• No results found

Intertekstualiteit: personages op de achtergrond

5. Vertelwijze, personages en standplaatsgebondenheid

5.4 Intertekstualiteit: personages op de achtergrond

Naast de hierboven weergegeven reflecties van Lieve Joris op haar relatie met de personages, reflecteert Joris in haar boeken ook op een andere manier op haar

378 Dans van de luipaard, 40.

379 De poorten van Damascus, 14.

380 De hoogvlaktes, 120-121.

68

verhouding tot anderen. Dit doet zij door middel van intertekstualiteit, wat door Ann Rigney wordt uitgelegd als ‘een literair procedé waarbij een nieuwe tekst een eerdere tekst […] op de een of andere manier citeert.’382 Intertekstualiteit kan verschillende effecten hebben, waaronder het ontstaan van ‘een kritische kijk op de traditie.’383 In reisverhalen kan intertekstualiteit optreden in de vorm van verwijzingen naar teksten van reizigers die de auteur in een bepaald gebied voorgingen.384 Ook in Joris’ boeken komen dergelijke verwijzingen naar teksten van voorgangers regelmatig voor. Binnen de reisliteratuur is dit een veelgebruikte techniek, waarmee schrijvers zich bewust in een traditie plaatsen. Volgens postmodernistische opvattingen is het nareizen van voorgangers in een poging hun verhalen te evenaren het enige dat hedendaagse reisschrijvers nog kunnen toevoegen aan de reisliteratuur: alles is immers al ontdekt en in kaart gebracht.385 Zulk gebruik van intertekstualiteit kan wel tot – nadelig - gevolg hebben dat oude opvattingen eeuwenlang domineren. Immers, als iedere reiziger wordt beïnvloed door degenen die hem of haar voorgingen en deze invloed naar voren komt in nieuwe boeken, dan blijven ideeën uit het verleden jarenlang doorwerken in de reisliteratuur.386 Dit is bijvoorbeeld te zien in Henry Morton Stanley’s boek Through the

Dark Continent (1878), waarin Stanley veel confrontaties met ‘kannibalen’ beschrijft.

Hierdoor wordt zijn boek door een groot aantal mensen weggezet als ‘verkeerd’ en ‘koloniaal’. Carl Thompson stelt echter dat Stanley voor dergelijke representaties niet verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat zijn wereldbeeld sterk is beïnvloed door de koloniale ideologie die destijds overheerste. Volgens Thompson werd dit koloniale discours op zijn beurt beïnvloed door oudere teksten van vroege reizigers: ‘Classical and medieval writers such as Pliny and Leo Africanus […] had frequently presented sub-Saharan Africa as a place of primitive savagery, and as the monstrous antithesis of the civilised values of the Mediterranean world.’387 Hieronder wordt geanalyseerd hoe Lieve Joris zich verhoudt tot haar voorgangers.

Lieve Joris verwijst in haar boeken regelmatig naar teksten van andere schrijvers. In ieder verhaal neemt ze minstens een citaat uit een werk van een andere auteur op. De boeken van haar voorgangers zijn voor Joris vaak een aanleiding om een bepaalde reis te maken. Zo schrijft Joris in Terug naar Kongo dat Conrads Heart of Darkness haar deed dromen over een boottocht over de Zaïrestroom. Tijdens haar verblijf in Zaïre maakt Joris deze bootreis zelf ook, waarmee zij in Conrads voetsporen treedt. Joris citeert zijn boek meerdere malen, waaruit valt op te maken dat het een belangrijke plaats inneemt in Joris’ kennis van en onderzoek naar Zaïre. Toch wordt Joris’ beeld van het hart van Afrika niet bepaald door Conrads boek. Dit blijkt uit het volgende fragment: ‘Maar die avond glijdt Conrad van me weg. Beelden van die middag schuiven tussen hem en mij in. Op zoek naar het verleden ben ik in het volle Zaïrese leven terechtgekomen.’388 Hiermee maakt Joris duidelijk dat zij haar eigen oordeel vormt over de gebeurtenissen die zij meemaakt en dat zij zich niet zozeer baseert op Conrads eerdere ervaringen.

Verder neemt Joris citaten uit andere boeken op om haar eigen waarnemingen te vergelijken met beschrijvingen van voorgangers. Een voorbeeld hiervan is zichtbaar in

De poorten van Damascus: ‘Het doet me denken aan Abdelgawad, de familiepatriach die

382 Brillenburg Wurth en Rigney, 101.

383 Ibidem, 103.

384 Holland en Huggan, 7.

385 Idem.

386 Youngs, 158; Thompson, 141-142.

387 Thompson, 141-142.

69

de Egyptische schrijver Naguib Mahfouz in zijn Trilogie beschrijft: elke avond zit die in een bordeel, maar als zij vrouw het waagt in haar eentje naar de moskee te gaan, krijgt ze een pak slaag.’389 Ook een ander fragment uit dit boek maakt duidelijk dat Joris haar eigen ervaringen vergelijkt met beschrijvingen van anderen. Zo schrijft zij over T.E. Lawrences Seven Pillars of Wisdom: ‘Zijn typeringen van de Syriërs bezorgen me heimelijk plezier, bij herhaling denk ik: hoe weinig is er veranderd. De blindheid van de Syriërs voor hun onbelangrijkheid in de wereld, hun ontevredenheid met elk regime zonder het eens te worden over een alternatief.’390 Een ander voorbeeld dat illustreert op welke wijze Joris haar eigen visie vergelijkt met beschrijvingen van voorgangers is te vinden in Terug naar Kongo:

