• No results found

Reflectie op eigen werk

4. Transparantie en zelfreflectie

4.3 Reflectie op eigen werk

buitenlandse journalisten aanwezig in Congo die verslag willen doen van de nieuwste ontwikkelingen.250

4.3 Reflectie op eigen werk

Zoals in de eerste paragraaf is besproken, probeert Lieve Joris een compleet beeld te krijgen van de maatschappelijke en politieke situatie in de landen waar zij verblijft aan de hand van de gesprekken die zij met inwoners voert. Ze is transparant over haar methode, waarmee ze zichzelf ook ruimte geeft te reflecteren op haar werk en werkwijze. Dergelijke reflectie op de eigen werkwijze is een van de manieren om metajournalistiek te bedrijven.251 Uit Joris’ boeken blijkt dat haar werkwijze niet altijd gemakkelijk is. Vooral het leggen van contacten met de lokale bevolking is in sommige landen problematisch. Zo schrijft Joris in Terug naar Kongo dat het ‘aanvankelijk niet zo simpel [was] om in Kinshasa met Zaïrezen in contact te komen.’252 Pas op het moment dat zij via een kennis bij de blanke François terechtkomt, die haar meeneemt naar het uitgaansleven in Kinshasa, ziet Joris ‘al die Zaïrezen waarnaar ik op zoek was.’253 Maar het is voor Joris niet alleen moeilijk om contact te leggen met de Zaïrezen, ook het contact met haar medereizigers tijdens haar boottocht naar Zaïre verloopt stroef. De meeste van hen zijn oud-kolonialen die Afrika goed kennen en Joris’ reisplannen niet begrijpen. Hierover schrijft zij: ‘Ik ben op weg naar een gebied dat zij allemaal kennen en waarover ze dezelfde mening hebben. Zij zeggen dat ze de zwarten niet begrijpen, ik begrijp hén niet.’254

Ook in haar andere boeken reflecteert Lieve Joris op haar contact met mensen en de afspraken die zij met hen maakt. Zo kan Joris in De poorten van Damascus nauwelijks kennissen opdoen buiten de kring van familieleden rondom Hala, omdat het in Syrië voor een vrouw niet gemakkelijk is zich alleen in het openbare leven te begeven. Wel heeft zij als buitenlandse meer vrijheid, wat af en toe leidt tot bijzondere scènes. Zo mag Joris met Hala’s zwager Rashid het dak beklimmen waar hij duiven houdt, terwijl zijn vrouwelijke familieleden zelfs binnenshuis niet overal mogen komen: ‘Het dak is het terrein van de mannen, de vrouwen komen daar nooit, die mogen niet eens de was op de hogere etages hangen als er geen mannen in huis zijn. Maar een buitenlandse vrouw kun je zo’n verzoek niet weigeren.’255 Een ander voorbeeld waarin Joris reflecteert op haar ontmoetingen met mensen is zichtbaar in De hoogvlaktes. Hierin beschrijft zij dat haar kinderloosheid problemen veroorzaakt in haar gesprekken met mensen. Het feit dat zij geen kinderen heeft, maakt de Congolezen onwillige gesprekspartners. Een kennis legt dit als volgt aan Joris uit: ‘Mensen denken: Wat zou zij ons kunnen leren als ze niet eens nakomelingen heeft? Waarom zouden we haar iets toevertrouwen? Zij zal vast allemaal leugens vertellen. Haar woorden hebben geen waarde, ze zijn gedoemd te verdwijnen.’256 Nadat Lieve Joris twee kinderen voor zichzelf heeft verzonnen, is het voor haar veel gemakkelijker om gesprekken te voeren met de Congolezen. Ook in De

poorten van Damascus liegt Joris over haar kinderloosheid, wanneer deze tijdens een

familieontmoeting ter sprake komt:

