Niet veroordeeld, toch geschorst

De schorsing van Van Haersolte is de politieke gebeurtenis die de tweede actualiteitgebonden serie op gang brengt. Net als in 1654 verzorgt Van Haersolte in 1668 in zijn eigen zaak zelf de woordvoering en laat hij het debat over de gevolgen van de scheuring over aan het Zwolse stadsbestuur. Van Haersolte richt zich uitsluitend op het vermeende onrecht dat hem door de drie Kamper gemeenslieden is aangedaan. De aantasting van zijn eer en goede naam is de voornaamste reden waarom hij als persoon in de openbaarheid treedt, zeker nu hem is gebleken dat de Overijsselse partijstrijd ‘door het geheele Landt soo vermaert is geworden dat daervan dagelicx in de couranten werdt gewach gemaeckt’.500

Daardoor zegt hij zich gedwongen te voelen om zijn naam publiekelijk te zuiveren, en wel door de drie Kamper gemeenslieden onder ede voor een rechtbank te laten horen. Deze mogelijkheid doet zich voor op 21 augustus 1668, wanneer een van hen, Bartholt Brandenborgh, in Zwolle wordt gesignaleerd en in gijzeling kan worden genomen. De man wordt nog dezelfde middag gedagvaard om voor het Zwolse stadsgericht te verschijnen. Omdat hij aanvankelijk weigert om vragen te beantwoorden, kan zijn verhoor pas op 6 november beginnen.

Al tijdens het gerechtelijk proces verschijnen van de kant van Van Haersolte twee pamfletten: Kort Verhael en Appendix.501 Gelet op de in de tekst genoemde data moet Kort

Verhael na 12 september 1668 zijn gepubliceerd en Appendix na 6 november 1668. De teksten

bevatten een verslag van de aanhouding van de Kamper gemeensman, zijn voorgeleiding voor het Zwolse stadsgerecht en het verslag van de rechtszaak. Van Haersolte wil met zijn pamfletten aantonen dat hij geen onregelmatigheden heeft gepleegd bij de arrestatie en vervolging van Brandenborgh, en dat de beschuldiging van majesteitsschennis een verzonnen misdrijf is, alleen bedoeld om hem buiten spel te zetten.

Van de kant van de Deventer partij verschijnt in het kader van de schorsingszaak in januari 1669 het pamflet Naedere contschappen waarin verklaringen zijn opgenomen van enkele getuigen die door de advocaat-fiscaal Tollius van de Deventer partij zijn gehoord. Een van hen is Reynier Schaep, de waarnemend drost van Salland, die tegenover Tollius verklaart dat Simon van Haersolte, een broer van Rutger, hem in december 1667 al over het plan van zijn broer heeft ingelicht. Zijn verklaring, opgenomen in Naedere contschappen, leidt in 1670 tot een vervolg in de vorm van een publieke briefwisseling tussen Schaep en Simon van Haersolte.

Van een rechtszaak is dan al geen sprake meer. Rutger van Haersolte kan volgens geldend recht immers niet worden gedagvaard voor een rechtbank die hij niet erkent, zodat Naedere

contschappen als processtuk geen betekenis meer heeft. Dat Simon van Haersolte toch een

tegenreactie publiceert, komt omdat hij zich door de publicatie in een kwaad daglicht gesteld

500 Zie Bronnenlijst: Kort Verhael (2) 1668, 15.

501 Kort verhael van het gepasseerde omtrent en na het arrest op den 21 augusti deses jaers 1668 angelegt uyt naem ende van

wegen die heere Rutger van Haersolte. Zie: Bronnenlijst: Kort verhael (2) 1668; Appendix van het Kort verhael van het gepasseerde omtrent en na het arrest op den 21 augusti deses jaers 1668 angelegt uyt naem ende van wegen die heere Rutger van Haersolte tot Haerst, heere van Staverden, landdroste van Salland en des Graefschaps Lingen op die persoon van Bartholt Brandenborgh borger en de gemeensman der stadt Campen ten einde om op geconcipieerde vraeg-articulen van kontschap der waerheit te mogen sijn gedient, 1668.