Ik moet denken aan de treffende beschrijving die V.S. Naipaul in zijn essay A New King for the

Congo van Mobutu gaf: “Maar als het opperhoofd spreekt, als het opperhoofd zijn bewerkte

staf op de grond zet, houdt de moderne dialoog op; dan neemt het Afrika van de voorouders het over.”391

In De melancholieke revolutie maakt Joris gebruik van een andere vorm van intertekstualiteit. In dit boek neemt Joris alleen citaten op uit boeken van auteurs die ze tijdens haar verblijf in Hongarije heeft ontmoet. Vaak waren hun boeken voor Joris de belangrijkste reden om met hen af te spreken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het volgende fragment, waarin Joris haar reactie op Boek der Herinneringen van Peter Nádas weergeeft: ‘Ik was Nádas dankbaar – het was alsof hij me iets had aangereikt waarmee ik de drama’s om me heen kon herleiden tot vertrouwde gebeurtenissen uit mijn eigen leven. Meer dan ooit wilde ik hem ontmoeten.’392 Daarnaast schrijft Joris dat de verhalen van György Konrád een belangrijke drijfveer waren voor haar om naar Hongarije af te reizen. In haar andere boeken verwijst Joris niet naar werk van schrijvers die ze zelf heeft ontmoet. Joris’ gebruik van intertekstualiteit in De melancholieke revolutie neemt dus een bijzondere positie in binnen haar oeuvre.

Een andere opmerkelijke vorm van intertekstualiteit in Joris’ boeken bestaat uit de verwijzingen naar V.S. Naipaul. Hij is de enige schrijver naar wie Joris in meerdere boeken verwijst, zowel in Terug naar Kongo als in Dans van de luipaard. Uit interviews met Joris is op te maken dat zij hem een tijdlang als een voorbeeld heeft beschouwd, wat ook blijkt uit de manier waarop ze zijn mening verwerkt in haar eigen boeken. Zo schrijft ze in Dans van de luipaard: ‘Een sombere zin van V.S. Naipaul dreunt door mijn hoofd: “De razernij van de rebellen was een razernij tegen metaal, machines, draden, tegen alles wat niet tot het bos en Afrika hoorde.”’393 Zijn oordeel over Congo bepaalt tot op zekere hoogte ook Joris’ visie op het land.

In Terug naar Kongo is een boek van Naipaul de doorslaggevende factor voor Joris’ verblijf in de stad Kisangani:

Als Kisangani niet het decor was van V.S. Naipauls Een bocht in de rivier, zou ik waarschijnlijk vlugger doorgereisd zijn. Maar nu ben ik niet gehaast. Ik ken deze stad, ze is me vertrouwd. Dat ze tien jaar later verlaten is en niets meer uitademt van de woelige gebeurtenissen in het boek, lijkt te horen bij Naipauls voorspellingen.394

389 De poorten van Damascus, 36.

390 Ibidem, 115.

391 Terug naar Kongo, 136.

392 De melancholieke revolutie, 90.

393 Dans van de luipaard, 111.

70

Toch geeft Joris’ verblijf in Kisangani haar uiteindelijk een andere, eigen kijk op de stad. Waar ze eerst nog op zoek gaat naar het Kisangani van Naipaul ‘zoals men in een vreemde stad op zoek gaat naar een verre bekende’, begint zijn boek langzaam aan invloed te verliezen:

En zo komt het dat Naipaul enkele dagen na mijn aankomst naar de achtergrond verdwijnt, als een zonderlinge preoccupatie die ik uit een ver land heb meegebracht en die niemand begrijpt. Langzamerhand begint de stad een eigen leven te leiden. Alleen soms, als iemand over vroeger vertelt, lichten scènes uit het boek weer op.395

Hieruit blijkt dat Joris haar waarnemingen vergelijkt met die van haar voorgangers, maar dat ze wel haar eigen oordeel vormt over de bezochte regio.