250 Dans van de luipaard, 406, 13.

251 Knepflé, 32.

252 Terug naar Kongo, 132.

253 Ibidem, 162.

254 Ibidem, 20.

255 De poorten van Damascus, 33.

43

Heb ik een man? En kinderen? Het liefst zou ik deze vragen ontwijken, want de antwoorden stellen zo teleur. Als ik zeg dat ik getrouwd ben, zullen ze zich afvragen waarom mijn man me alleen laat reizen. Dat er vrouwen zijn die geen kinderen willen, kunnen ze al helemaal niet begrijpen. Maar Ahmeds moeder zit zo verwachtingsvol naar me te kijken, dat ik tegen Hala zeg: “Vertel maar dat mijn man en ik geen kinderen kunnen krijgen.”257

Onmiddellijk daarna heeft ze spijt van haar leugen, maar deze zorgt er wel voor dat het contact met haar gesprekspartners goed blijft. Dat is belangrijk voor Joris, omdat zij deze contacten nodig heeft om haar werk te kunnen uitvoeren.

Daartegenover staat dat niet alle gesprekken ontmoetingen moeizaam verlopen of moeilijk zijn om te regelen. Soms is Joris zelfs verbaasd over het gemak waarmee mensen haar ontvangen. Zo schrijft zij over een ontmoeting met een Hongaarse regeringsambtenaar: ‘Zijn openheid nam me voor hem in: hij weet best dat buitenlandse journalisten erop uit zijn de aftakeling van hem en de zijnen te beschrijven.’258 In al haar boeken spreekt Joris met een groot aantal mensen, waaruit blijkt dat zij uiteindelijk wel in staat is geweest voldoende bronnen te verzamelen.

Verder reflecteert Joris ook op haar andere manier van informatie verzamelen: ze neemt goed in zich op wat er om haar heen gebeurt. Deze waarnemingen dragen bij aan het beeld dat Joris van een land heeft en vervolgens weergeeft in haar boeken. Zo beschrijft zij in De melancholieke revolutie een konvooi afkomstig uit Tsjecho-Slowakije, waar de Hongaarse boerenbevolking vol verbazing naar kijkt. Vervolgens geeft Joris op de bladzijde erna weer welke vragen bij haar opkomen bij het zien van het konvooi: ‘Waartoe dienen die dingen, waar komen ze vandaan, waar gaan ze naartoe? Het is het type vragen dat je in deze contreien nog steeds beter niet kunt stellen, en waar je zeker geen antwoord op mag verwachten.’259 Met zulke fragmenten laat Joris zien hoe de Hongaarse samenleving in elkaar zit. Hiermee probeert ze te verklaren waar het gevoel van onmacht en het wantrouwen van de Hongaren vandaan komt.

Een ander voorbeeld van de manier waarop Joris reflecteert op een gebeurtenis die ze met eigen ogen waarneemt, is zichtbaar in Dans van de luipaard. Hierin geeft zij weer hoe zij reageert op een gevecht tussen twee hulpverleners op een boot vol vluchtelingen:

Ik probeer hem te troosten, maar ben zelf ook geschokt door het incident. Hun gebrek aan eensgezindheid terwijl ze omgeven zijn door doodzieke mensen, verbaast me. Als ze hun persoonlijke conflicten in dit soort moeilijke omstandigheden niet opzij kunnen schuiven, hoe zullen ze dan ooit kunnen samenwerken aan – de heropbouw van hun land bijvoorbeeld?260

In dit fragment laat Joris zien hoe groot de verdeeldheid is in Congo na het vertrek van president Mobutu. Zij maakt zich zorgen over het onderlinge wantrouwen van de verschillende bevolkingsgroepen en de geringe samenhang in het land. Ook in Terug

naar Kongo geeft Joris gebeurtenissen weer die haar visie op het land en de cultuur

bepalen. Zo beschrijft zij de dood van een man tijdens haar bootreis over de Zaïrestroom:

Net zoals die dag waarop de JMPR’s genadeloos op de oeverbewoners insloegen, voel ik dat ik de enige onder de omstanders ben die geschokt is. De zwarten zijn hard onder elkaar. Zo vaak