159 voelt. Met zijn pamflet wil hij protesteren tegen de beschuldiging dat hij tegenover Schaep over de omkoping van de drie Kampenaren zijn mond voorbij heeft gepraat.502 Op zijn pamflet volgen nog een reactie van Schaep, een repliek van Van Haersolte en een dupliek van Schaep.503 Inhoudelijk gezien is de correspondentie niet meer dan een publieke twist tussen twee edelen over het behoud van hun eer en goede naam.

De serie over de schorsingszaak wordt in 1670 en 1671 afgesloten met vijf pamfletten waarin verschillende briefwisselingen tussen Deventer, Kampen en Zwolle over de kwestie zijn opgenomen. Ook de ridderschap brengt in 1670 een verklaring over de schorsing naar buiten, wat bijzonder mag heten, omdat de ridderschap in Overijssel als corporatie nooit eerder politieke standpunten publiceerde.504 Uit de briefwisselingen blijkt dat de Deventer Staten, hoewel door Holland erkend als hoogste overheid, nog altijd geen oplossing van het conflict hebben weten af te dwingen. De schorsing wordt tenslotte opgelegd door een commissie uit de Staten-Generaal als onderdeel van de regeling die de partijen in september 1671 zijn overeengekomen.

De serie (1668-1671) over de schorsing van Van Haersolte laat zien dat zich behalve Rutger van Haersolte ook andere leden van de ridderschap in het publieke debat mengen, op persoonlijke titel en ter verdediging van hun eer en goede naam. Ook het aantal onderwerpen dat de partijen met elkaar bespreken, neemt toe. Niet altijd is vast te stellen hoe zwaar het politieke belang weegt.

Achter de woordenwisselingen van de edelen lijken soms oude familievetes schuil te gaan. Zoals in het geval van de genoemde Reynier Schaep die (zijn neef) Simon van Haersolte verwijt dat hij van diens familie ‘noyt vele sincere en oprechte inclinatie voor my ofte mijn familie (…) maar veel eer allerley teeckenen en marques van een gedwongene Vrientschap, en onder die schijn vele bedriegeryen, valsche contestatien, dubbelsinnige beloften en diergelijcke bejegeningen’ heeft ondervonden.505

Van Pallandt zoekt een drukker

De hierboven gesignaleerde verbreding en personalisering van het publiek debat blijkt ook uit de derde serie actualiteitgebonden pamfletten. De serie wordt op gang gebracht door de aanhouding van de Sallandse edelen Van Voorst, Van Uyterwyck en Van Ittersum. Zij worden in Zwolle op 8 mei 1668 gearresteerd, op de terugweg van de landdag naar huis. Opdrachtgever is Van Pallandt, de aangetrouwde neef van Rutger van Haersolte, die de drie mannen voor het

502 Tussen Naedere contschappen en de reactie van Simon van Haersolte zit een periode van een jaar. Dat hij zo laat reageert, komt volgens Van Haesolte doordat hij langdurig ziek is geweest.

503 Copia van een geextendeerde missive van d’Heere Symon van Haersolte. Zie Bronnenlijst: Copia (2) 1670; Rescriptie

ende antwoordt van den heere Reynier Schaep. Zie Bronnenlijst: Rescriptie (12) 1670; Copia van eene duplicale missive van de heere Symon van Haersolte. Zie Bronnenlijst: Copia (7)1670; Naerdere ende naeckte wederlegginge van twee distincte missiven des heren Symon van Haersolte 1670.

504 Resolutien ende antwoordt van de Ridderschap van Overijssel op die missive van de steden Deventer ende Campen, Zie Bronnenlijst: Resolutien (2) 1670; Copia van een missive van de Heeren van Zwolle gedirigeert aen de Heeren van Deventer

ende Campen dienende tot rescriptie op derselver missive ende verklaringe van den 9 Augusti 1670 achter dese mede gevoeght. Zie Bronnenlijst: Copia (4) 1670; Copia van twee gelijck-luijdende missiven van de heeren van de magistraet der stadt Zwolle geschreven ende afgesonden aen de heeren van de steden Deventer ende Campen. Zie: Bronnenlijst: Copia (8)

1671; Copien van de missiven der steden Deventer ende Campen aen de stadt Swolle (..) en voorts van verscheyden andere

brieven vervolgens tusschen deselve Steden onderlinge gewisselt mitsgaders van een seeckeren Missive door Ridderschap ende Steden. Zie Bronnenlijst: Copien (11) 1671; Copia van een naerdere missive van de heeren van de magistraet der stadt Zwolle gedirigeert aen de heeren van Deventer ende Campen ofte haer Ed. gecommitteerden althans tot Deventer. Zie

Bronnenlijst: Copia (6) 1671.