Ook in Terug naar Kongo reist Lieve Joris bewust een voorganger achterna: haar oudoom, die missionaris was in Belgisch-Kongo. Hierdoor zijn de intertekstuele verwijzingen in dit boek zeer persoonlijk. Bovendien maakt Joris in Terug naar Kongo verreweg het vaakst gebruik van intertekstualiteit en speelt het nareizen van haar voorganger een cruciale rol. Door het nareizen van haar heeroom reist Joris immers bewust haar eigen koloniale verleden achterna. Lieve Joris neemt in dit boek een aantal brieven, ansichtkaarten en passages uit het ‘missieblaadje’ van haar heeroom op, die tot de koloniale literatuur behoren. Tijdens het koloniale tijdperk hielp het merendeel van de teksten dat toentertijd werd geschreven bij het bevestigen en handhaven van koloniale overtuigingen en gebruiken. Zo hielden schrijvers bepaalde – negatieve - opvattingen over ‘inlanders’ in stand.396 Hiervan is heerooms beschrijving van de motivatie van de paters om het oerwoud in te trekken een duidelijk voorbeeld: ‘om toch iets van onze verheven godsdienst in die zwarte kroezelkoppen te krijgen.’397 Joris toont zich bewust van de standplaatsgebondenheid van haar oudoom. Zij realiseert zich dat zijn denken en handelen werd bepaald door zijn eigen achtergrond, zijn persoonlijke ervaringen en zijn positie ten opzichte van anderen. Daarom oordeelt Joris niet over dergelijke ‘koloniale’ uitspraken. Ze schrijft zelfs dat zijn teksten in de Gerardusbode haar altijd hebben ontroerd, vanwege ‘de dorpse wijze waarop hij vat probeerde te krijgen op de gebeurtenissen in dit vreemde continent.’398

Aan de hand van de reis naar heerooms missieleven doet Lieve Joris een poging om het oude Kongo te leren kennen. De vele verwijzingen naar teksten van hem, waarin hij het leven van de paters beschrijft, helpen Joris bij het schetsen van een beeld van deze voormalig Belgische kolonie. Hierdoor wordt bijvoorbeeld duidelijk op welke manier de paters te werk gingen om de ‘heidenen’ te katholiseren:

Het grootste en bijzonderste voor een missionaris is de genegenheid van de heidenen te veroveren, want dan ook wint hij hen voor de godsdienst. Daarom dus is ’t niet voldoende onderrichtingen en catechismus te geven, neen; men moet zich in hun leven mengen, zoals een bisschop ooit zei: bekeringen gebeuren ’s avonds rond het vuur.399

Wanneer Joris tijdens het nareizen van haar oudoom in een dorpje in het Zaïrese oerwoud terechtkomt, waar hij gedurende zijn missietijd heeft gewoond, heeft Joris het

395 Terug naar Kongo, 254.

396 Brillenburg Wurth en Rigney, 373.

397 Terug naar Kongo, 41.

398 Ibidem, 70.

71

gevoel dat ze het vroegere Kongo eindelijk geeft leren kennen. Dit blijkt uit het volgende fragment: ‘De afgelopen weken heb ik ongestoord in het verleden kunnen dolen, want in Yangapompe lijkt er tussen verleden en heden geen verschil te bestaan, hier zijn de mensen overgeleverd aan evenementen die van buiten op het dorp afkomen.’400 Met dit bezoek aan Yangapompe rondt Joris haar reis in de voetsporen van haar oudoom af, waarmee ook de intertekstuele verwijzingen naar hem ophouden. Vanaf dat moment probeert Joris in Terug naar Kongo het eigentijdse Zaïrese leven te leren kennen en legt zij haar eigen koloniale verleden naast zich neer.

Verder gebruikt Lieve Joris intertekstualiteit in De poorten van Damascus eenmaal als middel om haar eigen ontwikkeling te benadrukken. In dit boek reflecteert ze op Seven Pillars of Wisdom, het eerdergenoemde boek van T.E. Lawrence:

Het zou vroeger niet in me opgekomen zijn een boek van een blanke Engelsman – een militair bovendien! – over deze regio te lezen. Hij was dan wel Lawrence of Arabia, de romantische held die aan de kant van de Arabieren had gevochten, hij was ook de man die verweven was met het verraad achteraf waarover de Arabieren zich altijd beklaagden.401

Met dit citaat geeft Joris weer dat haar visie op oudere teksten zich mettertijd heeft ontwikkeld. Terwijl Joris aangeeft dat ze Lawrences boek vroeger niet zou hebben gelezen, doet ze dit in De poorten van Damascus wel. Op dat moment realiseert Joris dat ze, hoewel ze het niet met alle bevindingen van Lawrence eens is, toch iets over de vroegere situatie in Syrië te weten kan komen door het lezen van zijn boek. Hieruit blijkt dat Joris van mening is dat het lezen van dit soort ‘koloniale’ of ‘verkeerde’ boeken haar kan helpen bij de zoektocht naar een compleet beeld van een land.

Uit deze paragraaf is gebleken dat Joris niet in al haar boeken iemand opzettelijk achterna reist. Wel blijkt uit haar intertekstuele verwijzingen dat Joris zich realiseert dat haar eigen inspanningen om de wereld te ontdekken te laat komen, zij is zich ervan bewust dat anderen haar altijd zijn voorgegaan. Hiermee sluit Joris naadloos aan bij moderne inzichten in reisliteratuur: eigentijdse reisschrijvers kunnen volgens Holland en Huggan niets anders doen dan trachten hun voorgangers te evenaren.402 Hieronder wordt de standplaatsgebondenheid van reisschrijvers uitgediept. Ook wordt besproken welke gevolgen deze met zich meebrengt.