257 De poorten van Damascus, 30.

258 De melancholieke revolutie, 142.

259 Ibidem, 36.

44

heb ik blanken dit horen zeggen. Ze zorgen alleen voor hun stamgenoten. Hun evennaaste, die

kennen ze nog niet. Moeiteloos heb ik die uitspraken altijd van me afgeschud. Ze waren te

racistisch, te katholiek of simpelweg te abstract. Ineens echoën ze weer door mijn hoofd.261

Doordat Joris situaties als deze meemaakt, leert zij veel over de onderlinge verhoudingen in Zaïre. Haar reactie hierop maakt duidelijk dat zij niet gewend is aan de gewoontes van de Zaïrezen rondom een dergelijke gebeurtenis en dat ze zich daaraan niet wil conformeren. Ook in Joris’ andere boeken speelt haar onwil zich aan te passen een rol. Zo kan Joris in Syrië niet wennen aan de achterdochtigheid van Hala, die het merendeel van de onbekenden beschouwt als een agent van de veiligheidsdienst. Toch realiseert Joris zich dat zij zulke zaken misschien verkeerd beoordeelt: ‘Wellicht heeft zij gelijk en ben ik de naïeveling. Hoe lang zal het nog duren voor ik dit soort dingen zelf zie? En zal alles dan niet zo doordrenkt zijn van bedrog dat ik ervan walg?’262 Uit deze voorbeelden wordt duidelijk dat Lieve Joris de gebeurtenissen in haar verhalen aanpast aan haar persoonlijke visie. Volgens Holland en Huggan is dit een veelvoorkomend verschijnsel in reisverhalen. Reisschrijvers claimen volgens hen wel dat zij de onbekende werelden natuurgetrouw weergeven, maar verlangen er tegelijkertijd naar de wereld te beschrijven conform hun eigen perceptie.263 Dit is duidelijk te zien in Joris’ onwilligheid zich aan te passen aan sommige gewoonten in de landen waar zij verblijft.

Problemen tijdens werk

Naast de hierboven beschreven vormen van metajournalistiek komt metajournalistiek ook voor wanneer journalisten reflecteren op problemen die zij tijdens hun werk tegenkomen.264 Hoewel Lieve Joris niet één op één te vergelijken is met een klassieke journalist, reflecteert ook zij in haar verhalen op problemen die zij ondervindt tijdens haar reizen en haar ‘nieuwsgaring’. Zo wil zij gedurende haar reis in Zaïre foto’s maken, maar dit wordt haar onmogelijk gemaakt:

Als ik op een middag een foto wil maken van het marktplein, stormen er meteen twee Zaïrezen op me af. Ze zijn van de veiligheidsdienst. Ik mag hier niet fotograferen. “Waarom niet?’ vraag ik. Ik moet toestemming hebben. Of ik maar even mee wil komen naar het bureau. Een van hen grijpt naar mijn toestel. “Maar ik heb nog niets gefotografeerd!’ roep ik. Zo ontsnap ik.265

Ook in interviews vertelt Joris dat zij in Syrië en Congo nauwelijks kon fotograferen, omdat ze direct de veiligheidspolitie op haar nek kreeg.266 In het hierboven weergegeven fragment loopt het goed af, maar wanneer Joris later in het boek Terug naar Kongo samen met een Nederlandse journaliste een radioreportage maakt op straat, wordt ze alsnog gevangen genomen. Ze verwijt zichzelf dat ze onvoorzichtig is geweest en reflecteert als volgt op de situatie:

Ik wilde het leven tussen de krantenkoppen ontdekken. Was ik dan toch naïef? […] Mijn reisnotities zijn door de ambassade in veiligheid gebracht, maar kan ik nog wel ooit over deze reis schrijven? Heeroom! Het lijkt ineens een misselijke grap. Als ze besluiten ons vrij te laten,

261 Terug naar Kongo, 242-243.

262 De poorten van Damascus, 140.

263 Holland en Huggan, 10.

264 Van Dijck, 73.

265 Terug naar Kongo, 254.