160 Zwolse stadsgericht een verklaring onder ede wil laten afleggen over de vraag of hij in 1665 voor drie of zes jaren is benoemd als afgevaardigde van Salland bij de Staten-Generaal.

De drie weigeren, omdat zij de herbenoeming geen zaak voor de Zwolse rechtbank vinden, maar een politieke kwestie waarin alleen de Staten van Overijssel tot oordelen bevoegd zijn. Zij weten uit Zwolle te ontsnappen en geven op 18 juni 1668 een pamflet uit om de ware toedracht van het gebeurde bekend te maken en de geruchten te weerleggen die Van Pallandt over de kwestie verspreidt.506 Van Pallandt reageert daarop in september 1668 met het tegenpamflet Klaer Bewys waarna de drie Sallandse edelen de serie afsluiten met Nader

Bewys.507

Interessant detail uit een oogpunt van medialogica is dat Van Pallandt de echtheid van de

Verklaringe van de drie Sallandse edelen aanvankelijk betwijfelde, omdat daarin wel de namen

van de opstellers werden vermeld maar niet die van de drukker, net als bij ‘Pasquillen ende fameuse Libellen, dewelcke oock dickwils op valsche namen, door onbekende Druckers worden uytghegheven: Om alsoo de waere Autheuren, ende te ghelijcke de Druckers van deselve buyten correctie en straffe te houden’. Omdat in de tekst de mededeling voorkwam: ‘alhier binnen Zwolle gearresteert zijnde’, dacht hij in eerste instantie dat het pamflet in Zwolle was gedrukt en liet hij navraag doen bij de enige drukker ter plaatse.

Maar die wilde ‘dit stuckwercks voor ’t zijne’ niet erkennen, aldus Van Pallandt. Daaruit trekt hij de conclusie dat met de woorden ‘alhier binnen Zwolle gearresteert zijnde’ kennelijk alleen de plaats wordt aangeduid waar de verklaring is geschreven en niet de plaats waar deze is gedrukt.508 In hun reactie (Nader bewys) merken de drie Sallandse edelen op dat zij hun verklaring inderdaad in handgeschreven vorm hebben verspreid, niet alleen onder verschillende ingezetenen in Zwolle, maar ook onder Van Pallandts vrienden. Zij sluiten niet uit dat de tekst van hun verklaring mogelijk door een liefhebber van de waarheid in druk is verspreid.

Van Pallandt laat in het publieke debat overigens al eerder van zich horen, wanneer hij in 1665 zonder last of ruggespraak in de Staten-Generaal voorstelt om prins Willem III voor vredesoverleg naar Engeland te sturen, wat hem op een publieke uitbrander van de Overijsselse landsregering komt te staan.509 In 1670 komt Van Pallandt opnieuw in het nauw, wanneer via een vonnis van het Hof van Holland bekend wordt dat hij mogelijk vertrouwelijke staatsstukken heeft gelekt naar de Haagse nieuwsagent Lieuwe Aitzema.510

Ingehaald door de actualiteit

Hoe dicht de tijdlijnen van politieke strijd en pamfletstrijd elkaar naderen, bewijst de vierde serie actualiteitgebonden pamfletten. De serie gaat over de financiële positie van Overijssel en ontstaat in januari 1670, wanneer een commissie onder leiding van Van Raesfelt aan het

506 Verklaringe van de Hoh: Ed: Geboren Heeren Christoffer van Voorst (...) Pieter van Wterwyck (...) ende Joan Barthold

van Ittersum te Gerner omtrent de commissie ter generaliteyt aen de Heere Pallant 1665 geconfereert, 1668.

507 Klaer bewys dat de commissie ter generaliteyt op den 7 april 1665 binnen de stadt Campen door de edelen van Sallant op

de persoon van de heer Elbert Anthony van Pallandt tot Oosterveen, vrijheer van ‘t Ham, geconfereert is voor ses daeraen naestvolgende jaren en niet voor een indeterminaten tyt noch oock niet voor drie jaren 1668; Nader bewys dat de commissie ter generaliteyt op den 7 april 1665 binnen de stad Campen door de edelen van Zallandt op de persoon van de heere Elbert Anthony B. van Pallandt tot Oosterveen (...) geconfereert is, niet voor ses daaraen naest volgende of seeckere

gepredestineerde jaren (…) dienende tot straffe van seecker onlangs gedruckt last-schrift genaemt Klaer bewijs, 1668.

508 Klaer bewys 1668, 4.

509 Propositie 1666. Dit pamflet is een uitgave van de Deventer partij. Het bevat het voorstel van Van Pallandt/Van Langen met toelichting, gevolgd door een commentaar van een anonieme woordvoerder van de Deventer partij.

161 stadsbestuur van Deventer verslag uitbrengt van haar bevindingen. Vanwege ‘den noot van ’t Lant’ en de ‘armoede vande Gemeente’ maakt Van Raesfelt tevens van de gelegenheid gebruik om duidelijk te maken wie hij verantwoordelijk houdt voor het feit dat ‘de Finantien vandese Provintie (…) wederom in verloop waeren geraeckt’.511

Over zijn toespraak ontstaat na afloop van de vergadering een discussie, zowel binnen als buiten de vergaderzaal. Zoals gewoonlijk zijn de meningen verdeeld. Sommigen vinden zijn analyse zo belangwekkend dat zij erop aandringen dat ‘sulcx in geschrifte mochte werden vervat’, maar anderen spreken er schande van.512 Zij verdenken Van Raesfelt ervan dat hij de financiële problemen doelbewust heeft overdreven om zichzelf als sterke man te kunnen presenteren.

Om aan deze geruchten een einde te maken, besluit Van Raesfelt om zijn toespraak ‘met expressie van de naem des Druckers tot Deventer yder een gemeen te maecken’. Daarmee hoopt hij duidelijk te maken dat hij niet wordt gedreven ‘door een particuliere haet, nijt, jalousie, pijc, ambitie ofte regeersucht (…) maer alleen door een innerlijcke sincere ende oprechte genegentheyt ende liefde, tot de conservatie ende welstant van de Provintie van Over-Yssel, mitsgaders de goede getrouwe hoochbeswaerde ende bedroefde ingesetenen vandien’.513

Zijn tegenstanders zijn hem voor. Zij hebben een geschreven versie van de tekst van Van Raesfelt in handen gekregen en een weerwoord voorbereid dat zij eind februari, vier dagen voor de raadsverkiezing in Deventer, in drukvorm op de markt brengen.514 Het pamflet van Van Raesfelt ligt op dat moment klaar om te worden gedrukt. Aan zijn tekst weet hij op het laatste moment nog een nawoord toe te voegen waarin hij verklaart verrast te zijn door de publicatie van de tegenpartij en aankondigt dit pamflet zo snel mogelijk te zullen bestrijden, zodat het publiek zelf kan oordelen wie de ‘perturbateurs van de gemeene ruste’ in Overijssel zijn en wie de ‘vaders des Vaderlands’.515

Het pamflet Notulen ende consideratien dat Van Raesfelts primeur bedierf, was afkomstig van leden van de Zwolse partij. Zij presenteerden zich onder het pseudoniem van ‘die sensibel Geraecten’, maar uit het feit dat hun boekje is gedrukt in Zwolle en geadresseerd aan de ‘Burgermeesteren, Schepenen ende Raden der Stadt Zwolle’, kan worden afgeleid dat de auteurs uit de gelederen van de Zwolse partij komen. In het voorwoord stellen zij dat hun pamflet is bedoeld om de analyse van Van Raesfelt te ontzenuwen zodat ‘een yegelijck die alleen die moeyte ende tijt sal believen te nemen’ kan vaststellen dat Van Raesfelt absoluut niet de bedoeling heeft om ‘het gemeyne beste van de Provintie te behertigen’ maar uitsluitend om zijn tegenstanders in diskrediet te brengen ‘ende also voortaen als een groot Yveraer voor ’s Landts beste gereputeert ende geadoreert te blijven’.516

De hierboven beschreven casus illustreert treffend hoe de route van politieke strijd naar

In document VU Research Portal (pagina 161-200)